Een bespreking van Maarten Buser
Meander Klassieker 188
Maarten Buser sloot aan de Radbouduniversiteit te Nijmegen zijn masterstudie Nederlandse letterkunde af met de scriptie ‘Sinds 11 september ligt een Arabier slecht in de markt’. Het leverde de stof voor de klassieker van deze maand.
–
Twee halve gezichten heb ik.
Twee halve gezichten.
–
Doe wat je Vader zegt,
zegt de sleutelhanger,
en je zult veilig zijn.
–
En het lege slakkenhuis?
Het schimmelende brood?
Het doosje condooms?
–
Het muizengif? Het jankende
feestmasker aan de muur?
De blakende sinaasappel
op het dressoir? Het kammetje
van het merk Unbreakable?
Haar handschoenen die zij
inderhaast is vergeten?
–
Twee halve gezichten.
–
En de achterdocht
in mijn pretoogjes?
Sterk als de impuls
verantwoordelijkheid
te weigeren!
–
De sleutelhanger zegt:
Doe wat je Vader zegt
en je zult veilig zijn.
–
Maar het slakkenhuis
zegt de god van de vreugde na
(en de vrijheid):
Vergeet het verschil
en je zult identiteit vinden.
–
–
Mustafa Stitou (1974)
Uit: Tempel (2013)
Uitgever: De Bezige Bij
In 2013 verscheen Tempel van Mustafa Stitou (1974). De bundel werd unaniem positief ontvangen en begin 2014 bekroond met de Awater Poëzieprijs. In tegenstelling tot de recensies van zijn eerdere bundels Mijn vormen (1994), Mijn gedichten (1998) en Varkensroze ansichten (2003) werd er in de besprekingen van Tempel vrij weinig aandacht besteed aan Stitous Marokkaans-Nederlandse afkomst en multiculturaliteit als thema in de gedichten.[1]
Een gedicht dat in verschillende recensies van Tempel terugkwam, is het titelloze slotgedicht. Ik zal naar het gedicht verwijzen met de beginregel: ‘Twee halve gezichten heb ik’. Het gedicht is op verschillende manieren geïnterpreteerd. Dieuwertje Mertens schrijft bijvoorbeeld: ‘Buiten de tempel heeft religie blijkbaar geen bestaansrecht meer. Maar de protagonist doet toch een oproep: keer deze tempel, dit mausoleum vol religie de rug niet toe. Hij weet het zelf ook allemaal niet zo goed meer en besluit de bundel met: Twee halve gezichten heb ik.’[2] Paul Demets schrijft: ‘Ook in het slotgedicht, dat ik alleen al koos omwille van het prachtige beeld van de gespletenheid die de dichter voelt, zoals hij uitdrukt in de twee openingsregels, wordt duidelijk dat het geen zin heeft dat de zoon zich nog langer schikt naar de veilig ogende, want eenheid biedende wereld van de Vader.’[3] Al eerder in de recensie heeft Demets die wereld van de vader aan religie gekoppeld. Tegenover de religieus ingestelde lezingen van Mertens en Demets wil ik een multiculturele lezing stellen.
Voordat ik daaraan begin, laat ik nog een laatste recensent aan het woord. Luuk Gruwez schrijft: ‘Een van de kernthema’s van de bundel is [Stitous] zoektocht naar een identiteit. “Twee halve gezichten heb ik,” schrijft hij. Om zijn eenheid te hervinden, weigert hij zich toe te spitsen op het conflictueuze: “Vergeet het verschil / en je zult identiteit vinden.”’[4] De observatie dat de ‘ik’ in ‘Twee halve gezichten heb ik’ zich afkeert van het conflicteuze deel ik met Gruwez, maar ik zal laten zien dat niet de door hem geciteerde regels die aversie onderbouwen.
