Twee jaar na zijn poëziedebuut Landdieren (2011)verscheen van Peter WJ Brouwer begin februari de veelbelovende bundel Mascara, een strak, zwart-wit vormgegeven dichtbundel met 32 gedichten, voorzien van een proloog en een epiloog. Tijdens de druk bezochte presentatie in Cafe Skek in Amsterdam, zorgde de dichter ook voor een sfeervolle muzikale omlijsting samen met televisiemaker Michael Abspoel. Antoinette Sisto, die het genoegen had bij de presentatie aanwezig te zijn, besloot Peter aan de tand te voelen, onder andere over de totstandkoming van zijn nieuwe bundel.
Gefeliciteerd met het verschijnen van je dichtbundel Mascara. Kun je iets vertellen over het schrijfproces ?
Mascara kwam op een heel andere manier tot stand dan Landdieren, mijn eerste bundel. Ik debuteerde vrij laat en de gedichten in die bundel beslaan een relatief lange periode. Aangezien ik voldoende materiaal had voor een tweede bundel en het me niet aan inspiratie ontbrak, was er een jaar later al een nieuw manuscript. Maar in de schaduw ervan had ik ook ander werk geschreven, dat explicieter was en anders van toon en vorm. Ik wist er niet goed raad mee, maar wist intuïtief ook dat die paar gedichten belangrijker waren dan het werk dat bij mijn uitgever lag. Na enige aarzeling heb ik het manuscript teruggetrokken en ben ik verder gaan schrijven aan die ‘andere’ gedichten. Die beslissing is goed uitgevallen: Mascara verscheen weliswaar anderhalf later dan gepland, maar voor mij markeert de bundel een persoonlijke ontwikkeling in mijn schrijver- en kunstenaarschap. Ik heb in deze gedichten mijn stem gevonden. Door te breken met het vertrouwde en een weg in te slaan die bij me past, heb ik een bundel afgeleverd waar ik achter sta.
Mascara is ook de titel van een gedicht uit je bundel. Waarom heb je gekozen voor deze titel?
Mascara bevat een paradox: wat je wilt verbergen maskeer je, en juist daardoor benadruk je iets. Voorin de bundel staan twee citaten, die beide gaan over menselijke illusies. Een citaat is van de Japanse schrijver Kobo Abe (The woman in the dunes), het andere is van Franz Kafka en gaat over Odysseus: “Maar de Sirenen bezitten nog een afschuwelijker wapen dan hun gezang, namelijk hun zwijgen." Odysseus wilde de nimfen horen zingen, maar hij wilde niet in hun handen vallen en liet zich aan de mast van zijn schip vastbinden. De prijs die hij betaalde om in dat veilige, grijze gebied te verblijven, was dat hij niet vrij was. En toen de Sirenen (volgens Kafka) ook nog eens zwegen, had hij niets. Die vraag doet zich ook voor bij de personages in mijn bundel: zijn ze vrij, durven ze zich te geven? Of worden ze beperkt door hun comfortzone? Deze paradox komt ook tot uitdrukking in de fraaie bundelomslag van grafisch ontwerper en beeldend kunstenaar Bastiaan Kuijt. In een eerste gesprek over de gedichten in Mascara kwamen we direct op de paradox te spreken. Bastiaan heeft dat in zijn ontwerp vertaald in een lege kamer die is opgebouwd uit grijsvlakken. Daarin verhult hij het niet benoemde en benadrukt hij wat verhuld is. Het grijs is neutraal en verdoezelt, maar accentueert tegelijkertijd een droom.
In je gedichten van je laatste bundel richt je je meer dan eens tot een ‘jij’. Is dit altijd dezelfde ‘jij’?
Het heeft denk ik te maken met de wijze waarop mensen zich tot elkaar verhouden. Besta ik ook zonder dat jij bestaat? Mensen hebben moeite om echt met elkaar te communiceren, ervaren grenzen buiten of in zichzelf. Bovendien zijn ze gebonden aan ruimte en tijd. Alles lijkt wel een kwestie van timing en gebrek aan synchroniciteit. Geliefden aan verkeerde kanten van bruggen: daarover zijn al prachtige gedichten geschreven. Maar wie zijn wij, wanneer wij ons niet tot een ander zouden kunnen verhouden? Het is mijn vaste overtuiging dat we hoe dan ook met elkaar verbonden zijn, dankzij of ondanks de illusies die we creëren. Ik heb in Mascara voor een verhaalvorm gekozen met een ‘jij’ en een ‘ik’, om hier zo direct en expliciet mogelijk duiding aan te geven. Maar in overdrachtelijke zin is het ook de luisteraar die ik aanspreek.
Mascara begint met een proloog in de vorm van een gedicht en eindigt met een epiloog van eveneens een gedicht. Deze indeling doet me denken aan een roman of novelle.
Terugkomend op de ‘jij’ en de ‘ik’: ik heb deze bundel, die een stuk coherenter is dan mijn eerste bundel, Landdieren, bewust als een verhaal geschreven. Het is de bedoeling om een ontwikkeling te schetsen, een dramatische opbouw zoals in een toneelstuk. Aan het begin van de bundel is sprake van een vertrek, de ik verlaat een huis. Je zou het ook een zoektocht kunnen noemen, een loutering. De bundel eindigt overigens niet positief, hooguit met meer zelfinzicht dan waarmee de ‘ik’ vertrok.
