LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Een veer tussen de rails

7 dec, 2013

Menno Wieringa (1965) bracht drie dichtbundels uit in eigen beheer. In 2008 verscheen Mondvoorraad, gevolgd door Valentie (2009) en Notities van een vuurmeester (2011). Hij publiceerde gedichten in Krakatau en in verzamelbundels van uitgeverij Kontrast en Poëziepuntgl. Zijn gedichten voordragen doet hij graag en regelmatig. Poëzie is voor hem het kijken met andere ogen naar de werkelijkheid. ‘Ik denk dan aan een gedicht waarin een perron vol mensen staat te kijken in de richting waar de trein vandaan komt. De dichter kijkt naar een veer tussen de rails’, zo schreef hij bij zijn inzending naar Meander.

Menno WieringaWanneer ben je met het schrijven van gedichten begonnen?
Dat was begin 2008 toen ze me vroegen een bijdrage te leveren aan de Arnhem pocket, een uitgave van Plaatsmaken, een galerie annex grafische werkplaats voor beeldend kunstenaars. Ze geven kunstboeken uit, maar ook een reeks boekjes en tijdschriften over kunst en literatuur onder de naam ‘de Encyclopedie van de onvolledigheid’. De Arnhem pocket was een deel daarvan, naar een verhaal van Els Pelgrom getiteld ‘Waarom ik niet in Arnhem wil wonen’, met onder andere bijdragen van Els Pelgrom, Willem van Zadelhoff, Hans Mirck en een aantal Arnhemse kunstenaars. Voordat ik gepubliceerd werd in de Arnhem pocket, hield ik wel aantekeningenboekjes bij, maar deed daar verder niet zoveel mee. Toen ik gevraagd werd dacht ik: ‘Doen! We zien wel waar het schip strandt’.

Veel dichters kunnen niet leven van de inkomsten van hun pennenvruchten. Wat doe jij als je niet dicht?
Ik ben meubelontwerper. Daarnaast geef ik les, onder andere als gastdocent bij Artez een grote kunstopleiding in Arnhem. Aan de afdeling Docent theater begeleid ik derdejaars studenten bij het ontwerp van decors. Ook heb ik tot ruim een jaar geleden Nederlands gegeven als tweede taal aan inburgeraars.

Je hebt drie dichtbundels in eigen beheer uitgegeven. Vertel eens.
Een vriend van mij is grafisch vormgever en heeft een eigen uitgeverij, ‘Flanken’. Hij maakt boekjes, veelal over beeldende kunst. Hij doet de vormgeving en samen met hem stel ik mijn bundels samen. Dan maken we 50 of 60 exemplaren en laten soms nog boekjes bijdrukken. Alle drie de bundels zijn verkrijgbaar bij de plaatselijke boekhandel.

Heb je vaste schrijfrituelen of gewoonten?
De eerste versies van een gedicht schrijf ik met de hand, het liefst met mijn vulpen. Op een gegeven moment vind ik het goed genoeg. Dan typ ik het gedicht over en sla het op in mijn pc. Vervolgens gaat de vormgeving ook een rol spelen. Hoe staat het op het papier, hoe verhoudt de tekst zich tot het wit en de witregels. Kortom hoe ziet de bladspiegel eruit. Maar er kan nog van alles in het gedicht veranderen. Vaak stuur ik mijn nieuwe gedichten naar een paar vrienden voor commentaar. Zij mogen er alles van vinden. Ik houd van dat commentaar, zo blijf ik scherp.

Je leest regelmatig voor uit eigen werk, vermeld je bij je inzending naar Meander. Hoe ervaar je het verschil tussen het schrijven van poëzie en het voorlezen ervan voor een publiek?
Schrijven en voordragen zijn twee totaal verschillende dingen. Als ik aan het schrijven ben, ken ik het gedicht regel voor regel uit mijn hoofd. Als het gedicht klaar is verdwijnt dat. Dan moet ik het gedicht opnieuw uit mijn hoofd leren om het te kunnen voordragen. Dat lukt nooit helemaal. Het voordragen is een goede manier om een gedicht te doorgronden. Je hoort dan waar het hapert of waar er iets ontbreekt. Je merkt dan ook hoe het publiek reageert, of er een lach valt of een stilte. Ik vind het leuk om te doen. Als je poëzie hardop leest, komt het sowieso beter binnen.

Vind je het belangrijk om als dichter op de hoogte te blijven van poëziekritieken, recensies en prijsuitreikingen?
Ik lees de Poëziekrant en diverse boekenbijlagen uit nieuwsgierigheid en om te kijken of er iets van mijn gading bijzit. Zo blijf ik een beetje op de hoogte. Ik houd al sinds de jaren zeventig een uitgebreid krantenarchief bij. Een goed verhaal over poëzie of over een dichter kan me enthousiast en nieuwsgierig maken, zodat ik meteen zin krijg om naar de boekhandel te gaan of de bibliotheek in te duiken.

Welke dichters bewonder je en waarom?
Vaak vind ik een of twee gedichten van iemand mooi. Er zijn een paar dichters die me na aan het hart staan, waaronder Hans Tentije en Miriam Van Hee. Tentije omdat hij zo mooi, met lichte weemoed, zijn verhalen vertelt. Bespiegelingen, die zich vaak afspelen in landschappen en verre steden die hij heel beeldend en vol details beschrijft. Met name dat beeldende spreekt me aan.
Zijn poëzie meandert in lange zinnen met veel adjectieven, komma’s en bijzinnen over het papier. Ik wou dat ik zo kon schrijven maar ik ben meer van de kortere zinnen.
Van Hee vind ik goed, omdat ze zo helder en eenvoudig schrijft. Bijna achteloos staat het er. Over eenvoudige zaken als een reis met de trein of op de fiets door de stad. Het lijkt allemaal zo gewoon maar onder de oppervlakte gebeurt er van alles. Ze heeft een mooie kijk op de dingen en ze kijkt ook heel goed, ziet veel details. Verder ben ik een groot bewonderaar van Elizabeth Bishop, Thomas Tranströmer en Seamus Heaney.

Je bent medeorganisator van poëziemiddagen in Arnhem. Hoe selecteren jullie dichters die komen voordragen?
Een bepaalde kwaliteit is een eerste vereiste. Omdat we vaak met thema’s werken bijvoorbeeld Turkse poëzie of een middag over Szymborska, kijken we welke dichters het beste binnen dit thema passen. We vragen dichters om naast hun eigen werk, bijvoorbeeld ook gedichten van Szymborska voor te dragen. Meestal is er niet veel budget, maar toch lukt het ieder keer weer om er een goed programma van te maken.

Als je aan iemand die zich nog nooit gewaagd heeft aan poëzie moest vertellen wat poëzie is, wat zou je hem of haar dan willen meegeven?
Dat poëzie, in tegenstelling tot wat men vaak beweert, niet moeilijk is. Je stort je erin, je doet er een beetje moeite voor en je wordt beloond met prachtige avonturen.

Kunnen we in de toekomst nog een vierde dichtbundel van je verwachten?
Ik probeer iedere dag te schrijven. Dat lukt niet altijd door andere bezigheden, dan ben ik dagen achtereen in het atelier bezig of aan het lesgeven. Maar op dit moment ligt er weer een stapel met gedichten klaar.

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...