Een dichter als musicus
door Hans Puper
Martijn Teerlinck was dichter en popmusicus. Onder het pseudoniem Colin Williams bracht hij vorig jaar als The Child of Lov een album uit dat internationaal veel aandacht trok. Als dichter won hij in 2010 tezamen met Daan Doesborgh het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam. Hij overleed eind 2013 op 26-jarige leeftijd.
Zijn enige bundel is Ademgebed, die nu postuum is gepubliceerd. Vriend en dichter Erik Jan Harmens schreef een inleiding. De bundel heeft drie afdelingen: ‘Hier, daar’ , ‘Van gang naar gang’ en ‘Mozeswolken’.
Volgens Harmens zag Teerlinck poëzie als flessenpost: de dichter weet niet wie zijn gedichten leest en de lezer hoeft geen kennis te hebben van de dichter. We weten echter dat hij aan een ziekte van het bindweefsel leed die ook je aderen aantast. Dat maakt dat je zijn poëzie anders leest. Om dat te laten zien, citeer ik het gedicht ‘Zegswijze’ in zijn geheel.
wat ik doe bestaat alleen hierin,
dat ik mijn naam op veel manieren uitspreek
ik ben de zegswijze van deze tijd
dus wat mij recht in het gezicht gezwegen wordt
schep ik rond en rood en open ik
mijn woorden zijn een lange aderlating
uit mijn vaten stroomt mijn bloei
en ik praat slechts in vormen van wind
Lees je ‘Zegswijze’ als autonoom gedicht, dan zou je de aderlating als een gift uit zijn dichtaders kunnen interpreteren: daaruit stroomt de bloei van de taal, hij opent wat hem recht in het gezicht gezwegen wordt. Uit deze beelden spreekt hartstocht: hij geeft niet minder dan zijn eigen bloed – een verwijzing naar Christus? Vormen van wind kun je in ieder geval opvatten als vormen van goddelijke inspiratie.
Heb je echter weet van zijn ziekte, dan worden de beelden zeer wrang en verandert de interpretatie. Woorden die een aderlating zijn, lijken te wijzen op een bovenmatige inspanning; uit zijn vaten vloeit de bloei van zijn leven, het uitsluitend praten in vormen van wind kan duiden op een krachteloze adem – iets wat je in andere gedichten ook terugziet. Dichten doe je nog, maar lang zal het niet meer duren. Autonoom of met biografische context: het lijken wel twee verschillende gedichten. Martijn Teerlinck prefereerde de flessenpost. Dat betekent dat hij met zeer persoonlijke beelden autonome gedichten schreef.
Die moeite met dichten zie je vaker:
plotseling geboren
ouderdom
schijnt
is de
te vondeling gelegde
klanken-
massa
buigzaam en zacht
als faraoknieën
(‘sinds deze’)
Als je de afbeeldingen van strak rechtopstaande farao’s bekijkt, hoef je je over die buigzaamheid geen illusies te maken.
Het woord ‘klanken-/massa’ in het bovenstaande gedicht wijst op het meest opvallende kenmerk van zijn poëzie: de vorm, de klank, het ritme. Neem de volgende regels uit het titelgedicht ‘Ademgebed’: ‘dit is adem de adamfase van de dragende de geslagene / de verlatende de verlatene’. De herhaling van de ‘a’, de klemtonen daarop, de lengte van de woorden en de volle rijmen zorgen voor een opwindend ritme. Soms worden die regels hypnotiserend: ‘er is wezen van zijn maar geen zijnen van wezen het wezen van / zijn is slechts wezen van zijn zijn / en zijn zijn zijn welke taal is wijdverspreider dan het / ademgebed? ( … )’. Lees het hardop voor en je hoort jezelf alsof je buiten adem bent. Dat lijkt mij ook de bedoeling. De slotregels luiden: ‘hier zijn de graten en hier zijn de vaten en hier is de adem en / hier is de amen en hier is de amen en hier is de amen’.
Je kunt Martijn Teerlinck zijn titelgedicht ‘Ademgebed’ horen declameren – uit zijn hoofd dus. Dat is waarschijnlijk de reden dat enkele regels afwijken in die van de bundel. Hij kan die regels natuurlijk ook hebben herzien. Het staat op de site van ‘ipoetry’ ter gelegenheid van de finale van het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam.
Klank en ritme zijn bij zijn declamatie veel belangrijker dan de inhoud – die neem je dan niet zo snel tot je. Hij komt dicht bij poésie pure en daarin herken je de musicus die zijn stem gebruikt als instrument. Een hij doet dat goed: je luistert geboeid.
Uit deze bundel draagt hij ook ‘Lied’, ‘Aliya 1’ en ‘Zegswijze’ voor. Ook deze gedichten wijken soms iets af van die in de bundel – door het gebruik van een ander woord, bijvoorbeeld.
Uit de slotregels van ‘Ademgebed’ blijkt, net als in andere gedichten, zijn gelovigheid: de dichter geeft het leven in handen van zijn god. Daarmee wordt hij volgens inleider Harmens niet oninteressant voor agnosten en atheïsten. Hij heeft gelijk: Teerlinck varieert op bijbelteksten op een onconventionele en boeiende manier, wat leidt tot passages als deze:
regenbooggewricht,
vermenigvuldigde het ongezuurde
licht en
sneed het water aan
(Uit: ‘metafoorinslag’)
Ademgebed is Martijn Teerlincks laatste geschenk aan zijn familie en vrienden, waarin hij de lezers genereus laat meedelen. Lees het. Of beter: beluister de opgenomen gedichten een aantal malen, voor je aan het lezen begint. Je kunt dat ook tegelijkertijd doen, natuurlijk.