Dichten met dementerenden
door Levity Peters
Het bundeltje was niet voor de VSB poëzieprijs genomineerd, maar ik vind Wijsheid vergeet je niet een van de meest bijzondere dichtbundels van 2012.
Hein Walter schrijft poëzie met mensen die dementeren. Het zijn de bewoners van Archipelhof, de gesloten afdeling van woon- en zorginstelling Archipel, Almere Literatuurwijk. In 2011 kreeg Hein Walter de sleutel van zijn atelier aldaar, en ging de uitdaging aan om met de bewoners ‘kunst’ te maken. Hij had nauwelijks ervaring met dementerenden.
In zijn inleiding schrijft hij: ‘Dementeren zag ik als een proces dat mensen langzaam doet verdwijnen in een soort onbewuste staat van zijn, een proces van vergeten – een proces dat we liever niet mee willen maken. Inmiddels is mijn idee over dementeren volkomen anders. (…) Voor mij is dementie geen aandoening maar een fase in een mensenleven. (…) Niet elk mens maakt elke fase mee, en het is vooraf gelukkig niet te zeggen wie wat meemaakt en waarom, maar elke fase heeft zijn eigen schoonheid.(…) Om dementie als iets moois te zien, is ook wel extreem, maar ik kan mij niet voorstellen dat het een fase is die zonder reden gebeurt. We kunnen op zijn minst open staan voor de mogelijkheid dat dementeren een kans is, een mogelijkheid om in het persoonlijke leven iets te ervaren en te bereiken dat zonder dementie onbereikbaar was.’
Waleska van de Kamp
Wie ik ben, dat weet ik niet.
Ik was telefoniste, telegrafiste:
ik hoor, ik luister – ik was
aan de kant, nooit op de voorgrond.
Eenvoud is het mooiste van het leven.
Zachtheid is iets dat niet onderschat mag.
Hier heb ik de kennis geproefd
van de flauwekul, hier ben ik niet meer kritisch.
Natuur, ik ben natuur, zoals bloemetjes
een kikkertje in de regen.
Wie ik ben?
Ik wil niemand zijn.
Dit gedicht alleen al rechtvaardigt de titel van de bundel, hoewel het volgens mij meer veroverde dan herinnerde wijsheid is. Ik weet niet hoe het de lezers vergaat, maar mij ontroerde het gedicht, en maakte me ook een beetje beschaamd: met welke eenvoudige gedachten en woorden wordt hier echte, levende poëzie gemaakt.
‘Waleska is Pools,’ schrijft Hein Walter, ‘ze spreekt redelijk Nederlands, al is het met een accent. Ze praat niet zo hard en ook langzaam, dus ik moet wel aandachtig luisteren om goed te verstaan wat ze precies bedoelt. (…) Ze is integer en ook intelligent. Ze is vooral zuiver. Waleska kan de hele dag op een stoel zitten en kijken, observeren. Ze ziet veel, en denkt er het hare van. Ze lijkt de verpersoonlijking van het geweten. (…) Ik heb altijd mijn blocnote bij me, maar ik schrijf niet altijd wat op. Soms is ze wat vlak. Maar als ze helder is en energiek, dan lacht ze regelmatig, dan schijnt er vaak zomaar zonlicht uit haar ogen. En de woorden? Ik hoef ze alleen maar op te schrijven, de ene zin na de andere. Thuisgekomen zet ik de zinnen in mijn computer. Soms verschuif ik een zin, soms laat ik een zin weg, maar meer aanpassingen maak ik niet. (…) Het is poëzie in pure vorm.’
Waleska
Waarheid is teleurstelling
als je je in iemand vergist.
De waarheid is bitter, beter
de waarheid niet kennen.
Dieren vertellen elkaar
ook niet de waarheid.
Liever niet verdiepen, zwijg maar liever.
Zwijgen is een diplomaatje waard.
Wat een gouden laatste zin! Het is alsof er met die laatste zin iets doorbreekt van het zonnetje dat Hein Walter beschreef.
De manier waarop de woorden van de dementerende vrouwen en mannen tot gedichten werden gebonden, komt sterk overeen: in de meeste gevallen zijn het strofen van twee of drie regels. Toch ‘hoor’ je de verschillende stemmen. Dat zegt wel iets over de integriteit van Hein Walter; hij heeft niet zijn eigen persoonlijkheid en smaak later prevaleren, ten koste van de stem van de mensen die hij interviewde, hij bleef op de achtergrond, met respect.
De gedichten zijn antwoorden op eenvoudige vragen die hij hen stelde als: ‘Hoe gaan jouw gedachten? Zijn allereerste vraag aan Waleska was: ‘Hoe is het in jouw hoofd?’ ‘Ik geloof niet dat ik denk’, was haar antwoord. Misschien verklaart het iets van het oprechte karakter van deze gedichten; hier is geen sprake meer van welke vorm van berekening dan ook.
Hein Walter was blijkbaar in staat tot het stellen van de juiste vragen. Het verraste mij wat hij ook aan humor heeft blootgelegd:
Cor Spronk
[…]
Ik ben op school geweest
en op school was ik ook al geen denker
De dromer.
Ik ben een slapende denker.
Ik stotter tegenwoordig.
Ik word nog artiest ook.
Ik ben weleens bang dat veel van de al dan niet gerenommeerde dichters vergeten dat het erom gaat je lezers in het hart te raken.
Waleska zegt het zo:
Mooi is als iets aangrijpt, als iets begrepen is
Ik hield niet van lelijke dingen.
Luisteren is vragen: Wat kan ik doen?
Voor lelijke dingen oog hebben.
De dementerenden die deze teksten hebben geleverd, hadden geen enkele pretentie, en Hein Walter heeft in alle bescheidenheid niet meer gedaan dan de schoonheid van hun, ik denk aan de meeste lezers bekende, innerlijk leven bloot leggen. Gezamenlijk hebben ze het voor elkaar gekregen dat ik een aantal keren diep geroerd was, zoals door het laatste gedicht van de bundel:
Liberta Stanthardt
Ik heb geen klachten
over niets of niemand,
maar ik woon hier niet
voor mijn plezier.
Ik moet verder –
in plaats van ballet
doe ik zitgymnastiek,
in plaats van toneelspelen
lees ik. En alles zonder mijn man.
Ach, iedereen heeft weleens
moeilijke momenten in zijn leven.
Ik huil weleens in bed,
niet meer voor publiek.
We hadden samen een mooi leven –
Nu alle tijd. Maar mijn naam is Liberta,
dan ben ik toch gehecht aan vrijheid.
Wie hier niet door geraakt wordt, is verloren voor de poëzie.