Dichter en forensisch psychiater Antoine de Kom (Den Haag, 1956) begon in de jaren negentig met het publiceren van poëzie. Hij debuteerde in 1991 met de dichtbundel Tropen, later volgden de bundels De kilte in Brasilia, Zebrahoeven, Chocoladetranen en De lieve geur van zijn of haar. Antoine de Kom is van Surinaams-Nederlandse afkomst en bracht een groot deel van zijn jeugd in Suriname door. Zijn gemengde afkomst en de ervaringen uit zijn jeugd hebben in belangrijke mate zijn poëzie bepaald. Met zijn zesde bundel Ritmisch zonder string won hij de VSB poëzieprijs in januari van dit jaar. Op 10, 13 en 14 juni aanstaande zal de dichter optreden in Rotterdam tijdens het Poetry International Festival.
Je bundel Ritmisch zonder string werd in januari met de VSB poëzie prijs onderscheiden. Kwam dit als een verrassing?
Nee, maar dat komt omdat ik niet snel verrast meer ben. Ik kijk niet zo gauw op van ongebruikelijke zaken. Ik zoek graag afwisseling op en probeer die in mijn werk en gedichten in ere te houden. Dit interview bijvoorbeeld, ben ik nu al internettend aan het beantwoorden op 37.000 voet onder heerlijk ruige turbulentie.
Heb je weleens geprobeerd een gedicht te schrijven tijdens het vliegen?
Jazeker, vooral de eerste versies van gedichten. De reeks ‘hafez bashar maher’ uit mijn bundel is daar een goed voorbeeld van. De eerste versies daarvan schreef ik op de terugweg uit Syrië. Hafez is de vader, Bashar de huidige president en Maher is zijn broer, de beul.
Wat opvalt in Ritmisch zonder string is het afwijkend gebruik van interpunctie en lay-out, zoals het ontbreken van hoofdletters, grote en kleine letters naast elkaar, sommige gedichten bevatten zelfs illustraties. Heb je hier bewust voor gekozen?
Dat klopt, ik moet mijn eigen wapenarsenaal kiezen, de arena organiseren en telkens vernieuwen.
Hoe ga je dan te werk als je een gedicht of een reeks gedichten schrijft en een bundel vormt?
Het schrijven van een gedicht of een reeks gedichten heeft een toevalskarakter, het is niet als het maken van een compositie. Een reeks is ook niet van te voren bedacht. Je moet het eerst naast elkaar in je hoofd zien of letterlijk de vellen met gedichten naast elkaar op de vloer. Gevoelsmatig weet ik dat je niet teveel lange gedichten achter elkaar in een bundel moet plaatsen bijvoorbeeld. Gedichten binnen een reeks moeten aan de andere kant wel qua thematiek duidelijk met elkaar verweven zijn. De reeks ‘Saharazand’ bijvoorbeeld bestaat uit gedichten van telkens 4 regels met illustraties tussen de gedichten. Oorspronkelijk was het een idee om 24 pagina’s met gedichten en illustraties in boekvorm uit te brengen, maar uiteindelijk zijn er 24 gedichten en 16 illustraties overgebleven die in deze bundel zijn opgenomen. De diffuus landschappelijke tekeningen zijn gebruikt als inspiratie voor de gedichten.
Schrijf je ook meerdere versies van een gedicht?
Ik zie het anders. Niet ik maak het gedicht, maar het gedicht gaat aan het werk. Het enige dat ik hoef te doen is ervoor openstaan en het tot me door laten dringen. Het is niet het gevoel dat je iets aan het maken bent. Zeker niet met poëzie. Je kunt het vergelijken met dromen, sommige mensen hebben lucide dromen. Het is alsof je verkeert in een soort gewijzigde bewustzijnstoestand, een stroom waarvan je deel uitmaakt. Als je je eenmaal aan die stroom overgeeft gaat het vanzelf. Het is een soort proces dat jou uitvoert. Je kunt het vergelijken met wat mensen meemaken als ze aan het vrijen zijn. Op het moment dat je denkt ‘wat ben ik aan het doen?’ is de lol eraf en ben je er al niet meer mee bezig. Soms droom ik weleens dat ik vlieg, ik beweeg met mijn armen en zweef ergens hoog in de lucht. Op het moment dat ik denk ‘ik vlieg’ val ik omlaag.
In de reeks Slau [mailto:slau @sr.net] in je bundel, gebruik je de layout van een email bericht. Zijn deze gedichten afgeleid van emailberichten die je ook echt verstuurd hebt?
Slau is een drugsbaron die gek is op Slauerhoff. Ik heb woorden en frases uit de dagboeken en brieven van Slauerhoff gebruikt om tot een soort collage te komen die een eigen leven leidt en dekmantel is voor criminele bezigheden. Van Slau wel te verstaan.
In het gedicht op pagina 92 van je bundel staat een prachtige poëticale versregel: ‘Nergens is dichten beter dan op aanrollende golven. men neme een stevige regel en houde zich daaraan vast’. Is dichten voor jou als een boei in het onbegrensde en eeuwige veranderlijke bestaan?