Consent culture en descent culture
Werner Sollors schrijft in Beyond Etnicity. Consent and Descent in American Culture(1987) over de multiculturele samenleving van Amerika, waarin het grootste deel van de bevolking uit afstammelingen van migranten uit verschillende culturen bestaat. Toch is er zoiets als een gemeenschappelijke Amerikaanse cultuur ontstaan. Sollors’ boek gaat over de Amerikaanse samenleving, maar zijn theorie is ook uitstekend toepasbaar op andere multiculturele samenlevingen, zoals Nederland. Jos Joosten en Thomas Vaessens lieten in hun artikel ‘Identiteit, evolutie en engagement. Moderniteitskritiek in de poëzie van Mustafa Stitou’ al zien dat Sollors’ begrippen consent culture en descent culture gebruikt kunnen worden om de poëzie van Mustafa Stitou te analyseren.
Joosten en Vaessens leggen het begrippenpaar descent en conscent culture als volgt uit: respectievelijk een cultuur van traditionele normen en waarden die overgedragen wordt, en een cultuur die uit normen en waarden bestaat die niet als vanzelfsprekend overgedragen worden, maar waar je voor kunt kiezen om die te accepteren.[5] Concreet: voor bijvoorbeeld een Marokkaanse immigrant die zich in Amerika vestigt, is de Marokkaanse cultuur zijn descent culture en de Nederlandse cultuur zijn consent culture.
Sollors’ boek is geen vastomlijnde manier om literatuur te analyseren, omdat het een sociologisch werk is. Sollors analyseert verschillende culturele uitingen, van toneelstukken en romans tot popliedjes en The Godfather. Via deze uitingen doet hij een aantal belangrijke ontdekking over consent en descent cultures, en hoe die zich tot elkaar kunnen verhouden. Sollors houdt er geen duidelijk gedefinieerde methode op na, laat staan een stappenplan, maar hij lijkt uit te gaan van signalen die een verhouding tot een bepaalde cultuur aangeven. Voorbeelden hiervan zijn de klassieke metaforiek waarin ouders voor de descent culture staan (erven; bloed), en de huwelijkspartner (‘spouse’) voor consent culture. [6] Je kunt je ouders niet kiezen, maar je kunt in principe wel kiezen met wie je trouwt (zeker in een vrij land als Amerika, zou Sollors zeggen).
Zulke ‘Solloriaanse’ aankopingspunten zijn ook aanwezig in Stitous poëzie. Een gedicht dat door Paul Demets aan ‘Twee halve gezichten heb ik’ wordt gekoppeld is een ander titelloos gedicht, dat begint met de zin ‘Op mijn rug torste ik de doodskist waarin mijn vader lag.’ In dat prozagedicht staat de passage ‘Hij moet van zijn god met zijn gezicht naar het oosten liggen, dacht ik, richting Mekka. Gelukkig vraagt hij me niet waar het oosten is, want ik weet het niet.’[7] In andere woorden: met het overlijden van de vader ‘overlijdt’ ook de binding van de ‘ik’ met de islamitische cultuur van zijn afkomst. Je zou de vaderfiguur als symbool voor de islamitische cultuur kunnen zien, zoals Demets ook doet. Daarnaast kun je de vader ook in verband brengen met de descent culture van de ‘ik’; denk wederom aan ouders als descent-symbolen.
De ‘spouse’-figuur is overigens ook aanwezig in Stitous poëzie: als je die figuur wat ruimer opvat en niet alleen huwelijkspartners daaronder laat vallen, zou je aan de joodse verloofde kunnen denken, die twee keer in Stitous vorige Varkensroze ansichten (2003) opduikt. Het laatste interessante signaal dat ik hier behandel is het verwijzen naar generaties. Volgens Sollors zijn migranten van de eerste generatie vaak belichamingen van hun descent culture, of staan daar in elk geval symbool voor. Hun kinderen, de tweede generatie, verzetten zich vaak tegen die cultuur van herkomst. [8]
Een Solloriaanse lezing van ‘Twee halve gezichten heb ik’
In ‘Twee halve gezichten heb ik’ is identiteit het thema. Ik zal geen analyse van het hele gedicht geven; wat onder meer het schimmelende brood en het kammetje in het gedicht te zoeken hebben laat ik open.
