De veelkoppige antwoorden op het verlangen
Levity Peters
Het is grappig om een dichtbundel te lezen met de titel Ons verlangen, en dat verlangen nergens omschreven te vinden.
Wat vinden we wel? Zes reeksen gedichten met de titel ‘Onzekerheden’. En daarin geen enkel gedicht dat van onzekerheid getuigt. Om bij dat laatste te beginnen: er had evengoed te titel ‘Mogelijkheden’ kunnen staan. Elk gedicht lijkt wel een poging om onzekerheden te slechten. Zaken benoemen is er boven staan, ze beheersbaar maken. In ‘Onzekerheden 19’ doet Paul Bogaert het zo:
En zij sprak:
‘Iedereen is dood. Blijf hier.
Zo’n apotheose is een zelfblussysteem.
Die spontane sproeikoppen teerden
op de pretentie van de incestueuze spreadsheets eronder.
Help mij uitpakken. Het water moet rusten,
maar straks kunnen wij samen
in bad. Dat zijn mijn scripts, voorzichtig, dat is de as
van mijn ex (Clown Anticlimax), die na het vinden van de formule
om van affectie afkeer te maken
zijn leven aan de uitrol van de status quo heeft gewijd.
Op zijn grammatica bijten ze overal ter wereld
nog altijd hun tanden stuk.
Ik heb altijd de weg van de minste weerstand
gekozen en kijk wat ik heb bereikt!’
Wat opvalt in dit gedicht is hoe de serieuze zaken van het leven – dood, affectie, diepgang, wilskracht- stuklopen op de drukke chaos van een uiterlijke leven. Hoe allerlei onzin als werkelijkheid wordt aanvaard, om de onzekerheid waarin het leven ons stort, wanneer we stilstaan bij het waarom van de dingen, te overtroeven. De pijnlijke zaken worden niet genegeerd maar onschadelijk gemaakt: de uitrol van de status quo. ‘Iedereen is dood. Blijf hier.’ Humor blijft het machtigste wapen tegen de werkelijkheid.
Paul Bogaert gebruikt het in ‘Onzekerheden 5’ zo:
Binnen zitten slijpers
tegen de klok te slijpen.
Slijpers opgelet.
Men kan lachen en stappen met een beenprothese.
Men kan lachen en bijten met een kunstgebit.
Maar met een glazen oog?
Ik ken bijna geen gedichtje dat kernachtiger de vraag stelt naar de zin van ons bestaan. Of dat hilarischer wijst op de zinloosheid ervan. We doen wel ons best op onze manier het leven te leiden dat van ons gevraagd wordt (met behoud van het zogenaamd eigene), maar we zijn ons nauwelijks bewust wat we aan het doen zijn. Al onze rechtvaardigingen lijken lapmiddelen. Nr. 16:
Voor mij
komt de dynamische grafiek uit de grond,
veel breder gespreid dan verwacht.
In bonte imposante rijen
groeien
de driedimensionale kolommen:
onmisbare informatie
uit het spectrum van blijdschap tot leed.
Ik wil niet alleen zijn! Je bent niet alleen!
Alles uitschuifbaar van 0 tot 100%.
Functionele lapmiddelen. Serieuze pogingen om orde te brengen in ons bestaan. Paul Bogaert blijkt niet echt een vrolijke kijk op het leven te hebben: het gaat van blijdschap tot leed, niet andersom. Wanneer je die lijn doortrekt lijkt het ‘Je bent niet alleen!’ de grootste opgaaf, met het pijnlijkste resultaat.
Ik wil niet alleen zijn! Daar hebben we Ons verlangen.
Is dat het? Hoe ziet het verlangde samenzijn er dan uit? ‘Onzekerheden 20’:
En zij wreef
over haar benen.
‘Ik kan voyeurs zo plooien en aandraaien
dat ze niet langer verlangen deel van iets anders te zijn.’
Ze opende een jerrycan Dettol.
Ze friste het water op en ging erin liggen.
‘Lekker fris hoor,’ zei ze, ‘dit eeuwenoude water is weer lekker fris.
Kom er maar bij. Met je valse contacten
en je gewaarwordingen.
Afstand en ontsmetting, manipulatie en tolerantie. Superioriteit over wie nabijheid noch eenzaamheid aankan. De illusie van echtheid, en de onschadelijk gemaakte ervaren werkelijkheid. Alleen kunstmatig is de ander te benaderen. Alleen op je hoede kun je samenzijn. Harmonie is slechts mogelijk wanneer je je aan de ander aanpast. Bogaert in ‘Onzekerheden 22’:
Zij martelde kabbel en klots mijn gedachten
met een immense terugwerkende kracht
en met een reeks in serie geschakelde
zichzelf waarmakende voorspellingen
tot er niets meer mogelijk was
tenzij het slechtste
in elkaar naar boven halen.
Achter een kalm voortkabbelend gesprek blijkt van de kant van de ander slechts de berekening om het slechtste naar boven te halen; de ander te ontmaskeren. Of je wilt of niet; je zult voor je eigenheid moeten opkomen. Je zult de ander onschadelijk moeten maken, of je wilt of niet; je zult moeten vechten. ‘Onzekerheden 34’:
Zo veel mogelijk. Zo lang mogelijk.
Je kunt de besten verslaan
door gebruik te maken van de
vermenigvuldigingsmogelijkheden.
Het is zoals gezegd tegen de tijd;
je kunt niet blijven zoeken.
Er zijn drie fasen om je te bewijzen,
een machtige raket door genieën bedacht.
Je moet in alle richtingen
kettingen leren maken en oefenen
en blijven oefenen en dingen onthouden
om nog beter te worden.
Hier nog voorbeelden.
Het sleutelwoord is vijand.
Er zijn ook medailles. Die kun je dan tellen.
Ons verlangen brengt ons in een onhoudbare maar leefbare situatie: De zin van ons bestaan is onbekend (volgens de Hindoes is het bestaan de droom van Brahma die de wereld schiep omdat hij eenzaam was) maar we blijven geloven in de betekenis van wat we doen. We hebben geen keuze. We blijven geloven in het geluk, omdat we weten dat het bestaat, al bestaat het soms maar kortstondig, en beseffen we dat later pas. Maar toch – We blijven geloven in de ander, al weten we zeker dat die tekort zal schieten; we houden van hem of haar. En we blijven geloven dat iemand ons zal zien wanneer die machtige drietrapsraket van ons specifieke talent de ruimte is ingeschoten, en veel concurrentie achter zich laat. Gezien worden is wellicht ons diepste verlangen.
Misschien wel bewonderd, maar boven alles aanvaard als wie we zijn.
Wat mij betreft is Paul Bogaert al een flink eind. Ons Verlangen is een prachtige veel gelaagde bundel.
***
Paul Bogaert (1968) schreef eerder de bundels WELCOME HYGIENE (1996), Circulaire systemen (2002) en AUB (2006). Zijn Verwondingen was het Gedichtendagessay van 2008. Zijn meest recente dichtbundel de Slalom soft (2009) werd vertaald in het Duits en bekroond met de driejaarlijkse Poëzieprijs van de Vlaamse gemeenschap.