LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Elvis Peeters – NU

6 mei, 2015

De poëzie van nieuwsberichten

door Levity Peters

De nieuwste bundel van Elvis Peeters heeft een problematische titel gekregen: NU.
Er zijn wel mensen die beweren dat ‘het nu’ de enige tijdsmaat is die er bestaat; je moet in het nu leren leven zeggen ze dan. Het ‘nu’ is het enige dat ertoe doet. Het verleden bestaat niet meer, en de toekomst bestaat nog niet, dus –
Voor mij is het ‘nu’ een oneindigheid, een dynamisch proces waarin de toekomst naadloos in het verleden schuift, het ‘nu’ als het punt waar de toekomst door het verleden wordt ingenomen. Gemakshalve gebruiken we het woord ‘nu’ als tijdsmaat voor het meest nabije: een moment van bewustzijn. Denk ik. Maar ik ben benieuwd naar andere zienswijzen. Ik ben geen filosoof. Ik heb een dichter weleens horen beweren dat de tijd het enige thema is van de moderne poëzie.

Een andere mogelijkheid om dat ‘Nu’ van de titel te interpreteren, heeft te maken met het ontbreken van het lidwoord: De bundel heet niet ‘Het nu’, maar NU. Feitelijk, taalkundig, de enige mogelijkheid om de titel te interpreteren is dus om hem als een aansporing te lezen, een commando, als wanneer een man die zijn zoontje leert om te vissen, ‘Nu’ zegt op het moment dat het kind de hengel moet ophalen om de vis aan de haak te slaan; of als gedurende een bokstraining, de trainer die ziet dat zijn bokser door de verdediging van zijn tegenstander heen kan breken en ‘Nu!’ roept.

Ik noemde de titel problematisch omdat je geneigd bent om hem op alle gedichten toe te passen. De poëzie van Elvis Peeters is sterk anekdotisch, dus poëzie die zich hoofdzakelijk met het verleden bezig houdt, en via dat verleden wellicht iets over het heden probeert te vertellen. De titel kan dan alleen maar verwijzen naar het moment dat de poëzie als nieuw, als spelend op dat moment, hoofd en hart van de lezer binnen komt. Poëzie als mogelijkheid om de lezer in een lang gerekt ‘nu’ vast te houden. Poëzie dus die de lezer boeit. Alleen concentratie kan je in het nu brengen. Alleen poëzie die je tot concentratie brengt.

De gelijktijdigheid van totaal verschillende ervaringen speelt een belangrijke rol in de poëzie van Peeters. In ‘Op de verkeerde plaats op het verkeerde moment’ speelt dit:

In Donetsk wordt de stad beschoten.
Huizen en scholen en klinieken worden getroffen.
Tientallen komen om.
Terwijl zij op handen en knieën op het tapijt.
Haar panty en slipje zwart rond haar enkels.
Haar rok omhooggeslagen.
Ik op mijn knieën achter haar.
Mijn vingers om haar ronde borsten.
Haar tepels keihard in mijn handpalmen.
Haar bleke billen zonder commentaar.
Natuurlijk steekt mijn pik in haar.
Natuurlijk bewegen wij ritmisch.
Natuurlijk weet niemand hiervan.
Ik hoor het later pas op de autoradio.
Wanneer zij bij haar man in bed kruipt
in dat uitgebeende huwelijk van haar.

Zoals de hoofdpersoon van dit gedicht de autoradio nodig heeft om te weten wat er in Donetsk gebeurd is, hebben wij dit gedicht nodig om te weten wat hij deed met de overspelige vrouw, (wat er in essentie altijd gebeurt wanneer iemand zich ertoe zet om een partner, een rivaal, te bedriegen), en worden wij geconfronteerd met die emotioneel volstrekt ongelijkwaardige gebeurtenissen, die de lezer bijna automatisch confronteren met het eigen ‘nu’ waarin onvoorstelbaar veel speelt waarvan wij geen weet hebben. Daar lijkt het mij de dichter om te gaan, al ligt de nadruk in dit gedicht wel heel erg sterk op het doorsnee vluggertje dat wordt gemaakt, als was dat toch wel het allerbelangrijkste.