Als je schrijft ben niet met ideeën bezig. Je wordt gestuurd door associaties en klanken en sensualiteit en soms komt er iets uit waarvan je denkt ‘ja dat is waar’. Poëzie is een soort mysterie, een illusie. Stel je het beeld van een surfer voor die over de golven beweegt, de surfer gaat op in iets wat heel delicaat is: je moet op het juiste moment de juiste vloeiende beweging maken. Dat geeft schijnbaar houvast.
Wanneer schreef je je eerste gedicht en wat was de aanleiding?
Mijn eerste echte gedichten schreef ik in 1980, die bundel heette Cayenne, naar aanleiding van een bezoek aan Frans Guyana ter ondersteuning van de indépendantistes. Ik hield er een rede en danste mee in een demonstratie. De gendarmerie hield ons dag en nacht in de gaten. Een van die indépendantistes is nu minister van Justitie in Frankrijk, en ik kan haar maar niet bereiken. De bundel vond ik niet goed.
Wanneer ben je tevreden over een gedicht?
Nooit.
Als je je gedichten in een bundel op papier ziet staan, denk je dan nog steeds ‘dit en dit zou ik nog willen veranderen?’
Daar pas ik wel voor op. Als het eenmaal gedrukt is kun je er beter niet teveel meer aan veranderen. Soms gebeurt het dat je een gedicht hardop voorleest en denkt ‘het loopt niet, het is niks, ik had het anders moeten doen’. Maar aan de andere kant moet je ervoor zorgen dat je tijdens het schrijven niet teveel wordt afgeleid door het feit dat je wordt gepubliceerd. Dat haalt je uit de concentratie. Je moet een soort wijsheid ontwikkelen over wat je aan het doen bent, en iedere gedachte aan bevestiging, applaus, erkenning moet je loslaten. Op het moment dat je daar mee bezig bent wordt je weggezogen, je poëzie zal eronder lijden.
Je publiceerde vijf dichtbundels voordat Ritmisch zonder string verscheen. Is deze laatste bundel voor jezelf ook speciaal?
Inderdaad want ik ben die bundel meer nog dan de eerdere.
Kun je dit uitleggen?
Een dichter is iemand die ergens voor staat, in wat hij meemaakt en hoe hij het brengt. Een dichter verandert, hij krijgt identiteit en kleur en een smoel, die moet je kunnen herkennen in zo’n bundel. En als je hem in levenden lijve tegenkomt moet je denken: dat is hem wel. Ik vind mezelf het beste passen bij de laatste bundel. In deze bundel ben ik het meest vrij geweest. Je zou kunnen zeggen dat ik een langzame ontwikkeling heb doorgemaakt. Als een ui die zijn rokken afpelt. Je hebt ook dichters die veelbelovend beginnen en daarna afzakken, dichters die veelbelovend beginnen en zich steeds verder ontwikkelen. Bij mij is dat langzaam gegaan. Al dichtende leerde ik mijzelf zien. Als dichter moet je ook je eigen criticus zijn en die is al gauw corrupt.
Maar je kunt als dichter ook afstand nemen van je eigen werk?
Jazeker. Soms verbied ik mezelf om te schrijven en dan komt het toch. Mijn criterium is dat ik iets schrijf, het weer wegleg en er een tijdlang niet naar kijk. Pas in een later stadium breng ik er veranderingen in aan. Maar als je er meerdere keren in moet schrappen en wijzigen is het vaak niks. Vroeger werkte ik langer aan mijn gedichten, maar nu denk ik dat het dichten zelf niet teveel tijd moet kosten. Het eigenlijke dichten is maar een fractie van wat je doet als je het vergelijkt met de tijd die je besteedt aan drukproeven bekijken, voorlezen et cetera. Dichten geeft een soort vrijheid vind ik, in tegenstelling tot bepaalde opvattingen waarin poëzie consistent moet zijn en een eenheid van vorm en betekenis is.
Toen ik je gedichten las kwam meteen het woord ‘associatief’ bij mij op.
In mijn bundel wordt de lezer hopelijk verleid om zich over te geven aan de gedichten, zich te laten meevoeren. Als dat gebeurt is het gedicht geslaagd. Het mooiste van poëzie is dat je in een andere staat van ‘zijn’ terecht komt, die heel overweldigend en speciaal is. Daar komt nog bij: een dichtbundel weegt haast niets, je kunt hem overal mee naartoe nemen en je kunt er heel veel in beleven.
Sommige korte gedichten in je bundel doen denken aan een reisverslag, maar dan in dichtvorm. Beïnvloedt de plek waar je schrijft je gedichten?
Ik probeer zoveel mogelijk plaatselijkheden in mij en mijn gedichten op te nemen in de hoop dat die de weg kwijt raken en dus plaatsloos worden.
Maar de lezer registreert natuurlijk de plaatsnamen die onder sommige van je gedichten vermeld staan: Kauai, Damascus, Paramaribo, om er een paar te noemen….
Ik zie plaatsnamen als ballonnetjes aan een touwtje. Ik wil ze wel ergens aan vastplakken voor de oriëntatie van de lezer, het resultaat is dat je beelden ziet uit die contreien. Ik probeer te accentueren dat het maar schijn is. De gedichten in de afdeling ‘made in honduras’ bijvoorbeeld lijken plaatselijk, maar het heeft helemaal niets met Honduras te maken. De naam zingt zich als het ware los van het plaatselijke en dat is aangenaam.