Kleine zaken, grote inzichten
Marijntje Gerling
In 1940 verscheen bij uitgeverij G.A. van Oorschot de dichtbundel Parken en woestijnen van M. Vasalis (pseudoniem van Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans, 1909 -1998). Een van de beschouwers typeerde dit werk met de woorden: ‘Een schijnbaar banaal gegeven leidt tot een flits van inzicht’.
Opmerkelijk is de parallel met de poëzie van Marjet Cliteur meer dan zestig jaar later. In het begeleidend schrijven achterin Bewaakt ogenblik valt te lezen: ‘De gedichten […] beschrijven min of meer kleine, dagelijkse, onopmerkelijke gebeurtenissen. Met dien verstande dat er iets onder, boven, achter of naast het gebeuren in het oog valt. De dichter wil zulke momenten, die zoals bekend haast voorbij zijn voor ze beseft worden, vangen.’ Cliteur voert haar lezer van -zo lijkt het- kleine, haast triviale zaken naar grote, blijvende inzichten. Een voorbeeld.
Park en vergezicht
‘Dat zijn kleine probleempjes. Stap eroverheen.
Blijf naar dat park gaan,’ zegt mijn therapeut.
Maar nu zie ik een konijn
en in dat konijn de konijnenlijkjes
die ik vroeger in de duinen zag.
Het echte konijn steekt er vaal bij af
en loopt veraf door bleek gras.
Ik voel geen wind meer.
Mijn kippenvel zit op vreemde benen.
Alleen het diepste punt van het park,
waar je opkijkt naar drie snelwegen
en de Zuidas erachter,
meestal overvlogen door een vliegtuig:
dat komt binnen.
De overeenkomst met Vasalis is alleen wat de titel betreft al niet onverholen. Deze reikt verder. De kleine problemen blijken voor de ‘ik’ levensgroot te zijn. En onoverkomelijk. De onmacht en het onvermogen stijgt boven het personage uit: ‘mijn kippenvel zit op vreemde benen.’
Ter vergelijking een gedicht uit de bundel Parken en woestijnen.
ANGST
Ik ben voor bijna alles bang geweest:
voor ’t donker, voor figuren op het kleed,
voor stilte, voor de schorre kreet
van de avondlijke venter, voor een feest,
voor kijken in de tram en voor mezelf.
Dat zijn nu angsten, die ik wel vertrouw.
Er is één ding gekomen, dat ik boven alles vrees
en dat mij kan vernietigen; dat ik bedelf
onder een vracht van rede, tot het wederkeert:
dat is het nuchtere gezicht van mijn mevrouw
wanneer zij ’s morgens in de kamer treedt
samen met het ontluisterd licht en dat ik weet
wat ze zal zeggen: nog geen brief, juffrouw.
Nagenoeg dezelfde aanpak en een identiek spectrum aan emoties als bij Cliteur worden hier tentoongesteld: de tegenstelling tussen heden en verleden, hoop, vrees, paniek.
Er is echter (in ieder geval één/een) opvallend verschil tussen beide dichters. Bij Vasalis wordt de lezer impliciet aangesproken door herkenbare gedachten en gevoelens. De binding met het publiek in het geval van Cliteur is sterker, meer uitgesproken. De bundel staat vol tips en handreikingen aan het adres van de diegene die het werk leest. Zeer dikwijls spreekt Cliteur in imperatieven aan het einde van haar gedichten. ‘Doe dit!’ en ‘Laat dat!’ klinkt het.
Louter vulsel
Twee balkjes vullen een gat
in de witte muur.
Provisorisch gemaakt.
Toevallig voorhanden.
Door het dichten, raken ze
elkaar, passen ze.
Gooi ze eruit! Poer erin
tot ze lullig en scheef
in uitgemergeld gips
hangen en er net zo goed
uit kunnen.
Hou het open.
Ook in ‘Louter vulsel’ wordt de lezer betrokken en vermaand. Waarom zou je alle gaten in je (levens)huis vullen? Laat ze ongemoeid. Niet alles hoeft dichtgesmeerd. Want hoe houd je anders ruimte voor de verbeelding, voor het ‘onbewaakte ogenblik’? De dichter verklaart zelf in het eerder aangehaalde nawoord dat ‘het bewustzijn […] opgerekt [moet] worden. Zo luidt haar missie. Dit idee wordt ook mooi zichtbaar in ‘de magie van het vogelschilderijtje’.
De magie van het vogelschilderijtje
Waarom blijf ik haken aan dit vogeltje
met de lichtblauwe cirkel om hem heen?
Het rondje lijkt op een vergrootglas,
maar het vogeltje wordt er niet scherper door.
Toch zit hij in het middelpunt
met zijn staartje omhoog in de boom.
O, dat vanzelfsprekende vogeltje,
zo losgezongen van tak, boom, bosje.
Hij staat in de schijnwerpers. Het is niet erg.
Niet elke lelijke veer wordt uitvergroot.
Hij hoeft niet in een donker hoekje
met zijn ruggetje naar de wereld.
Het gedicht is geënt op het (onderstaande) schilderij ‘Magnify’ van Fionna Murray. ‘Magnify’ wil zoveel zeggen als ‘groot maken’. Het vogeltje wordt grootgemaakt (‘staat in de schijnwerpers’) en ook weer niet, omdat de cirkel niet werkelijk als loep dienstdoet. De betovering of de paradox van dit vers (en van het doek) is de notie van het klein zijn en toch gezien – mogen – worden. Opnieuw gaat het hier van het kleine naar het grote. Treffend is in dit verband ook de afbeelding op de voorzijde van Bewaakt ogenblik. De illustratie, vervaardigd door Cliteur – zelf beeldend kunstenaar -, toont een mens liggend op knieën en ellebogen. Hij heeft iets nietigs in handen wat hij aandachtig bestudeert en beschermt, bewaakt.
‘Magnify’ van Fionna Murray (Oil on canvas, 40 x 50 cm)
Cliteurs zoektocht van onbewaakte naar bewaakte tijden, van klein naar groot is een indrukwekkend en leerzaam proces. Het is bovenal een associatieve en creatieve reis die nooit eindigt. Als je er maar voor openstaat. Of om met Vasalis te spreken: ‘ik heb geen lichaam en geen zwaarte meer/ mijn geest is rustig en ik luister…’
***
Marjet Cliteur (1960) studeerde wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam en beeldende kunst aan de Gerrit Rietveld Academie. Een aantal van de gedichten uit Bewaakt ogenblik is eerder in literaire tijdschriften als Tirade en Optima verschenen.
De bundel verscheen in een oplage van honderd genummerde en door de auteur gesigneerde exemplaren en is te bestellen via e-mail of de website van de uitgeverij.