snel
misschien was dat dan het laatste lied dat je zong
met geschokte stem. als het dat was.
je brokkelde af aan alle kanten. engelen had je aan je
zijde. adem door zeiden ze. vooral niet de grond begroeten
zeiden ze. je was al onderweg; een tekening zetten
deed je nog één maal; koppig, vlekkig, rood. er waren
de mannen van de schoonmaak. toen bedacht ik dit.
toen bedacht ik dat het zo gegaan moest zijn. dat je…
laten we het maar zingen noemen. hopelijk was het snel,
als het dat was.
bloed
ik zag ze klepjes uitzagen,
vlees tillen, bergschoenen aan
en stampen over de binnenarmhuid.
ze zaagden overal klepjes uit, een lijf
als flat met ramen als deuren. ik liet
het gebeuren; een mars naar beneden.
de stoeptegels bewoond door kleine
stukjes mij, allemaal een deel ik,
elk even compleet hoewel kleiner wel.
na een kwartier werden ze het bloed
waaruit ze ontstonden. mijn wonden
heelden en de gaten gingen verloren.
we ontstaan niet allemaal voldoende.
sommige zijn net niet genoeg geboren.
hoop ligt in de schappen van praxis
in kolpino begrepen ze dé
natuurkunde om de overkant
te bereiken. de boog kon op zich-
zelf leunen, men gebruikte de brug.
zo begreep ik ons;
als twee samen de was doen, is er
verbinding, een hechting.
echter, tussen de levens bestond geen
plank hard genoeg om op te rusten.
ik staakte het tellen nadat ons
leven stopte. hartslag werd weer pompen,
passie een type vrucht. bij hartstocht
stond de deur op een kier, niet meer.
lijmsnuiven in de garage. hoop
ligt in de schappen van praxis.
pas ná bizon, begreep ik je weer.