Maarten Buser is van 1991 en woont in Wehl (Gelderland), studeert Nederlandse taal & cultuur en schrijft gedichten. Daarvan verschenen enkele in Op Ruwe Planken, De Uitvreter en Zijn. Maarten stond oktober vorig jaar op Onbederf’lijk Vers. Hij is ook poëzierecensent en schrijft zo af en toe over beeldende kunst. Onlangs behaalde hij de derde plaats bij de Meander Poëziewedstrijd. Ook won hij de vijfde editie van Aan Het Woord! in de regio Achterhoek.
Maarten, gefeliciteerd met je behaalde prijzen van de afgelopen periode. Haal je veel uit je deelname aan poëziewedstrijden?
Allereerst is het natuurlijk fijn dat het gewaardeerd wordt wat ik doe. Dat geeft moed om door te gaan. Daarnaast was aan beide prijzen een geldbedrag verbonden, dat grotendeels geïnvesteerd zal worden in poëzie. Van het geld voor de Meander Poëziewedstrijd heb ik bijvoorbeeld de gedichtenbundel Een verhaal over het lichaam van Robert Hass gekocht. Natuurlijk zorgen de prijzen ook voor een bepaalde druk: als ik aan een nieuw gedicht begin, wil ik dat dat net zo goed wordt als de bekroonde en gepubliceerde gedichten.
Je hebt een Claude-gedicht ingezonden. Claude is een personage dat vaker voorkomt in je gedichten. Is Claude je poëtische metgezel?
Het personage Claude, hij bestaat niet echt, ontstond toen ik ‘Na het feestje – avec Claude’ schreef, dat te lezen is op de website van Aan Het Woord!. Dat gedicht was losjes geïnspireerd op de werkwijze van Claude Monet toen hij kathedralen schilderde, vandaar de naam. Meer overeenkomsten met Monet zijn er in elk geval niet, niet bewust althans. Ik heb na dat gedicht even met het idee zitten spelen om meer gedichten te schrijven waarin personages met een eigen naam in figureerden. Op een gegeven moment realiseerde ik me echter dat de zij-persoon in dat gedicht wel overeenkomsten vertoonde met zij-personen in andere gedichten. Ik heb die toen samengevoegd tot een personage. Die zij-persoon heb ik vrij recent Sybille genoemd. Daarna besloot ik er een reeks gedichten van te maken, met Claude, die zij-persoon en een ik-persoon die er middenin staat. Het gedicht ‘Claude’ is min of meer bedoeld om Claude te introduceren, vandaar dat ik het ook voor Meander heb ingestuurd.
Geloof jij in een stem van jouw generatie?
Nee. De uitdrukking ‘de stem van een generatie’ impliceert, in mijn ogen althans, een veel te grove generalisatie. Als één iemand voor een hele generatie spreekt, een enorme groep mensen dus, moet hij of zij wel heel erg brede lijnen aanhouden. Wat er met onze generatie aan de hand zou moeten zijn, kan waarschijnlijk pas achteraf goed vastgesteld worden; nu zitten we er nog te dicht bovenop. Je kunt nu toch ook nog niet vaststellen welke boeken uit de jaren ’10 over vijftig jaar tijdloze klassiekers zijn geworden? Zodra we genoeg afstand in tijd hebben kunnen nemen om überhaupt een stem van onze generatie aan te kunnen wijzen, zal diegene inmiddels wel bejaard zijn.
Hoelang schrijf je al?
Ik schrijf sinds de middelbare school al gedichten, vanaf mijn vijftiende of zestiende, denk ik. Op mijn twintigste werd er voor het eerst een gedicht van me gepubliceerd en toen had ik ook wel het idee dat ik ergens mee bezig was waar ik tevreden over kon zijn, ook bij latere herlezing. In vroege gedichten kom ik vaak thema’s of stilistische trekjes tegen die een grote rol spelen in mijn huidige werk, maar ze zijn meestal nog niet goed uitgewerkt. Nu werk ik geconcentreerder en herschrijf veel. Ik ben ook gewoon veel minder snel tevreden, soms tot op het frustrerende af.
Je lijkt een aardig hoge productie te hebben.
Ik weet niet waar je dat op baseert, want ik zou graag wat productiever zijn. Omdat ik tegenwoordig veel minder snel tevreden ben, kan het soms twee maanden of langer duren voor ik een gedicht afheb, maar eerlijk is eerlijk: in de tussentijd doe ik ook vaak gewoon niets aan het gedicht of werk aan een ander. Een stok achter de deur werkt meestal prima, omdat ik anders gewoon veel te lang over een gedicht zou doen. Ik vond op een gegeven moment ook dat ik te weinig echt goed materiaal had om in te zenden voor wedstrijden en tijdschriften.
Op wat voor momenten schrijf je?
Het schrijven zelf gebeurt meestal ’s avonds thuis, of in de trein. Als ik er voor ga zitten en ik heb geen idee waar ik over moet schrijven, komt dat idee uiteindelijk ook niet meer. Daarom pot ik meestal ideeën en situaties op in mijn hoofd en als ik er tijd voor heb, probeer ik het gedicht op papier uit te werken. Heb ik een eerste versie, dan duurt het vaak een versie of drie voor ik tot een versie kom waar ik over tevreden mee ben, al blijf ik er vaak nog wat aan schaven of veranderen.
Weet je waarom je schrijft?
Geen idee, ik heb er in elk geval geen hemelbestormende bedoelingen mee. Er staat me iets bij dat ik destijds, vraag me niet waarom, een dichter wilde worden, dus leek het me dat doel indachtig wel handig om daadwerkelijk gedichten te gaan schrijven.
Je studeert Nederlands. Zit dat de poëzie in de weg of komt het het juist ten goede?
Een studie gaat natuurlijk tijd kosten, tijd waarin ik niet aan mijn gedichten kan werken, maar verder is het alleen maar handig. Studeren is een handige manier om veel te blijven lezen en het dwingt ook tot heel aandachtig lezen. Daarnaast heb ik nu ook veel meer het besef van een Nederlandse poëzietraditie vanaf de Middeleeuwen tot nu. Het is erg leerzaam om geregeld eens te kijken hoe een eerdere dichter iets aanpakte. Bovendien heb ik nu een veel beter beeld van hoe intertekstualiteit werkt en hoe nuttig het kan zijn. Ik heb nog steeds een hekel aan gedichten waarin om de drie woorden een naam uit de Griekse mythologie aangehaald wordt, vooral als dat alleen als verfraaiing dient. Dat is gewoon kitsch. Een sterke verwijzing naar een andere tekst kan een gedicht echter veel meer inhoud geven. Dat probeer ik zelf ook te doen: ik verwijs tegenwoordig vrolijk naar allerlei interteksten, zoals over abstracte kunst, uit de Bijbel of van een hiphopgroep als Atmosphere, maar die moeten ook echt iets toevoegen. Bovendien moet het gedicht ook zonder kennis van de intertekst altijd leesbaar blijven.
Lees op de website van Aan Het Woord! meer gedichten van Maarten.