LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Fieke Gosselaar – Nova Zembla

13 dec, 2013

Het genot van een alledaags bestaan

door Levity Peters

Mijn talen spreek ik als de gemiddelde Nederlandse parlementariër: abominabel dus, maar ik kan het niet laten om, terwijl ik lees, een vreemde taal mee te fluisteren. Ik hou van de andere klanken, geniet van de mogelijke verwantschap met woorden die ik ken. Kort geleden hoorde ik een taalwetenschapper over de veel grotere rijkdom aan klanken van de Nederlandse dialecten in vergelijking met het ABN. Dat alleen al lijkt mij een reden om dialecten te koesteren. Daarom alleen al mogen we blij zijn dat er dichters zijn als Fieke Gosselaar die dialect in haar poëzie tot zijn recht laat komen. In haar geval: het Gronings:

Koper en lood

Vouten van vlouer en bie muren omhoog
tot regen t daklek verraodt (plassen op tegels
en natte hoaren in nek) Altied grode gebaauwen
mit schoade, t koper en lood is weg.

Löshoalen en inloaden mit staark gereedschop,
staarke aarms dij smui gooien. t Is zien naachtwaark
te slopen (verkòlden worden in de wind).

Niks zeggen en gain kovvie drinken tussendeur, wegwezen
mit dikke ploaten, stoalkoabels achter in ‘t busje. De iezerboer
mag oetbetoalen (en gainaine wordt der riek van).

Net als in het echte leven, maken in hun poëzie mensen zich vaak groot en dik (vooral de mannen!), en pretenderen iets te zijn wat misschien volkomen aan hun persoonlijkheid ontbreekt. Ze proberen intelligenter over te komen dan ze zijn, dynamischer, kunstzinniger, non-conformistischer; driester, of als meesters in een bepaald genre. En dat in verschillende gradaties van opzichtigheid.

Natuurlijk is elke creatieve uiting een brug naar de ander. Natuurlijk probeer je de ander te verleiden om jou ‘te zien’ en natuurlijk probeer je de ander een beetje te betoveren. Maar wat een genot is het wanneer iemand dat doet zonder te grote pretenties en met open vizier!

Zo’n dichteres in Fieke Gosselaar.
Toen ik de bundel Nova Zembla voor de eerste keer gelezen had, was het eerste wat ik dacht: Als zij haar frisheid maar behoudt! Want dat dit een dichteres is die meer heeft te vertellen dan haar debuut laat lezen staat voor mij buiten kijf. En ik betreurde het bijna dat zij debuteerde in het Gronings, al is dat voor een Hollander als ik meestal goed te volgen. Zij verdient een groter publiek dan het Groningse. Zoals het Gronings op zich meer aandacht verdient omdat het dichter bij de oorsprong van ons Algemeen Beschaafd Nederlands ligt.

Het volgende gedicht kan ik niet anders dan glimlachend lezen. De onbevangenheid vind ik roerend, en moedig. Kom maar eens om een zo speels, lief en teder gedicht:

Het weer

Ik wil
Ik wil n zochtje wind wezen
dij noar die waait.

Waait
zunder datst mie zugst.
Even dien hoar in de war brengen,
dien gedachten.

Dien gedachten
deur mien noam te fluustern
en zacht over dien lichoam
dien lichoam te bloazen.

Mit störm in dien ogen
kiekst mie aan, windkracht 10.
Doe wilst mien wervelwind.
Ik geef die n zwoel briesje.

Vlug draaistoe de wind,
De wind
waaist noar mie.

Hevege rukwinden worden
veurspeld in t weerbericht.

En het is nog erotisch ook. Die zachte, warme erotiek vind je in het direct daarop volgende gedicht eveneens:

Ontbloot

Bin ik mooi
as ik snij
vandoag?

Voutstappen
binnen veur die

tot ogen wennen
aan zunsondergang
en wie karnemelk
drinken oet pak.

Schare valt op mien lichoam.

Doe kikst en kust
mien noakt.

(Schare betekent schaduw. Snij: sneeuw.)

Eenvoudig schrijven is niet gemakkelijk. Los van het feit dat je er een no – nonsens mentaliteit voor moet hebben, is geestelijke bagage een noodzaak; de woorden, de zinnen moeten geladen zijn. Dat brengt mij op iets bijzonders van deze poëzie: het geïntegreerde karakter. Je krijgt de indruk van een vrouw voor wie leven en taal niet gescheiden zijn, zij leeft in haar taal.
Alles waarbij zij zich betrokken voelt, wat haar raakt kan een plek krijgen in haar poëzie. Zonder opsmuk. De dingen mogen zichzelf zijn. Hoe vaak ontmoet je dat? Hoeveel dichters zijn in staat om op die manier schoonheid op te roepen?

Nova Zembla. Het Behouden Huys. Een toevlucht in barre tijden.
Nova Zembla is een heerlijke bundel tegen de kou. Iedereen die ooit heeft genoten van wat de winter kan brengen zal zich thuis kunnen voelen bij deze poëzie. Niet omdat alle gedichten over winter, sneeuw of schaatsen gaan, maar omdat ze stuk voor stuk blijk geven van verbondenheid met de aarde. Machines krijgen evenveel aandacht als zonderlingen, gakkende ganzen worden in pril licht vereeuwigd. Sporen van misdaad, Dracula en Big Mac, het is allemaal onze wereld. Thuis:

Bravery NovaZembla

t Is vroug donker.
Steerns schienen
boven t dörp,
lanteernlicht
vaalt op t witte veld.

Wie stoan kloar
veur drij rondjes.

Onze oadem
blift hangen
in kolle locht,

ons spel
blift achter
in snij.

***
Fieke Gosselaar (1982) bedankt in haar nawoord Jan Glas ‘veur de hulp en steun bie t soamenstellen van dizze bundel. Ik denk dat ik zunder hom haildaal nait in t Grunnegs schreven haar!’

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...