Poetry-bot
door Maurice Levano
Mijn virusscanner filtert inspiratie. Soms open ik mijn spambox, lees een mail en roep: dit is poëzie. Ik heb er een paar gecopy-pastet, en bewaard in een document. Naar verloop van tijd kwam ik erachter dat ik niet de enige ben die poëzie in spamberichten ontwaart, en dat er een naam voor is: spoetry (samentrekking van spam en poetry).
Spoetry is een specifieke vorm van conceptuele poëzie: found poetry. Found poets stellen dat gedichten voor het oprapen liggen. Iedere tekst kan geclaimd worden, en de auteur ligt niet vast. Een gebruiksaanwijzing, een doktersroman, een krantenbericht – jij bent de schrijver, omdat jij zegt: deze tekst is een gedicht.
Een andere vorm van found poetry is flarf. Flarf wordt opgebouwd uit teksten van het internet. De verschillende woorden en zinnen worden gegenereerd door een website als Google. De flarfdichter ordent de zoekresultaten zo dat de tekst wegleest als een gedicht. Flarf plukt taal die door anderen is geschreven, rangschikt deze tot een boeket en vult er de lege pagina van een gedichtenbundel mee. Spoetry pakt een patatbakje van de grond, plaatst het in een vaas en zegt: dit is de een van de mooiste rozen die ik ooit heb geroken.
Flarf is een stroming die samenvalt met de opkomst van Web 2.0. De eerste flarfers stammen uit 2000 (VS). Een dichter, Gary Sullivan, stuurde het lelijkste gedicht dat hij kon schrijven in naar een malafide poëziewedstrijd, nadat deze zijn grootvader geld afhandig had gemaakt. De wedstrijd werkte à la het Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen uit Lijmen/Het been. Hun reactie op zijn inzending (1e prijs) plus zijn gedicht postte hij op een newsgroup, als bewijs van hun malversaties. Al snel volgden andere dichters met het lelijkste dat ze konden verzinnen. Het neologsime flarf werd in het leven geroepen: lelijke gedichten, met zo politiek incorrecte onderwerpen als maar mogelijk was.
Flarf is begonnen als poging iets ‘afgrijselijks’ te maken, als poging te breken met al de regels van de poëzie: esthetiek speelt geen rol, expressie is irrelevant, typografie en syntaxis ondersteunen niet, clichés dienen omarmd te worden; er is geen auteur, alleen een taaljutter. Een van de bekendste flarfdichters van Nederland is Nanne Nauta, die een eigen flarfpoëzie-uitgeverij bestiert. Mark van der Schaaf geeft zijn poëzie aldaar uit.
Witte Verzen is Van der Schaafs vierde bundel. Hoewel de gedichten diverse inspiratiebronnen en een verschillende thematiek hebben, kennen ze allemaal dezelfde opbouw: geen titel, drie alinea´s van acht regels lang. Het blok ‘De witte verzen’ bestaat uit gedichten gebrouwen uit heerlijk in romantiek zwelgende, dagboekachtige passages uit 19e-eeuwse teksten. De andere blokken zijn geïnspireerd op beschrijvingen van kunst: de beschrijvende kaartjes bij schilderijen in een museum, een zelfgeschreven verklaring door een kunstenaar over zijn werk, of een kunstrecensie. Een van deze drie blokken is geënt op artikelen uit NRC Handelsblad, waarin kunstenaars aan het woord zijn.
Van der Schaafs doel was serieuze besprekingen van kunst teniet te doen, omdat verstandige mensen wat hem betreft afzien van het praten over kunst. De dichter ontzenuwt daarmee wat Karel van het Reve ooit ´dieventaal´ doopte. Niet het Bargoens, maar taal die zijn toevlucht neemt in loze kreten om betekenis te suggereren. De dichter vermaakt zich met de holle frasen die kunstenaars gebruiken, gesteld voor de schier onmogelijke opdracht kunst te beschrijven. Soms voelt de kunstenaar zich gemangeld, maar kiest hij voor een goede PR en spreekt dieventaal om zijn onderdrukkers niet tegen het hoofd te stoten. Soms spreekt hij dieventaal om te verbloemen dat de kunst niet goed genoeg is.
