In 2003 debuteerde Thei Ramaekers (1944) met zijn dichtbundel ‘Een dag beginnen’.
Na een loopbaan in het onderwijs en een uitstapje naar de beeldende kunst vindt hij in de poëzie ‘een wezenlijk deel van zijn bestaan’………….
De laatste tijd is het inderdaad vooral de poëzie die een wezenlijk onderdeel is geworden van mijn bestaan. In mijn boekenkast staan een honderdtal bundels die ik allemaal minstens een, maar meestal meerdere keren heb gelezen. Poëzie is voor mij een dagelijkse noodzakelijkheid, een drang, een levensvorm, een bron van energie. Het is thuiskomen, eten en drinken. Poëzie biedt dan wel geen oplossingen maar het is heerlijk om je erin rond te wentelen. Ze geeft mij herkenning en erkenning, produceert heerlijke gedachtesprongen en absurde inzichten. Het is verrassend te lezen dat dichters over de hele wereld vaak eenzelfde emotie hebben en in alle talen tot ontroerende en originele gedachten komen. De taal van de poëzie is universeel, algemeen menselijk en in deze taal voel ik me thuis.
En die beeldende kunst?
Eigenlijk ben ik meer een doener. Ik schilder, maak metalen objecten en zette ooit kleurig glas in lood. Daarnaast schrijf ik al jaren gedichten, verhalen en columns. Naar buiten treden met die poëzie was wel even moeilijk, ik moest een drempel over. Ik kom uit het onderwijs en in mijn studententijd, waarin ik als een soort van koekjesmonster literatuur verslond, had ik weinig met sonnetten, kwatrijnen en rijmschema’s. De dichtkunst stond te ver af van mijn werkelijkheid. Naarmate de poëzie die ik tegenkwam minder vormvast werd, kon ik me er steeds meer in vinden. Dramatische gebeurtenissen in mijn persoonlijk leven werden daarna aanleiding tot honderden gedichten.
Schrijven om staande te blijven
Doordat er erg veel om me heen gebeurde, ontstond de behoefte om alles op te schrijven. Als een drenkeling greep ik me vast aan de pen om grip op mijn leven te houden. Het schrijven werd een noodzaak, een manier van overleven.
Niet alleen maar poëzie
Ik schrijf nog steeds als een razende reporter alles op wat er om me heen gebeurt, niet alleen mijn persoonlijke ervaringen, maar meteen ook maar wat er in de boze buitenwereld allemaal aan de hand is en soms verschijnt ook mijn mening daarover. Uit die teksten ontstaan verhalen, columns en gedichten.
Op het blog van de Volkskrant publiceerde ik een paar honderd verhalen en columns onder het pseudoniem thrammy, daarna heb ik het bloggen een tijdlang voortgezet op WordPress.
Steeds meer verleden
Het zou niet moeten, maar het is blijkbaar onvermijdelijk: de neiging om bij het ouder worden vaker over je schouder te kijken. Er is steeds meer verleden en er dreigt een steeds smallere toekomst. Ik heb blijkbaar even niet opgelet en nu word ik in de komende lente opeens zeventig. Als ik heel oud word, kan ik mijn kleinkinderen ooit nog eens vertellen dat ik in de oorlog ben geboren en in een heuse schuilkelder heb gelegen, volgens de verhalen in een eierenkistje. Voor het extra shockeffect kan ik vervolgens melden dat mijn vader zelfs nog in de negentiende eeuw werd geboren. Dat lijkt me straks in het jaar 2024 wel stoer overkomen.
Absurde prozagedichten
In de moderne poëzie geniet ik het meest van de absurde prozagedichten. Ogenschijnlijk kleine anekdotische stukjes, argeloze vertelsels, maar met een heerlijke, verrassende, soms schokkende tweede laag. Tjitske Jansen met haar bundels Koeriekoeloem en Het moest maar eens gaan sneeuwen, vind ik prachtig. Ook Wouter Goddijn in Langzame nederlaag komt tot originele absurde gedachten. De rauwe, directe en soms keiharde poëzie van Menno Wigman en de lange prozagedichten van Micha Hamel in Nu je het vraagt zijn juweeltjes van taal. Het titelgedicht ‘nu je het vraagt’ dat zich uitstrekt over maar liefst vier pagina’s, vind ik machtige poëzie. Tot slot noem ik nog met groot respect Kreek Daey Ouwens (De Achterkant), Delphine Lecomte (Blinde Gedichten) en Lieke Marsman (Wat ik mezelf graag voorhoud).
De Turing Nationale Gedichtenwedstrijd
Het prachtige idee van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd heb ik meteen omarmd. Het is zo eerlijk en ontwapenend om een gedicht alleen op zijn eigen kracht te beoordelen. Te vaak wordt in allerlei kunstvormen eerst en vooral naar de naam van de maker gekeken. Het oordeel is dan al bewust of onbewust ingekleurd en niet meer objectief. De gearriveerde en geaccepteerde ‘literatuurelite’ kan zich van alles permitteren, hun werk heeft al een voorsprong.
Bij Turing worden uit zo’n tienduizend anonieme gedichten uiteindelijk twintig prijswinnaars/genomineerden gekozen en hieruit komt de winnaar die met € 10.000 aan de haal gaat. Ik was de laatste drie jaar telkens bij de Top 20.
Tweede bundel
Op dit moment is mijn tweede dichtbundel net klaar. Hij is uitgegeven via Brave New Books, een self-publishing site, een pas opgerichte samenwerkingsvorm van enkele uitgevers en Bol.com. De bundel heet: er gaat veel goed , ISBN 978940210782. Via dezelfde uitgever is onlangs ook een verhalenbundel van mij verschenen: Marieke van de fietsenwinkel, ISBN 9789402106138.
De bijbehorende gedichten
Deze drie gedichten staan in mijn nieuwe bundel. Ze haalden bij de laatste editie van Turing de tweede ronde en waren zodoende bij de laatste 1000. Het commentaar van de jury staat erbij.