Van Sander de Vaan verschijnt binnenkort bij uitgeverij De Contrabas Bal zoekt man. Het is een bundel vol gedichten over legendarische voetballers, van de in 1899 geboren Jacobo Urso tot aan Cesare Prandelli, geboren in 1957. Alhoewel niet bepaald een voetbalkenner vond Rob de Vos de bundel zo intrigerend dat hij er wel eens met Sander over wilde praten.
Net als in het tv-programma Voetbal International gaat het in je bundel niet over voetbal maar over voetballers. Wanneer is een voetballer geschikt om er een gedicht over te schrijven?
Voetballers zijn net mensen en in principe kun je dan ook over iedere voetballer een gedicht schrijven. Maar het is mooi meegenomen als ze op de een of andere manier tot de verbeelding spreken. Neem Garrincha, de geniale Braziliaan die maling aan iedereen had en met zijn eigenzinnige acties op en buiten het veld de harten van het volk stal.
Of Matthias Sindelar, een begaafde speler van Austria Wien: hij was het die in 1938 tijdens het "Anschluss-Spiel" tussen nazi-Duitsland en het zojuist ‘aangesloten’ Oostenrijk de Duitse spelers op hun nummer zette. Kort daarop stierf hij met zijn geliefde aan koolmonoxidevergiftiging. Velen vermoeden dat het paar zelfmoord pleegde vanwege de nazi-overheersing, maar er zijn er ook die het op een defecte kachel houden.
En dan is er natuurlijk Moacir Barbosa, de keeper van het Braziliaanse elftal dat thuis, in 1950, de wereldtitel aan Uruguay verspeelde. Barbosa kreeg de schuld en werd door het gros van de Brazilianen voor de rest van zijn leven verketterd. Kwam hij bijvoorbeeld een drukbezochte bar binnen, dan zat hij even later alleen… Moacir stierf in 2000, vereenzaamd en berooid. Tot op het laatst beklaagde hij zich dat hij een levenslange straf moest uitzitten voor iets wat hij niet gedaan had, terwijl de maximale gevangenisstraf voor zware misdrijven in zijn land dertig jaar was. De mythe van dat o zo vrolijke, balverliefde Brazilië is met Barbosa’s levensverhaal dan ook genadeloos doorgeprikt.
Brazilië
Hoe zacht of hard was de bal
als hij weer eens niet slapen kon
hoe snel, traag kwam Ghiggia op hem af?
Hij, Barbosa, werd lucht bij leven
door één enkel schot
van een sluwe Uruguayaan
Hij, Barbosa, doodde alleen de tijd
maar kreeg levenslang (én de doelpalen
van het Maracanã thuisbezorgd)
De maan boven Brazilië is een bal
de achterkant kende alleen hij
Barbosa – keeper zonder schaduw
Zou je, in plaats van over de spelers, ook over het voetbalspel zelf poëzie kunnen schrijven?
Jazeker. Om nog even in Brazilië te blijven: Carlos Drummond de Andrade schreef een gedicht over een steen die midden op een weg lag, het werd zo’n beetje het meest besproken gedicht van de eeuw. Dus waarom geen gedicht over een bal op een lap gras, of – nog spannender – een bal op een penaltystip? De beste spelers creëren overigens poëzie met hun voeten en daar kan geen pen aan tippen. Neem deze actie van Arsenal, onlangs tegen Norwich City. En verder heb je natuurlijk ‘hofleveranciers’ als Messi, Maradona, Garrincha, Ibrahimovic, Cruijff en Ronaldo, die wekelijks garant staan (of stonden) voor kunststukjes. Dit juweeltje, van René Higuita op Wembley, tussen die lat en die twee doelpalen, kun je met een beetje fantasie een haiku noemen.
Speel je zelf voetbal?