In het gedicht ‘Man’ speelt een televisie de rol die in het vorige gedicht door de radio werd vervuld:

Dit leven heeft op de aarde plaats gevonden:
een man, had een vader en een moeder,
groeide op, studeerde, werd verliefd,
kreeg kinderen, werd journalist.
Ik had andere dingen te doen.
Toen ik opnieuw naar het scherm keek,
zag ik nog net in dezelfde seconde hoe
iemand de man een groot mes tegen de keel zette
en sneed.

Die laatste regel doet vermoeden dat het niet om een tv uitzending ging, maar een internetfilmpje, al kan ik dan de zin: ‘Ik had andere dingen te doen.’ niet plaatsen. Het feit dat wij als mens in allerlei verschillende werelden leven, met allerlei verschillende ervaringen, is natuurlijk ‘een waarheid als een koe’, al is het een waarheid die vaak wordt vergeten. Hetzelfde kun je zeggen over feit dat een leven op de aarde heeft plaats gevonden, en dat de journalist die onthoofd werd een vader en een moeder had. Het zijn zulke algemeenheden dat je er cynisch van zou kunnen worden.

De constatering dat de dichter de moordenaar zag snijden roept bij mij de vraag op wat dat met de dichter deed, naar mijn idee het enige dat het bestaansrecht van dit gedicht had kunnen rechtvaardigen. Nu is het even oppervlakkig en onpersoonlijk als het gemiddelde nieuwsbericht. Daarvoor lees je geen poëzie, lijkt mij.

Honger

We konden de honger zien op televisie,
Hij duurde zesendertig seconden en toonde
dikke buiken, benige gezichten, grote ogen.
Er praatte een stem overheen die zei welke
honger het was, in welk land, welk gewas
ontbrak, hoeveel mensen er stierven,
gemiddeld, elke dag. Benieuwd
wat het morgen wordt.

Een gedichtje als dit maakt voor mij de voorgewende betrokkenheid bij het lijden van mensen volstrekt ongeloofwaardig. Het lijkt een kritiek op de manier waarop de media verslag uitbrengen, maar deze poëzie onderscheidt zich daar in oppervlakkigheid en gevoelsarmoede niet van. Het volgende gedicht:

De dans niet ontsprongen

Popmuziek in je oren, dat verlicht
het denken, die schreeuw en dat akkoord,
dat ritme, die tonen, de beat, dat
schudden en rollen, tot alles trilt, over
de vloer schuimt, de tijden veranderen, ik
wil jouw hond zijn, wij zijn allemaal hoeren,
de liefde rijt ons uiteen, steek mij
in brand, dans, dans, dans,
en ondertussen Sloterdijk lezen en mijn stem
uitbrengen, buiten het nutteloze
koeren van een duif. Uiteindelijk brengt
ook de democratie geen rust.

Bijzonder, die popmuziek in je oren! Je zou ze in de kont van deze dichter verwachten. Dat zij het denken verlicht, is nog veel bijzonderder, terwijl alles trilt en over de vloer schuimt, zodat de dichter de hond wil zijn uit een lied van Brel, overtuigd is dat iedereen een hoer is, ondertussen filosoof Sloterdijk leest en tegelijkertijd zijn stem uitbrengt en boven de dreunende muziek uit het koeren van een duif hoort, dat hij weliswaar nutteloos noemt, maar vermeldenswaard acht, (terecht natuurlijk, dat beest moet een geweldig volume hebben) voordat hij tot de conclusie komt dat de democratie geen rust brengt. Wie had dat verwacht?! Is het geen groot wonder dat dit voor poëzie wordt gehouden?

Na het lezen van dit gedrochtje wilde ik door naar het volgende gedicht, maar dat was het gedichtje ‘Man’ dat ik al had geciteerd. Bij het doorbladeren van de bundel stuitte ik opnieuw op het eerste geciteerde gedicht dat ik met nog enige goodwill had gelezen. Die had Peeters inmiddels verspeeld: ‘Haar bleke billen zonder commentaar.’ Ik zou er niet opgekomen zijn, maar deze dichter wel, omdat het moest rijmen op: ‘Ik op mijn knieën achter haar.’ Ik bedoel maar. Wanneer een dichter commentaar mogelijk acht van een paar bleke billen, dan kun je van hem alles verwachten.