In vergelijking met je debuut Landdieren valt op dat in Mascara spaarzamer gebruik wordt gemaakt van woorden. Is deze versobering een bewuste keuze geweest?
Het is het gevolg van de ontwikkeling die ik zelf doormaakte en al eerder noemde. Ik denk dat er vroeger veel van mijn karakter doorsijpelde in mijn gedichten. Een beetje schichtig om mezelf volledig uit te spreken, had ik altijd de neiging om te beschrijven. Met dat laatste ben ik opgehouden. Ik heb in Mascara geprobeerd te benoemen wat benoemd kan worden, maar niet door te reflecteren op feiten: in Mascara gebeuren de dingen nu. In het gedicht ‘Domino’ bijvoorbeeld gaan twee personen onvolledig in elkaar op, beiden zijn half ontkleed en vormen als twee dominostenen samen één naakt lichaam. Vanuit die handeling ontstaat vanzelf de emotie en dat inzicht was voor mij een bevrijding: aan een gedicht hoeft geen reflectie vooraf te gaan, het mag in het moment en in de taal zelf gebeuren. In die zin is mijn opvatting over poëzie ook veranderd.
Welke Nederlandstalige dichters zijn voor jouw ontwikkeling als dichter belangrijk geweest?
Ik heb een brede smaak, lees zowel hermetische als toegankelijke poëzie. Hans Andreus en Gerrit Kouwenaar staan naast elkaar in mijn boekenkast. C.O. Jellema en Gerrit Achterberg raakten me vanwege het onnavolgbare samengaan van taal en beeld. Gerrit Kouwenaar las en herlas ik vanwege de technische perfectie en taalbeheersing. Hanny Michaelis leerde me over de directheid van emoties vanuit vrouwelijk perspectief, en in de liefdesgedichten van Roland Holst vond ik de mannelijke evenknie. Ed Hoornik inspireerde me vanwege een vanzelfsprekend en tegelijk raadselachtig gebruik van perspectief, persoon en tijd. We hadden het daarnet over mijn overtuiging dat jij en ik met elkaar verbonden zijn: als dichter ben ik hierin sterk gevormd door Rutger Kopland. Hij maakte me in enkele verzen definitief duidelijk dat mensen niet verbonden worden door plaats en tijd. Wij creëren die illusies zelf, wij zijn zelf de bouwers van huizen en klokken en zijn ondanks plaats en tijd met elkaar verbonden. Binnen elk genre binnen de poëzie kom ik wel interessante schrijvers tegen die mij op hun beurt inspireren. Ik vind dat belangrijker dan het hebben van een smaak of het koesteren van een voorkeur. Dichters door wie ik me toen of nu laat inspireren, zijn vooral authentiek en niet hip of trendgevoelig. Dit is altijd een belangrijk criterium voor mij geweest. Van de jongere generatie fascineert Johan de Boose me vanwege zijn lyrische en tegelijk directe en betrokken stijl. Hij kan een geheim vertellen, zonder het te verklappen. Een dichter als Henk van der Waal overtuigde me dat het ook in deze tijd mogelijk is om met gevoelswoorden spannende poëzie te schrijven, hij beheerst die kunst. Peter Verhelst schrijft poëtisch zonder poëticaal te worden, op een bijna lichamelijke wijze. Hetzelfde ervaar ik bij Iris Brunia, die me onlangs overtuigde met haar debuutbundel. En laten we de confession poets niet vergeten: bij een dichter als Michiel van Rooij gaan romantiek en zelfspot heerlijk verfrissend hand in hand.
Naast dichter ben je ook performer en maak je een muzikaal theaterprogramma met Michael Abspoel. Wat kun je in muziek kwijt wat je niet in poëzie kwijt kunt?
Ik had de muziek – mijn andere talent – lang op een zijspoor geparkeerd, er afscheid van genomen. Ik speel piano en accordeon. Voor het eerst komen nu beide ambities samen. Door de samenwerking met Michael, de stem van Man bijt Hond en een televisie- en theatermaker in hart en nieren, ben ik me veel sterker op de expressieve kant gaan richten en kan ik mijn rol als dichter op een andere manier uitspelen. En als schrijver kon ik natuurlijk een geheel eigen invulling geven aan dit theaterprogramma.
Wat zijn je plannen voor de toekomst?
Ik schrijf verder aan nieuwe gedichten. Ik probeer open te staan voor het onbekende, omdat het de enige manier is om me verder te ontwikkelen. Verder werk ik voor het eerst serieus aan een prozastuk, maar of dat een roman, een novelle of toneelstuk wordt, laat ik voorlopig in het midden. Ik hoop hier op een later tijdstip opnieuw met jou over te praten. En wat de theatervoorstelling betreft: deze vormt voor mij een mooie combi met mijn dichtwerk, dat hierin ruim vertegenwoordigd is.