In ‘Twee halve gezichten heb ik’ wordt gelijk de ‘ik’ geïntroduceerd, die twee halve gezichten heeft. Het is natuurlijk verleidelijk om hier een verwijzing naar het leven tussen twee culturen te zien. Stitou zelf geeft in een interview aan dat de twee halve gezichten als leven en dood geïnterpreteerd kunnen worden [9], maar een interculturele lezing van het gedicht lijkt mij ook erg goed mogelijk.
In het gedicht komen twee raadgevende ‘personages’ naar voren: een leeg slakkenhuis en een sleutelhanger. De sleutelhanger maakt zijn entree in de tweede strofe en zegt: ‘Doe wat je Vader zegt […] en je zult veilig zijn.’ In de derde strofe wordt het slakkenhuis geïntroduceerd, maar dat komt pas aan het slot van het gedicht aan het woord, nadat de sleutelhanger zijn advies heeft herhaald. De slotregels van het gedicht zijn als volgt:
Maar het slakkenhuis
zegt de god van de vreugde na
(en de vrijheid):
Vergeet het verschil
en je zult identiteit vinden.
Het slakkenhuis heeft het laatste woord, of althans, daar lijkt het op. Hij spreekt de sleutelhanger tegen en wordt zelf niet weersproken, en daarom lijkt zijn idee over identiteit het belangrijkst te zijn. Het is echter nog maar de vraag of het slakkenhuis gelijk heeft: de twee raadgevers krijgen connotaties mee die een ander licht op het gedicht werpen.
‘Twee halve gezichten heb ik’ leent zich goed voor een Solloriaanse lezing, hoewel expliciete verwijzingen naar een interculturele situatie ontbreken. ‘Vergeet het verschil’ kan gelezen worden als: geef je dubbele cultuur op. Dat willen ‘vergeten’ van je etnische achtergrond is volgens Sollors een typisch verschijnsel voor migranten van de tweede generatie. Zij willen niets met hun descent culture te maken hebben omdat ze die als een belemmering zien om een goed bestaan in hun consent culture op te bouwen.[10] Daarnaast is er sprake van een vaderfiguur, wat het niet alleen aannemelijk maakt dat er hier een tweede generatie-migrant aan het woord is, maar in het gedicht ook naar de descent culture verwijst; afkomst als bloed of familie.
Het slakkenhuis adviseert de ‘ik’ dat hij het verschil tussen zijn twee halve gezichten moet vergeten. Als de ‘ik’ dat had gekund, had hij dat waarschijnlijk al gedaan; ‘het verschil vergeten’ lijkt mij daarom ook de verplichting om één van de twee te vergeten. Ook de sleutelhanger roept op tot een kant kiezen: die adviseert de ‘ik’ te doen wat zijn vader hem vertelt. Kiezen voor de cultuur van afkomst zou dan evengoed de gespletenheid opheffen. Denk ook aan Demets’ opmerking over ‘de veilig ogende, want eenheid biedende wereld van de vader.’
Er is ook de kwestie van de connotaties die de raadgevers meekrijgen. Stitou heeft in het interview met Ekkers hier belangrijke interpretatieaanwijzingen voor gegeven. Hij noemt het slakkenhuis ‘een leeg huis waaruit de oorspronkelijke bewoner voorgoed vertrokken is’, en de sleutelhanger iets waar een sleutel aan hangt, en een sleutel ‘opent en sluit een ruimte af’. Ook zegt Stitou: ‘de Vader zegt misschien: bouw jezelf een huis, sluit je af van die gevaarlijke buitenwereld en dan zul je veilig zijn’.[11]Indien je dat afgesloten huis als dito identiteit opvat, betekent dat dat de sleutelhanger wil dat de ‘ik’ zijn identiteit fixeert. Stitou wijst in het interview met Ekkers ook op de strikte opvatting van identiteit: overeenstemming, eenheid. De twee halve gezichten van de ‘ik’ zitten die overeenstemming in de weg, maar één van de twee vergeten zou ook zelfverloochening betekenen. Naar wie hij ook luistert, fixatie van de identiteit is het gevolg. De impliciete negatieve connotaties die beide raadgevers krijgen wijzen erop dat die fixatie geen goed idee zou zijn. Daardoor zou een soort ‘afgesloten’ identiteit ontstaan waarin geen plaats is voor invloeden van buitenaf, of voor verandering.
