Wat de kerk onveilig maakt
Levity Peters
Voordat ik de dichtbundel Alles onveilig van Maarten van Aes ga bespreken, moet ik duidelijk maken waar ik sta. De dichter is theoloog en schrijft tevens liturgische liedteksten. De gedichten die hij schreef zijn dan ook doordesemd met tekstfragmenten uit wat christenen De Heilige Schrift noemen, en met de christelijke boodschap, wat iets anders is.
Ik ken die wereld van huis uit. Als vierjarige popelde ik om mee te mogen naar de kerk, en toen ik groot genoeg werd geacht, ging ik maar liefst drie maal per zondag, hoewel diensten bij de stroming waartoe mijn familie behoorde, een lange zit waren. Bij de Gereformeerde Bond waren extreem lange preken doorsnee, en uitgesproken plechtig zingen was geëigend. Plechtig betekent lang-zaam.
De dominee met wie mijn zus huwde, bracht de hele familie in lichter vaarwater, en op mijn achttiende, onder invloed van talloze andere spirituele denkbeelden, brak ik met de kerk.
Dat neemt niet weg dat ik het geloof van elk mens tracht te respecteren en indien nodig ook zal verdedigen, zelfs al druist het in tegen mijn persoonlijke opvattingen.
Maar dit gaat over poëzie.
De avond valt over het stadspark
waar de juffrouw liep met kinderen
en vertelde over God die alles schiep
de struiken en de bomen om in te
schuilen bij verstoppertje.
Je kunt er ook een afgebroken tak
in vinden of een gevallen blad of
in de schemer van een zomerdag
de drukte ruilen voor de dood.
De voetstap in je rug, hand op je
mond, dreiging dat hij je zal ver-
moorden, hij slaat je neus kapot,
en hij komt binnen. Geen zon
treedt terug, geen tree, niet een.
(blz. 27)
Dat is even slikken. Je begint met de evangelische juffrouw, en je eindigt met een verkrachting. Nergens veilig; dat is duidelijk, maar dit gedicht, als je het die naam wilt geven, is beroerd geformuleerd. Het tweede couplet bijvoorbeeld is volstrekt overbodig en voos: het is onmogelijk om in een stadspark geen afgebroken tak of (een!) gevallen blad te vinden. Welk geestelijk gezond en weldenkend mens gaat in dat park de drukte ruilen voor de dood? Ik zou niet op het idee komen.
Daarna, let wel: ‘De voetstap’ in je rug, in plaats van een door God geschapen voet, hand op je mond, dan een stomp op je neus, (zou hij op zijn eigen vingers hebben geslagen?) voordat het gedicht eindigt bij een uit de lucht gevallen trap, die evenmin als de zon terugtreedt. Asjemenou.
Lege woorden – destijds de belangrijkste reden voor mij om de kerk vaarwel te zeggen.
Ik heb in Katwijk gewoond. Langharig, beeldend kunstenaar, maar had onwaarschijnlijk gemakkelijk en vertrouwelijk contact met de gereformeerde autochtonen; als enige van de woongemeenschap waarin ik verbleef. Je achtergrond verloochent zich nooit (ook niet in recensies!). Ik werd herkend als één van hen.
De heer is mijn herder, mij ontbreekt niets. Ik heb mensen vol zien schieten bij die woorden. Ze waren vrouw, kind, baan, geliefde kwijt, en in het diepst van hun hart werden zij door deze zin uit psalm 23 geraakt. Dat was poëzie! Ze vonden er wezenlijke troost bij.
Ik kwam de nagalm van die zin tegen in dit gedicht van Van Aes:
U bent de herder, Heer, van onze Joyce,
die uit de verte onze tafel kwam bezoeken.
We troffen haar vanmiddag aan, even buiten
onszelf en ze is gebleven tot ver na negen uur.
U heeft haar van de onrechtvaardigen bevrijd,
ze woont in de portieken van geluk.
Uw stok en uw staf staan naast haar deur.
U laat haar gaan door het dal van genade.
Zij meent dat het haar aan niets ontbreekt
en dat u – als wij tot onszelf gekomen zijn –
haar neergeslagen ogen zal verhogen
en zij weer dansen zal, voor vader in de verte.
(blz. 13)
Ik weet niet of iemand zich mijn verontwaardiging kan voorstellen, maar ik werd hier pissig van. Alles heeft de theoloog eraan gedaan om zijn bijbelvastheid te demonstreren, maar nergens geeft hij blijk van maar enig mededogen met diegenen die werkelijk in portieken moeten slapen. Ze woont in de portieken van geluk, zijn Joyce. Dat klinkt mooi, maar waarom wordt zij niet in het huis toegelaten? Al die aan de bijbel herinnerende zinsneden, frasen die kant noch wal raken, mij maakten ze misselijk. Maar hoe kan het ook anders bij een dichter die ‘even’ buiten zichzelf is, maar bij wie Joyce toch mooi tot ver na negen uur gebleven is: wellicht tot vijf voor tien!
‘En nu terug naar je portiek!’
Heeft de theoloog geen moment beseft hoe ver zijn slappe gedachteloze verzen afstaan van het De Heer is mijn herder. Mij ontbreekt niets? Had hij maar één zin geschreven die de kracht van die woorden evenaarde, hadden zijn woorden maar van een even sterk geloof getuigd!
Onze vader in de verte – ik hoop van harte dat hij nog eens werkelijk bij zinnen komt.
***
Maarten van Aes (1962) is het pseudoniem van Simon van der Lugt. Alles onveilig bevat vijfentwintig gedichten.