Joost Oomen (De Bilt, 1990) publiceerde de bundels ‘Vliegenierswonden’ en ‘De stort’. In het studiejaar 2010-2011 was hij huisdichter van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij ontving in 2011 het Hendrik de Vries-stipendium van de gemeente Groningen. In 2013 werd hij voor twee jaar benoemd tot stadsdichter van Groningen.
Voor Meander koos hij vijf Groningse dichters uit.
Hoe ben je tot de keuze van deze vijf dichters gekomen?
Ik wilde een goede doorsnee maken van alles wat er op poëzie-gebied is in Groningen, van alles wat er nu gebeurt. En ik wil een paar dingen laten zien die naar mijn mening interessant zijn voor de toekomst. Groningen is een stad met een heel lange poëzietraditie en in de veertien jaar die de 21ste eeuw nu telt, heeft Groningen zijn status als literaire stad weten te behouden. Dat gebeurde in de eerste helft met veel podiumdichters (met als belangrijkste product Dichters uit Epibreren) en nu gebeurt dat met een brede groep dichters en schrijvers die zowel gelezen worden als geprogrammeerd op grote podia.
Wat vertegenwoordigen ze specifiek van Groningen?
Kasper Peters vertegenwoordigt het Dichters uit Epibreren-gedeelte van Groningen. Hij is de enige van hen die nog in de stad woont. Jan Glas staat erin omdat hij nu in de rest van het land op grote podia wordt geboekt, zoals op Poetry International. Jan-Willem Dijk en Leonie Veraar staan in deze lijst omdat dat talenten voor de toekomst zijn. Jan-Willem werd onlangs derde in de Turingwedstrijd, Leonie won hier in Groningen het Hendrik de Vries-stipendium. Ten slotte staat Arjen Nolles op de lijst, omdat hij vooral bekend is als organisator van Dichters in de Prinsentuin, maar ook een geweldige dichter is.
Hoe is het klimaat voor poëzie in Groningen?
Erg goed. Er zijn grote festivals, zoals Dichters in de Prinsentuin en de Poëziemarathon. Er zijn veel jonge mensen die zich interesseren voor het geschreven en gesproken woord en die ook veelvuldig naar literaire evenementen komen (zoals Pandvolpoëzie, Poëzie in de Kapel en Kantoorpoëzie). Het mooie aan Groningen is dat er wel een echte schrijversscene is, maar dat deze schrijvers ook veelvuldig omgaan met bijvoorbeeld muzikanten en beeldend kunstenaars. Dat levert veel kruisbestuivingen op. Ten slotte is er in Groningen geen sluitingstijd voor de kroegen. Dat zorgt voor poëzie-evenementen die makkelijk tot vier of vijf uur ‘s nachts doorgaan.
Wat houdt je werk als stadsdichter in?
Als stadsdichter heb ik een aantal dingen te doen. Zo’n negen gedichten per jaar voor de stad schrijven, me inzetten voor de Groninger letteren en eenzame uitvaarten bijwonen. Maar ik heb mij als doel gesteld om nieuw talent in Groningen te kweken en vervolgens dit nieuwe talent in de rest van het land geprogrammeerd te krijgen. Ook wil ik meer dichters uit de rest van het land naar Groningen halen. Ik probeer dat te bereiken door het poëziepodium Kantoorpoëzie te organiseren, waar nieuw talent op kan treden naast gerenommeerde dichters afkomstig uit het hele land. Door Kantoorpoëzie in anti-kraakpanden te organiseren, komen er veel jonge mensen op af.
Ik hoorde van een film over poëzie die gemaakt is door Renée Luth. Wat is dat voor film en welke rol speel jij daarin?
Dat is een documentaire over jonge dichters in het Noorden. Hierin volgt Renée Luth Pauline Sparreboom en mij.
Welke dingen heb je al tot stand gebracht als stadsdichter?
Zoals ik dus al zei, ben ik veel aan het organiseren geslagen. Kantoorpoëzie is van een kleine avond in een kantoorpandje aan de Herestraat gegroeid tot een avond waar tussen de 150 en 175 bezoekers op af komen. Dat doen we (want ik organiseer samen met Japke Brouwer, Marleen Nagtegaal en Jan-Willem Dijk) nog steeds zonder subsidie of inmenging van grote organisaties. Ook ben ik heel trots op de cultuur van jonge dichters die in Groningen heerst. Door hun succes komen er steeds meer mensen met hun gedichten naar buiten. Dat is niet allemáál even goed, maar soms zit er een parel tussen. Tenslotte ben ik erg blij met de voorstelling die ik afgelopen zomer met Dichters in de Prinsentuin en muzikanten van het Peter de Grote-festival heb mogen maken. Dat was een erg grote poëzie/muziekproductie met verschillende dichters uit Duitsland, Denemarken, Polen en Estland. Ik schreef de gedichten en het stuk eromheen en samen met de muzikanten en de buitenlandse dichters hebben we iets heel bijzonders weten neer te zetten.
Welke dingen ga je nog doen in de toekomst?
Ik denk dat ik me als stadsdichter nu ga focussen op de export van de Groninger dichters. Er moeten meer Groninger dichters komen te staan op festivals in de Randstad. Daar wil ik me hard voor gaan maken. Voor mezelf wil ik nu werken aan een LP met mijn gedichten en ik ben bezig met een novelle/roman. Dus ik vermaak me wel.
Wat zou je veranderd willen zien op poëziegebied in Groningen?
Ik zou graag willen dat er een papieren tijdschrift in Groningen werd gemaakt, dat plaats biedt aan jonge Groninger dichters. Ik denk dat daar ruimte voor is. Tot nu toe vindt het literaire leven hier vooral plaats op podia. Dat vind ik wel leuk, maar ik kan me voorstellen dat er ook jonge dichters zijn die liever willen publiceren dan optreden. Een echt blad zou daar uitkomst voor kunnen bieden.