David Troch
gent en ik
op schoolreis leerde ik u kennen als tuig
dat allemans armen en benen uit wou rekken.
terstond stopte ik met groeien. zo perplex was ik.
maar ook ik speelde de verbeelding van het kind
kwijt en keerde koen en onverschrokken naar u terug.
ik deelde dorst en honger, botste aan een schoolpoort
tegen een geweldige liefde op. zo wist u mij te strikken.
toch durf ik niet te stellen dat ik mijn laatste woorden
lukraak bij u neerleg. ik ben vaak van u weg.
open ogen
hou je prachtige, prachtige ogen open.
negeer de tandpastaglimlachtoeristen
die op pittoreske plekjes fotootje na fotootje
na selfie schieten. weet wat speelt achter gevels
waar vochtplekken het behang lostrekken. kuier
in buurten waar de godganse aarde samentroept
op een kluitje, in een gloed van neonreclame.
c’est merveilleux, n’est-ce pas?
hou je prachtige, prachtige ogen open.
proef de zoete, zoete nacht. hoor de hoertjes
achter de ruiten naar je fluiten. laaf je aan de geur
die zatlappen verspreiden. voel de vingers
van de zakkenroller langs je lichaam
glijden.
ça sent bien, n’est-ce pas?
hou je prachtige, prachtige ogen open.
duik bij daklozen in portieken. pluk dichters
en andere oplichters in bosjes van de kasseien.
vervang de wegwerpbekers van zigeuners
door waardevolle papieren.
voel je de liefde?
raak verslingerd aan dealers. druk tasjes-,
kruimel- en knuffeldieven tegen de borst. ga
jezelf te buiten met inbrekers, car- en homejackers,
ramkrakers, helers, hangjongeren, breezersletjes, uitschot,
gespuis, onderkruipers, luizen in de pels, niksnutten, misnoegden,
recidivisten, witteboordencriminelen, kwiestenbiebels en taxichauffeurs.
voel je de liefde? voel je,
voel je, voel je de liefde?
tu veux l’amour, n’est-ce pas?
hou je prachtige, prachtige ogen open
en slaap en slaap en slaap. zoals
nooit tevoren. slaap.