Er zijn mensen die op bedevaart gaan naar de plekken
in mijn werk; onmiskenbaar mensen met een licht
afwijkende blik. Ik ben vertrouwd met hun
ontwikkelingen en neem dan snel een standpunt in.
Anders worden er verwachtingen gewekt die ik
makkelijk waarmaak. Dit keer probeer ik een jonge
vrouw te zijn, die belt met 112 om te zeggen dat haar
poesje weg is. Ik voelde instinctief dat de muziek van
Milli Vanilli er goed bij paste.
Ik schrijf staand, omdat schrijven zo ontzettend leuk is.
Ik ben mijzelf dan even helemaal kwijt. Het is ook
moeilijk om over schrijven te praten, vooral in
woorden. Momenteel houd ik mij veel bezig met
fotografen die hotels binnenlopen met een paraplu.
Ik weet niet goed hoe ik dat moet zeggen, maar
ik heb er veel aan gehad.
Meestal wacht ik geduldig tot de juiste omstandigheden
zich voordoen, tot de delen corresponderen met het
publiek dat voortdurend mother fucking bitch
scandeert, waarop ik fuck zeg. Ik houd het relaxt.
Zo slecht heeft het publiek het namelijk niet. Nimmer
had poëzie zich zo vol gepresenteerd, zo rijk. Het voelde
alsof ik in de voetsporen van oude meesters trad.
Het zou schelen als Van der Schaaf niet in iedere zin van ieder gedicht het absurde opzoekt. Hij probeert er duidelijk een goed lopend betoog van te maken, maar wat overheerst is het een beeld van opgedroogde lijm. Het plakt wel, maar je ziet dat het over een paar weken of maanden niet meer vast zit. Hij mikt op de lach, maar schiet in het been.
Ik vind dat poëzie ontstaat door preoccupaties, vragen, ideeën en associaties, waarvan een gedicht uiteindelijk de synthese kan zijn. Flarf is een kunstgenre waarin het niet gaat om het zoeken, maar om het vinden. Flarf geeft geen synthese, want er is geen zoektocht. Flarf gebruikt Google en vergroot absurditeit met Ctrl-C, maar met niet genoeg zeggingskracht om iets van dat absurde te dragen.
Bij het lezen van de flarfs, dacht ik aan de Sokal-affaire. Alan Sokal, professor natuurkunde, schreef opzettelijk een nonsensartikel in de stijl van postmoderne teksten. Het werd gepubliceerd, en vormde de opmaat voor zijn publicatie Fashionable Nonsense. Nu is er een textgenerator, die met een druk op de knop een postmodern essay vervaardigt.
Pas als flarfgedichten met een flarf-generator worden gemaakt, zullen ze mij weten te raken. Het absurde wordt echt absurd, omdat de willekeur systematisch wordt, zoals vaak in het echte leven. Een ontroerende robot, is de Accidental Haiku. Dit zou je een poetry-bot kunnen noemen. De twitter-bot van Tim De Gier schrijft flarf-tweets. De auteur is weg, dus jut niet meer, hij lijmt zich achter een behang van enen en nullen.
Hoe je te verhouden tot absurditeit, en dit in zinnen weten te vatten die verrassen en bekoren – dat is denk ik de opdracht. Een goed voorbeeld, vind ik bij Leeflang:
wat ons wordt aangedaan, hoe
koninklijk het weerloze vertrouwen
in de zin ervan.
(‘Les’, uit Bewoond als ik ben, 1981)
Het internet afstruinen op zoek naar goede zinnen die je kunt gebruiken voor een gedicht, doet me denken aan de postorderjunks die online van alles bestellen, zonder te zien wat ze al in huis hebben. Ik shop ook wel eens online, maar als het kan ga ik naar een winkel. Veel liever koop ik niets, en maak ik wat. Ik heb al zoveel. Nog meer nieuwe spullen kunnen de leegte toch niet dragelijker maken.
***
Mark van der Schaaf (1966) brak in 2012 als flarfdichter door met Een enkel groen blad, de olie van pelikanen. Deze bundel werd gevolgd door Midlife Motivator en Eekhoornoase.