In mijn jeugd speelde ik bij VV Trekvogels, op de Kwakkenberg in Nijmegen. De enige Trekvogel die het gemaakt heeft in het profvoetbal is Frank Demouge. Hij boekt momenteel succes bij Roda JC als stormram in de spits. Ik ben zelf in de B-jeugd afgehaakt. Mooie tijden hoor: in de modder trainen op een minuscuul veldje naast het hoofdveld en lekker dromen dat je ooit de top haalt, de winnende treffer in de WK-finale scoort en dan de helft van je salaris weggeeft als een soort Moeder Teresa op noppen. Overigens werden we door lollige tegenstanders steevast ‘Rukmussen’ genoemd. Daar kon ik wel om lachen, maar er waren ook medespelers die furieus reageerden.
Tegenwoordig trap ik nog wel eens een balletje met mijn zoon op het strand. De techniek is er nog, evenals de kinderlijke vreugde na een fraaie hakbal, maar het begint hier en daar wel te kraken.
En zit je regelmatig op de tribune?
Ik moet voor mijn werk veel op reis door Europa en als het even kan, probeer ik een wedstrijdje mee te pikken. Het maakt me daarbij niet uit of het op het hoogste niveau is of een paar divisies lager. Zeker in Engeland niet. Daar heb je vier profniveaus en ik ga met evenveel plezier naar Manchester United als naar Notts County. Die sfeer daar is fantastisch. Het mooiste stadion vind ik overigens San Siro in Milaan, maar ga er niet naar de toiletten, tenzij je een knijper op je neus zet. Je kunt beter naar een leuk barretje naast het stadionplein gaan. Over dichten en voetbal gesproken: de voetbalgekke barman aldaar heeft een ‘Licenza Poetica’ aan de muur hangen…
Nederland
Niemand die op en buiten het veld
alles zó naar zijn hand wist te zetten
als jullie nummer veertien, jullie Johan
we dronken een kop koffie in een hotel
ik moest gaan, JC liep mee naar de uitgang
wilde de deur openen, maar ik was hem vóór
toen ik de klink beetpakte, zei hij snel:
De deur gaat naar buiten open
en maakte aldus nog net gelijk
Er staat ook een gedicht over Cruijff in. Volgens mij zou je alleen over hem al een hele bundel kunnen schrijven.
Klopt, ‘onze’ nummer 14 staat in het voetbaluniversum zo’n beetje voor het zelfde als het getal pi in de wiskunde: voor oneindigheid. Johan beschikt over een oneindig spelinzicht, is oneindig wijs én eigenwijs, om nog maar te zwijgen over de oneindige spraakwaterval die hij óók is.
Cruijff was een unieke, grensverleggende voetballer en trainer, en hij is nu ook een uniek orakel waarvoor je zelfs een speciaal woordenboek kunt samenstellen (zowel in het Nederlands als in het Spaans, want ook in Spanje begrijpt men hem lang niet altijd). Ik heb Johan een paar keer zien voetballen en dat was echt genieten. Als hij de bal kreeg ging er steevast een golf van verwachting door het stadion. En keer op keer deed hij dan net dát wat je niet verwachtte, omdat hij zag wat wij niet zagen.
Het gedicht in mijn bundel is een letterlijke weerslag van wat de Argentijn Jorge Valdano, een van de weinige dénkers in het voetbalwereldje, ooit over Cruijff vertelde: Johan die altijd, overal wil winnen, ook als het om het openen van een deur gaat…
Eerlijk gezegd -en ik hoop niet dat Henk Spaan mee leest- hou ik niet zo van voetbal. Maar in je gedichten leg je wel een interessante verbinding tussen de spelers en de wereld waarin ze leefden. Zoals de politieke omstandigheden. Dat is bijvoorbeeld zo bij Matthias Sindelar die je net noemde en bij Mario Kempes, die voetbalde ten tijde van de militaire dictatuur in Argentinië. (En die we in Nederland vooral kennen vanwege de verloren WK-finale in 1978, een wedstrijd die zelfs ik helemaal heb bekeken destijds.)
