Maak mij zacht
door Joop Leibbrand
Drie middeleeuwse verzamelhandschriften zijn voor de bestudering van de Middelnederlandse letterkunde van groot belang: het Comburgse handschrift met de hele Van den vos Reynaerde, het Hulthemse handschrift met de afschriften van de abele spelen en het Gruuthusehandschrift dat o.a. bekend is van het Egidiuslied en het Kerelslied.
Het laatmiddeleeuwse Gruuthusehandschrift staat centraal in de Brugse tentoonstelling ‘Liefde en Devotie’ over het culturele, sociale en religieuze klimaat in Brugge (‘het New York van de middeleeuwen’) rond 1400, de tijd waarin het handschrift voor de eerste bezitter en naamgever Lodewijk van Gruuthuse (ca. 1427-1492) werd samengesteld. Eeuwenlang bleef het Gruuthusehandschrift in Brugs privébezit, het laatst in dat van baron Ernest van Caloen uit Koolkerke, maar in 2007 kon de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag het aankopen. Op de website van de KB is het integraal te bestuderen.
Het Gruuthusehandschrift bestaat uit drie aparte delen. Het eerste bevat zeven berijmde gebeden, het tweede telt 147 liederen en het derde nog weer eens zestien gedichten en een tweetal korte aanvullende teksten. De meeste teksten in het handschrift zijn anoniem, maar twee auteurs, rijke Brugse burgers die actief waren in beroepsverenigingen, religieuze broederschappen en zelfs het stadsbestuur kennen we bij naam: Jan van Hulst en Jan Moritoen. Van Hulst was de oprichter van de oudste Brugse rederijkerskamer, het gilde van de Droge Boom en over Jan Moritoen had prof. Klaas Heeroma enkele decennia terug op nogal intuïtieve gronden de theorie dat hij de auteur was van vrijwel alle liederen uit het handschrift.
Ter gelegenheid van de tentoonstelling nam de KB het initiatief tot een publicatie voor het grotere publiek. Herman Brinkman, hoogleraar ‘Tekstoverlevering en teksteditie’ aan de UvA en bij het Huygens Instituut werkend aan een wetenschappelijke editie van het Gruuthuse handschrift, stelde een bloemlezing samen en voorzag deze van verbindende teksten. Maria van Daalen zorgde voor een goed lopende moderne vertaling, die me af en toe wel wat aan de vrije kant lijkt te zijn, maar kennelijk niet zodanig dat ze door een veto van haar hooggeleerde co-auteur getroffen werd. Het boek is daarbij schitterend geïllustreerd met tal van afbeeldingen van miniaturen en op iedere bladzijde vinden we bovenaan in facsimile een stukje van het manuscript dat correspondeert met de opgenomen tekst. Daarop is dan vaak ook de opvallende toenmalige muzieknotatie te zien met streepjes i.p.v. noten.
Brinkman besloot voor zijn tekstkeuze tot een thematische aanpak rond de onderwerpen ‘jeugd’, ‘vriendschap’, ‘liefde en lust’ (verreweg de grootste afdeling), ‘muziek en dichtkunst’, ‘geloof en saamhorigheid’, ‘werk en arbeid’, ‘levenswijsheden’ (een rubriek met veel losse citaten), ‘ouderdom’ en ten slotte ‘sterven en rouw’. Alle teksten kregen een korte, inhoudelijke toelichting.
In zijn huidige vorm opent het handschrift met een gebed dat is geïnspireerd op één van de zogeheten boetpsalmen. De eerste strofe ervan sluit nu de afdeling ‘jeugd’ af:
Misere mei, Deus.
Dat ic in ijdelheden dus
hebbe versleten mijn jonghe leven,
vader dat wil mi nu vergheven
na dijnre groter ontfaermicheit.
Sie up mi vader. Het is mi leit,
dat mi niet leet ghenouch en zi,
dat ic mesdaen hebbe jeghen di.
Recht als een worm van groter onwerde
boghe ic mijn anschijn toter erde.