De ‘ik’ lijkt dit te beseffen: hij kiest geen kant, staat kritisch tegenover sleutelhanger en slakkenhuis, maar lijkt tegelijkertijd van hun gekibbel te genieten: ‘En de achterdocht / in mijn pretoogjes? / Sterk als de impuls / verantwoordelijkheid / te weigeren!’ Door die weigering ontstaat er een nieuwe interpretatie van die twee halve gezichten: ze roepen het beeld op van het bekende Yin en Yang-symbool, waar je een gezicht op zijn kant in kunt zien. Yin en Yang zijn twee tegengestelde krachten, die elkaar niet in de weg zitten, maar juist complementair werken. De ‘ik’ hoeft daarom geen van zijn halve gezichten, noch het verschil daartussen, op te geven: samen vormen ze zijn identiteit. In zijn ogen is er eenvoudigweg geen sprake van een conflict. Die afwezigheid van een conflict strookt bovendien ook met Sollors’ theorie: hij laat zien dat descent en consent culture elkaar niet in de weg hoeven te zitten, zeker niet: volgens hem is het koppelteken (denk bijvoorbeeld aan het gebruik daarvan in de aanduiding Marokkaans-Nederlands) zeker geen minteken.[12]
Maarten Buser
____
[1] Mijn hier gepresenteerde analyse van ‘Twee halve gezichten’ is grotendeels gebaseerd op mijn masterscriptie ‘Sinds 11 september ligt een Arabier slecht in de markt’. Descent culture en posture in het dichterschap van Mustafa Stitou. Ik heb in de inleiding daarvan onder meer een overzicht van de receptie van Stitous vier afzonderlijke bundels gemaakt, op basis van factoren als afkomst van de dichter, en of thema’s als religie, multiculturaliteit en identiteit in de recensie aangehaald werden. Die drie thema’s spelen in elk van Stitous bundels een rol, maar hun prominentheid verschilt per bundel.
[2] Mertens 2013.
[3] Demets 2013.
[4] Gruwez 2013.
[5] Ik haal de uitleg van Joosten & Vaessens aan omdat die helderder is dan die van Sollors zelf. Joosten & Vaessens halen echter wel per abuis consent en descent door elkaar. Zie Joosten & Vaessens 2005, blz. 130.
[6] Sollors 1987, blz. 6.
[7] Stitou 2013, blz. 7.
[8] Sollors 1987, blz. 214-215.
[9] Ekkers 2013, blz. 8.
[10] Sollors 1987, blz. 215.
[11] Zie voor de citaten uit het interview Ekkers 2013, blz. 7
[12] Sollors 1987, blz. 243.
____
Bibliografie
Buser, Maarten.‘Sinds 11 september ligt een Arabier slecht in de markt’. Descent culture en posture in het dichterschap van Mustafa Stitou. Masterscriptie geschreven aan de Radbouduniversiteit te Nijmegen, als afsluiting voor de masterstudie Nederlandse letterkunde.
Demets, Paul. ‘Twee halve gezichten’. In: De Morgen (10-07-2013).
Ekkers, Remco. ‘Laten we het open houden’. In: Poëziekrant 5 (2013): blz. 4 t/m 11.
Gruwez, Luuk. ‘Een God, ontgoocheld en opgebrand’. In: De Standaard (16-08-2013).
Joosten, Jos & Thomas Vaessens. ‘Identiteit, evolutie en engagement. Moderniteitskritiek in de poëzie van Mustafa Stitou’. In: Nederlandse letterkunde 1-2 (2005), blz. 129-154.
Mertens, Dieuwertje. ‘Stitou laat de lezer onthutst achter’. In: Het Parool (23-05-2014).
Sollors, Werner. Beyond Ethnicity: Consent and Descent in American Culture. New York/Oxford: Oxford University Press (1987).
Stitou, Mustafa. Tempel. Amsterdam: De Bezige Bij (2013).