Wat vind je van de uitspraak ‘sport en politiek hebben niets met elkaar te maken’?
Dan sta je dus – om met Henk Spaan te spreken – op gelijke hoogte met Gerard Reve en Harry Mulisch, niks mis mee toch?…
Alleen zijn die dood, zoals Spaan zo fijntjes zegt in zijn voorwoord …
Sport en politiek hebben niets met elkaar te maken. Helaas staan er bij vrijwel ieder aansprekend sportief succes meteen zwermen politici klaar om op de euforie mee te surfen. Dit is echter nog redelijk onschuldig. Ernstig wordt het wanneer dictators de sport misbruiken voor hun eigen doeleinden. Tijdens het WK in 1978 heerste generaal Videla (onder meer ‘agrarisch gesouffleerd’ door Jorge Zorreguieta) op meedogenloze wijze in zijn land en hij greep het toernooi aan om zijn imago op te poetsen en de bevolking koest te houden. Dat evenement had natuurlijk nooit daar mogen plaatsvinden, maar ook toen was de FIFA al een van de machtigste én minst gecontroleerde organisaties in de wereld. En dus deden de voetbalbobo’s waar ze zin in hadden, in ruil voor… Ja, voor wat? Alleen de gedachte al maakt misselijk, als je bedenkt hoeveel doden en menselijk leed die junta op haar geweten heeft…
Maar laten we evenmin vergeten dat niet alle handlangers van dat regime door-en-door-perverse sadisten waren. Het zou makkelijk zijn als we goed en kwaad eenvoudig konden scheiden, maar zo werkt het niet. Mijn gedicht over Mario Kempes stipt dat thema aan. Op het moment dat Kempes zijn tweede goal scoorde, ontstond er in een nabijgelegen, illegaal martelcentrum een kort moment van gezamenlijke euforie bij gefolterden én folteraars. Een bizar voorval, maar het gebeurde ook in andere detentiecentra in Argentinië, zo vertelde een vriend van mij die daar toen gevangen zat en gruwelijk gemarteld werd…
En is voetbal een vorm van religie?
Er wordt tegenwoordig veel gepraat over ‘voetbaltempels’, maar religie is gebaseerd op geloof, terwijl voetbal juist een functie ter afleiding vervult. Ik ken mensen, vooral in Engeland, die de hele week vrijwel uitsluitend voor de volgende wedstrijd van hun favoriete team leven. Voor hen is voetbal geen belangrijkste bijzaak maar hoofdzaak geworden. Voor veel anderen is voetbal íets minder belangrijk, maar wel een perfecte uitlaatklep voor allerlei sentimenten én een bron van puur genot. Voetbal is geen oorlog, voetbal heeft – afgezien dan van de mini-oorlogjes tussen hooligans – juist voor een kanalisatie van allerlei menselijke, min of meer woeste gevoelens gezorgd die onder andere omstandigheden tot een échte oorlog kunnen leiden.
Dat doet me denken aan je gedicht over die voetbalwedstrijd tussen de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. Dat had men dus vaker moeten doen.
Voetbal als opium voor het volk, die Nepalese bouwvakkers die bij bosjes sneuvelen tijdens de bouw van de stadions voor het WK 2022 in Qatar, FIFA-voorzitter Sepp Blatter die vindt dat Cristiano Ronaldo te veel geld uitgeeft aan zijn kapsel … Daar zouden we het ook nog over kunnen hebben. Maar laten we niet proberen alle wereldproblemen op te lossen en teruggaan naar de poëzie. Of nee, nog even dit: heb je wel eens voetballers geïnterviewd?
Die Blatter moet vooral zijn mond houden als het om geld gaat. Ronaldo mag dan een haantje zijn, hij werkt als geen ander tijdens de training, leeft 100% voor zijn vak én is een fantastische voetballer. Hij doét dus wat voor het (vele) geld dat hij ontvangt; Blatter en zijn maten ontvangen eveneens veel geld, maar naar verluidt heeft dat vooral met dubieuze praktijken te maken.
