LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Guido De Bruyn – Blakte

2 apr, 2015

Twee lege flessen en een schaaltje

door Yves Joris

Guido De Bruyn (1955) geldt als ‘geheimtip in de Vlaamse poëzie’.  Hij won in 2012 en 2014 de poëzieprijs CC Boontje, was tweemaal laureaat van de Klara-poëzieprijs en ook zijn verhalen werden meermaals bekroond. In 2004 verscheen zijn debuutbundel Het achterwerk van het geluk, gevolgd door zijn vertaling van Shakespeares Sonnetten in 2006. Zijn bundel Het huis Augustus (2007) werd genomineerd voor de Herman de Coninckprijs. In 2010 verscheen Een steen in Lissabon, nog geen jaar later gevolgd door Apenverdriet (2011). Ondanks de talrijke nominaties is er op het internet weinig te vinden over deze man. Tijd om er verandering in te brengen.

‘Blakte’ is volgens het woordenboek een vlakke, bewegingsloze uitgestrektheid of een windstilte. De lezer verwacht dus ingetogen poëzie die de pagina’s waarop ze gedrukt werd, nauwelijks durft te beroeren uit angst deze gewijde stilte te doorbreken. De twee thema’s van de bundel, afscheid en schoonheid, leunen dan ook perfect aan tegen deze windstilte. Hoe mooi dit beeld ook mag zijn, het werkt tegelijk beperkend en vooral beklemmend. Het beeld van Flanders’ Field met de wiegende klaprozen brandt zich op mijn netvlies en blijft tijdens de lectuur van de bundel steeds weer opduiken. Dit vooroordeel is echter ten onrechte. De bundel is gelukkig veel meer dan een zoveelste poging om een graantje mee te pikken van de Groote Oorlog.

De bundel is onderverdeeld in vier delen: grondverf, via tintoretto, oefeningen in schoonschrift en wolfskwint. Deze laatste verwijst naar een onzuivere toonafstand in de muziek en is tevens de titel van een van de gedichten:

wolfskwint

als laatste wens koos hij de volle kelk
van haar gelui: haar ui van brons,
gepeld in decibels.
nog eenmaal wou de beier horen
de triomf van wolfskwint, reine kwart,
dikke jacqueline.

men bracht hem op een hondenkar.
boven het geratel zijn versteende grap
over paaseiland, waarop de zeven apen daar
naar zee kijken, en zouden blijven kijken
ook als hij er niet meer was.

wij lachten voor het eerst, zoals het hoorde.
toen was het tijd voor dikke jacqueline.
van haar, die normaal van dopen sprak en
van  de jaarlijkse verrijzenis, klonk nu
gejubel zwart.
de beier in de hondenkar genoot.
ons ontging de wolfskwint, reine kwart.

 

Wat onmiddellijk opvalt is het gebrek aan hoofdletters zonder bepaalde reden. Ontbrekende hoofdletters gaan meestal samen met afwezigheid van interpunctie. Niets is minder waar bij De Bruyn. Hij gebruikt immers veelvuldig leestekens om het ritme van zijn gedicht te bepalen. Verder maakt de dichter het niet gemakkelijk door het gebruik van een specifiek jargon. Een aandachtige lezer heeft wel onmiddellijk door dat het gedicht de laatste ogenblikken van een oude beiaardier  verhaalt, maar het specifieke taalgebruik sluit het gedicht. En dat is spijtig, want De Bruyn dicht met een penseel waardoor hij een levendig beeld schetst, maar tegelijk legt hij teveel nadruk op techniek van het schilderen en niet op het eindresultaat. Als lezer haak ik af bij deze overdaad aan uitleg.

Dat is spijtig want Blakte bevat wel degelijk pareltjes van observatie. In ‘ars morandi’ is schilderkunst, zoals de titel al doet vermoeden, opnieuw prominent aanwezig. Hier zoomt De Bruyn opnieuw in, maar ditmaal zonder te vervallen in uitleggerigheid.

ars morandi

twee lege flessen en een schaaltje
waarop zich een citroen bevindt.
dat is het.
geen ansichtkaart, geen krijsend zwerk,
geen jubelkleuren.
hier staat op het eerste gezicht
niets te gebeuren, dit is het nulpunt
van het alledaagse.

pas in de coulissen van het schilderij
geeft zich het spektakel prijs:
in de nagalm van citroen en schaaltje,
een les in diepte zonder donkerte.
hoe welsprekend plots het zwijgen
van een schaduw, van leegte
in een fles.
hoe zondags nu dit schilderij.

 

Het is duidelijk dat de dichter in dit gedicht de mosterd haalt bij de Italiaanse meester van het stilleven, Giorgio Morandi. Net zoals de schilder slechts enkele alledaagse gebruiksvoorwerpen nodig heeft om tot zijn verstilde kunst te komen, zo heeft ook de dichter in dit geval amper woorden nodig om een verpletterende indruk na te laten. Wat is het verschil met het eerste gedicht? Dat de lezer wel toegelaten wordt. De dichter beschrijft wat de kunstenaar schildert: pen en penseel in perfecte symbiose. Het doet denken aan een andere dichter van de uitgepuurde taal, Roland Jooris die het zo mooi omschrijft in zijn gedicht ‘Minimal’:

Minimal

Vogel wipt.
Tak kraakt.
Lucht betrekt.

Bijna niets
om naar te kijken
en juist dat
bekijk ik.

 

Deze uitpuring van de taal bereikt een hoogtepunt in het onderdeel ‘Oefeningen in schoonschrift’, waarin woord en beeld elkaar afwisselen en versterken. Instagramachtige foto’s met veel schaduwbeelden en lijnenspel, voorbijgangers meestal met de rug naar de camera, desolate landschappen illustreren wat de dichter met blakte bedoelt.

broer

omdat hij dood is maakt hij me elke nacht weer wakker
net als vroeger roept hij mij hem in te halen
tot ik hem net niet aan kan raken

 

Fabres kunstwerk dat naar de vlakte staart, een zwarte schaduw prominent aanwezig zonder op enig moment uit de anonimiteit te treden. Samen kijken ze in de verte, beeld en mens, licht en donker, levend en dood: foto en gedicht die elkaar opnieuw vinden en versterken. Deze korte gedichten zijn haiku’s in geest, maar niet in vormvaste letter. Hier is De Bruyn op zijn sterkst. Net zoals Morandi heeft hij weinig nodig om een groots beeld te scheppen. Tijd om de Bruyn en vooral zijn poëtisch werk te leren kennen.

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...