LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Steden schuilen niet wanneer het regent

7 jan, 2014

Steden schuilen nietMijn vader, na het openslaan van Steden schuilen niet wanneer het regent: ‘Wie heeft er nou in zitten kleuren?’
Ik: ‘Dat hoort. De gemarkeerde zinnen staan te lezen op vuilniswagens in Rotterdam.’

Fraai. Zo noem je geloof ik bloemlezingen als ‘Steden schuilen niet wanneer het regent // 25 jaar Het gedicht is een bericht’. Fraai zou het goede woord niet zijn. In het prachtig vormgegeven boek staan zo mogelijk nog mooiere gedichten van uiteenlopende dichters. Gemarkeerd in de gedichten de zinnen en regels die worden rondgereden door de vuilniswagens van Rotterdam. Alles is tot in de puntjes verzorgd ook. De eerder genoemde vormgeving, de fotografie, interviews met bekende en onbekendere Rotterdammers, maar vooral heel veel steengoeie poëzie.

Ik sprak met Ester Naomi Perquin, oud-stadsdichter van Rotterdam, over haar bijdrage aan het project.

De zin ‘dingen gebeuren / in huizen waar je nooit bent geweest’ uit jouw gedicht ‘Verklaring’ is op een vuilniswagen gedrukt. Vind je dat regels en zinnen uit (jouw) gedichten een eigen leven mogen krijgen door ze toch wel enigszins uit hun verband te trekken?
Ik ben zelf heel onbeschoft als het om poëzie gaat. Ik peuter voortdurend zinnen los. Zelfs een woord of een beeld. Bij de meeste gedichten kan dat ook – er zit dan al zoveel in één regel dat je daar heel lang mee kunt doen. Mij vallen dikwijls regels in. Vaak weet ik daardoor dat ik iets mooi vond. Iets heeft zich uit het gedicht losgezongen en in je hoofd vastgezet, hardnekkig als een foute reclameslogan. Ik ben er dus een voorstander van, zou je kunnen zeggen.

Wat is jouw favoriete dichtregel/zin?
Aan favorieten doe ik niet (ik zou daar gek zijn met zoveel mogelijkheden) maar ik heb er aantal die me regelmatig invallen. ‘Het water in de vijver, zag ik, was vis geworden,’ van Jan Glas bijvoorbeeld. Glas grossiert trouwens echt in mooie regels, evenals Menno Wigman natuurlijk: ‘Ik ben je dagboek niet’. Ik denk ook aan die hele lichte, maar hele wrede regel van Eva Gerlach, hoewel je die eigenlijk alleen voor vol aan kunt zien als je het gedicht kent (‘Solve et coagula’ uit Een bed van mensenvlees): ‘pieng, pong, de eerste voorzichtige tonen’. Daar denk ik vaak aan als ik mijn kind weer eens in een veel te hoge boom zie klimmen. En van Erik-Jan Harmens heb ik ondermeer ‘maar rsv rsvp’ in mijn hoofd zitten. Dat is niet eens een volledige regel maar een gedeelte daarvan. Het snelste en ontroerendste gebed dat ik ken.

Met je poëzie in de openbare ruimte verschijnen, ben jij als oud-stadsdichter natuurlijk wel gewoon. Vind je dat poëzie vaker op mag duiken?
Ik ben een voorstander van poëzie in de openbare ruimte, maar wel poëzie die een relatie aangaat met die ruimte. Dan pas wordt het spannend. Een aantal keren heb ik projecten kunnen doen waar dat idee centraal stond. Iets schrijven voor een specifieke locatie, iets bedenken dat veranderlijk is of de sfeer beïnvloedt. En niet te netjes denken, niet te veel naar hoe het er vaak uitziet. Met richtingenpaus Paul Mijksenaar mocht ik eens bewegwijzering ontwerpen voor de spoorzone in Tilburg. We zaten als blije kinderen achter de tekentafel om te bedenken hoe mensen zich bewegen en hoe ze zich laten sturen. En hoe niet. Het resultaat was weliswaar een gedicht, maar dan eentje waar je zelf doorheen kon lopen. Er kwamen merkwaardige bordjes aan te pas. Inmiddels is het helemaal verdwenen. Voornamelijk gejat door voorbijgangers. En zo hoort het ook.

Heb je misschien nog een leuke, korte anekdote met betrekking tot het project Het gedicht is een bericht.
In het boekje staat de meest ontroerende anekdote al beschreven…

En daarmee doelt Perquin op het verhaal van vuilnisman Paul Keijzer. Hij vertelt dat hij aan de regel ‘Zonlicht overkomt je, net als het leven zelf’ veel waarde is gaan hechten, temeer vanwege zijn verhaal: ‘(…) Dat komt ook omdat er dit voorjaar iets heel bijzonders is gebeurd. Mijn maat was bezig in het centrum, toen er een vrouw naar hem toekwam. “Dank je wel”, zei ze. “Waarvoor? Ik doe gewoon mijn werk”, zei hij. Wat bleek? De vrouw was vorig jaar zwanger, maar zag dat niet zo zitten. Ze dacht erover het kindje weg te laten halen. Toen zag ze onze wagen, met die regel: “Onverwacht zonlicht is een gebeurtenis.” De zon ging als het ware weer schijnen voor haar en toen besloot ze het kindje te houden. En deze lente , toen ze onze wagen weer zag, kwam ze mijn maat dus bedanken. Haar baby lag in de kinderwagen.’

Mijn vader, poëzieleek maar vooral opa in hart en nieren, kon dit verhaal wel waarderen. Ik ook. Maar zo’n verhaal maakt nog geen mooi boek. Iedereen die heeft meegewerkt aan de bundeling van deze gedichten, verhalen en foto’s heeft dat wel gedaan. Elke Rotterdammer zou dit boek moeten bezitten. En ook elke poëzieliefhebber. Want zo bijzonder zie je ze doorgaans niet.


Winkelprijs is 15,- , online via poetry.nl 18,50 (inclusief verzendkosten).

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...