Dan de interviews… Ik heb veel schrijvers, wielrenners en voetballers gesproken, onder meer voor de NRC en Die Welt. Schrijvers, daar hoef je amper moeite voor te doen om er een interessant interview van te maken, want die hebben meestal genoeg te vertellen. Wielrenners zijn over het algemeen bescheiden mensen die iedere dag keihard voor hun brood moeten werken. Vijfvoudig Tourwinnaar Miguel Indurain stond mij ooit om bijna twaalf uur ‘s nachts te woord, terwijl hij de volgende dag gewoon weer een etappe moest rijden. Maar veel te vertellen had hij niet, net als het gros van zijn collega’s.
Iets dergelijks geldt voor nogal wat voetballers, maar mensen als Jorge Valdano en Johan Cruijff vormen een uitzondering – met hen kun je over van alles praten. Kempes heb ik een keer per telefoon geïnterviewd; ook hij is zeer spraakzaam, vooral over zijn wilde avonturen in landen als Albanië en Indonesië. En dan heb je mensen die – als je pech hebt – opeens geen zin meer hebben om te praten. Neem Ronald Koeman. Ik had een afspraak met hem, maar hij zag zijn maten, waaronder Pep Guardiola, al aan de bar zitten en beperkte zich tot twee-lettergrepige antwoorden. Eigenhandig een vastgelopen rund uit de Groningse klei trekken is makkelijker dan een nukkige Ronald aan het praten te krijgen.
Duitsland
Het is zover – het blauwe uur
dat op dit eiland al te vaak grauwt
De laatste jongens gaan naar huis –
weer een dag op straat gespeeld
weer een dag voorbij
Thuis wacht hem de leegte
net als ‘s weekends tussen de palen
nog even en ze komen, zijn demonen:
het front, de kampen, almaar op de vlucht
hoon en haat in zijn nieuwe vaderland
de gebroken nek met City in de finale
Dit alles kan hij nog wel pareren
als de vermoeidheid hem belaagt
Het is John, zijn dode zoon – straks
zal ook hij hem weer bezoeken
maar blijven nooit
Een aantal van je gedichten gaan over keepers. Nemen die in de voetbalcultuur een bijzondere plaats in?
Veel keepers zijn gaan keepen omdat ze niet konden voetballen. Maar er zijn ook keepers die een roeping hebben om tussen de palen te staan. Veel keepers zijn verder prettig gestoord. Volgens Vitessedoelman Piet Velthuizen moet je wel ietwat mesjogge zijn om voor iemand te gaan staan die vanaf een paar meter een bal met 120 kilometer per uur op je afvuurt. Het keepersvak is vooral ook een eenzaam vak. Als je als veldspeler een fout maakt, kun je je meestal wel achter een medespeler verschuilen of vervolgens de longen uit je lijf rennen, maar een keeper die een blunder begaat, is op dat moment de eenzaamste mens op aarde. De zelfmoord van de bekende Duitse keeper Robert Enke, in 2009, toont helaas dat de druk op een doelman soms tragische gevolgen kan hebben, zeker als het in zijn privéleven ook niet meezit.
Terug naar de poëzie dan maar. Over welke andere sportbeoefenaars zou je een dichtbundel kunnen schrijven? Wielrennen?
Over wielrennen zeker. Zo’n Giro d’Italia of de Tour de France, dat is ieder jaar weer een bron vol mooie verhalen en anekdotes. En dan dat afzien op zo’n berg… Bert Wagendorp memoreert in zijn prachtige roman Ventoux een al even prachtig sonnet van Jan Kal, dat aldus begint: ‘Dichten is fietsen op de Mont Ventoux’…
Welke sport zou je helemaal niet inspireren?
Cricket. Een paar verzen over thee en gapen, veel meer schiet me niet te binnen. Nee, dan nog liever curling, laat de woorden maar glijden op dat ijs, traag, trager, traagst…