Een minder slordige plank
door Wilma van den Akker
Bij het lezen van de bundel Uitzicht genoeg van Marjoleine de Vos, komt een uitspraak van Rutger Kopland bij me boven: ‘Gemis is de motor van de poëzie.’ Hij concludeert dat in een lezing over het werk van Herman de Coninck, getiteld ‘Poëzie als geneesmiddel’. (Uit: Mooi, maar dat is het woord niet.) Ik lees De Vos heel graag, omdat ik die motor voel trillen onder haar poëzie. Om nog even bij het citaat van Kopland c.q. de Coninck te blijven: ‘Het gemis dat zo mooi geformuleerd is, dat iedereen het wel wil hebben.’
Wie Marjoleine de Vos een beetje heeft gevolgd, kent haar gemis. De aard van het gemis doet er niet toe, want ieder heeft zijn eigen gemis. In haar eerdere bundel Zeehond graag verwoordt ze het zo, door middel van haar alter ego Mevrouw Despina:
Mevrouw Despina helpt een baby uit de tram
leest een sprookje, houdt haar tranen droog
‘Het wak in mij is dichtgevroren, of
ligt er een slordige plank over de vijver?
Fragment uit ‘Vrede’
Zeehond graag, pag.10
In Uitzicht genoeg is het alsof de Vos en steviger en minder slordige plank gevonden heeft om het gemis te overbruggen. Op iedere pagina word ik geraakt door haar gelukkige wanhoop. Het eerste gedicht, ‘ruimtevrees’, is meteen raak. Het eindigt met:
Voel warmte op je neus, zie ‘t vroege blad
van vlier. Je keek te ver. Dat wat je zoekt is hier.
pag. 9
Het mag bijna een cliché zijn, ‘het geluk is altijd dichterbij dan je denkt,’ maar hier weet De Vos het geluk wel heel dichtbij te vinden, op haar neus. Denk niet dat de bundel nu één gelukkige jubelzang is. Nee, het rake eraan is dat het gevaar en het gemis overal op de loer liggen. Treffend staat dit in haar beschouwing van en waarschuwing aan een mees, met kunstige verwijzingen naar spirituele belevingen ( Het Woord; aanbidden; leven in het hier en nu.)
AANZIE DE VOGELS
De mees op mijn vetbol waant zich
vast wel behoed, al kent ze niet het woord
dat zegt dat vrij zijn, net als zij, van zorg
omdat uw Vader immers alles geeft,
het wenselijkst is voor al wat leeft.
Ze denkt niet eens eraan mij te aanbidden
die haar zaad en pinda’s schenkt.
Maar o mijn meesje, jij leeft op de pof.
Eerdaags vlieg ik naar Afrika en jij
krijgt spijt van je klein mystiek ideaal:
zo grondeloos opgaan in heden
en almaar denken: nu, nu, nu
Pag. 13
Ik kan wel voorbeelden blíjven geven uit deze troostrijke bundel. Er spreekt zoveel doorleefd gemis uit. Het lijkt bijna op berusting, op vrede met onvervulde verlangens. Maar het motortje blijft trillen, zoals in deze paradox:
Buiten is niets te zien dan het uitzicht,
volledig veranderd in altijd hetzelfde.
Uit: Midden in het leven, pag. 21
De dichteres heeft duidelijk een ontwikkeling doorgemaakt. Haar werk is evenwichtiger, ze weet het motortje nóg beter naar haar hand te zetten. Ze heeft het stuur stevig vast wanneer ze schrijft:
[…]
Kleine sprookjes worden groot
ze krijgen grote woorden, niets past meer
in een kijkdoos behalve interieur, gezellig
voor het niet te kleineren liefdespaar
dat mythologisch naar buiten kijkt. Aan de wanden
lege cirkels getiteld Nooit en Altijd. Mooi is dat
en waar, al is het zelfgemaakt. Daarom juist.
[…]
UIt: Lang en gelukkig, pag. 25
‘We maken er het beste van’, klinkt hier in door, maar dan veel mooier geformuleerd. Zo mooi, dat je het onderliggende gemis bijna zelf zou willen hebben. Als je het nog niet had. Ik ben in ieder geval blij met deze bundel. Elke pagina geeft troost. En wie verlangt daar niet naar?