In bem niet wert, dat ic mijn oghen
di zoude, sonder tranen, toghen,
doch biedic di mijn handen beide.
Help mi, mijn vader, dat van mi sceide
dese arde memorie, ende mac mi zoet,
so offere ic di der tranen vloet.
In de versie van Maria van Daalen:
Lieve God, het spijt mij zo
dat ik met nietsdoen, drank enzo,
mijn leven vroeger heb versleten,
kunt u het alstublieft vergeten
in uw compassie en grote trouw.
Kijk naar mij, vader. Ik heb berouw
want nooit heb ik berouw genoeg
van al de fouten die u verdroeg.
Nietig, zonder waarde, het kleinste dier
op aarde, buig ik diep voor u hier.
Ik kan u mijn ogen niet laten zien
behalve vol tranen misschien,
maar ik bied u mijn twee handen aan.
Help mij, mijn vader, dat het weg mag gaan
dit trauma, maak mij zacht, dat ik bedaar,
ik bied u huilen, huilen maar.
Voor de keuzes die Brinkman voor zijn transcripties maakte, zullen we op de wetenschappelijke uitgave moeten wachten. Ik ben bijvoorbeeld benieuwd waarom regel vijf van de eerste strofe van het Egidiuslied ineens afwijkt van de vorm waarin ik het via de schoolboeken en de bloemlezingen altijd gekend heb.
Egidius, waer bestu bleven?
Mi lanct na di, gheselle mijn.
Du coors die doot, du liets mi tleven.
Dat was gheselscap goet ende fijn,
het sceen ten moeste ghestorven sijn.
Van Daalen:
Egidius, waar mag je wezen?
Ik wil je zo graag aan m’n zij.
Jij ging maar dood, jij liet mij leven.
Zo goed toen, tussen jou en mij,
als kwam de dood nooit meer voorbij.
Altijd luidde die laatste regel ‘het sceen teen moeste ghestorven sijn’ en nu is dat ‘teen’ ‘ten’ geworden. Oudere vertalingen maakten van de laatste regel ‘bleek de ene te moeten sterven’, ‘het leek erop dat we tegelijk zouden sterven’ of ‘het scheen geheel te moeten zijn gestorven’. Van Daalens versie is nu nogal afwijkend, maar wel mooi. Eenvoudig ook, en dat geldt voor al haar teksten, die het Middelnederlands op een vanzelfsprekende manier ontsluiten. Slechts een enkele keer zou ik haar willen ‘verbeteren’, bijvoorbeeld aan het begin van het zogenaamde Tweede Egidiuslied, dat begint met de prachtige regels ‘O cranc, onseker, broosch engien,/ snee of glas als dijn nature,’. Van Daalen schrijft: ‘Oh zwak, kortstondig, broos object,/ sneeuw ben je, of glas, van nature,’. ‘Engien’ vertalen met ‘object’ doet mijns inziens geen recht aan het woord. Het hangt samen met ‘machine’, dus ik zou gekozen hebben voor ‘machientje’, of ‘maaksel’. Ergens kwam ik als vertaling ‘verstandelijk wezen’ tegen. Minder dichterlijk, minder muzikaal is niet mogelijk, maar het staat in betekenis wel lijnrecht tegenover ‘object’.
Voor het overige: een schitterende uitgave en alle complimenten aan auteurs en uitgever.
***
Op de bijgeleverde cd voert het ensemble Fala Música (zang, vedel, luit, harp, blokfluit en symfonia, een klein model draailier) zes liederen uit in de vorm waarin ze door musicologe Ike de Loos (1955-2010) werden gereconstrueerd, waaronder het bekende ‘Aloeette, voghel clein’ en de twee Egidiusliederen.
De tentoonstelling Liefde & Devotie in het Gruuthusemuseum, Dijver 17 in Brugge werd op 22 maart geopend en loopt nog tot 23 juni van dit jaar.
Zie www.liefdeendevotie.be