Was het maar niet zo cliché! Het gedicht ‘Stilleven’ begint zo: ‘Geen zuchtje wind./ De takken stil aan de bomen (..)’ Hoe vermeldenswaard is het dat de takken stil aan de bomen hangen terwijl het windstil is?
Even verder in het gedicht lees ik: ‘De vogel die had kunnen neerstrijken op een tak doet dat niet./ Hij is niet opgevlogen./ Ineengedoken houdt hij zich schuil./ de eenzame paal staat stil rechtop./ Ook de bomen verroeren niet. (..)’

Het gaat maar door, pagina’s lang gaat het maar door, beweegt er zich niets, doet die paal nog steeds niets – ‘De paal staat daar.’
Het is niet dat ik niet begrijp waar de dichter op uit is, maar het had slechts gewerkt wanneer hij zichzelf als toeschouwer in het gedicht had ingevoerd, wanneer de lezer zich met hem had kunnen identificeren terwijl zijn ogen van het ene onderwerp naar het andere gaan, even blijven rusten, het volgende beeld zoeken – en dat alles binnen zijn beperkte blikveld waarin hij telkens terug keert tot wat hij eerder zag, maar op een andere manier, met oog voor andere details. Je zou de verstilling die hij blijkbaar zoekt, kunnen mee ervaren.

Iets soortgelijks doet zich voor bij lezing van het gedicht ‘Ballet’. Wanneer je de eerste regels van de strofen op een rijtje zet, lees je dit:

Boven het water dansen twee libellen.
Boven de libellen dansen twee zwaluwen.
Boven de zwaluwen dansen roofvogels.
Boven de roofvogels dansen de maan en de zon.
Boven de maan en de zon dansen twee sterren.
Boven de sterren dansen twee melkwegstelsels.
Boven de melkwegstelsels dansen twee atomen.
Twee motten dansen rond de vlam.

Zo heb je de kern van het gedicht. Het zijn lange strofen. De laatste regel van de laatste strofe: ‘De vlam dooft de dans.’ Zoals verwacht. Dit gedicht wordt acceptabel wanneer je het leest als de verbeelding van de dichter, die niet alleen de zon, maan en twee sterren laat dansen, maar zelfs twee complete sterrenstelsels! (Of slechts twee) – De wijze waarop Peeters nu zijn verbeelding heeft vorm gegeven maakt het gedicht zowel vermoeiend als ridicuul.

Dat ‘Nu’ van de titel lijkt mij nu even willekeurig gekozen als de vogel die had kunnen neerstrijken maar dat niet deed. Bij een dichter is, net als bij God, natuurlijk alles mogelijk. Dansende sterrenstelsels incluis. Maar net als in de natuur zijn er wetmatigheden waar de poëzie niet buiten kan, waar ze aan moet beantwoorden. Het is niet voor niets dat wij kunstwerken, gedichten, de naam van de maker geven. Ze zijn herkenbaar als werk van die of die, het is zijn stem, zijn adem. Hans Arp, die niet alleen een geweldig dichter was, maar ook beeldhouwer, zei het zo: Ik heb voor een sculptuur dikwijls maanden, zelfs jaren tijd nodig. Ik laat het werk niet los voordat ik in dat lichaam genoeg van mijn leven heb gegoten – tot ik zie dat er niets meer aan veranderd moet worden. Bij Elvis Peeters heb ik het gevoel dat hij niet genoeg van zichzelf in zijn werk heeft gestopt, dat hij het niet genoeg doorleefd heeft en dat het geen werkelijke urgentie had.

***
Elvis Peeters (1957) is naast rock-muzikant schrijver van romans, verhalenbundels, kinderboeken, theater- en luisterstukken (vrijwel alles in samenwerking met Nicole Van Bael). Met zijn roman Dinsdag haalde hij de shortlist van de AKO Literatuurprijs 2012 en een nominatie voor de Libris Literatuurprijs 2013.
Als dichter debuteerde hij in 2008 met de bundel Dichter.
NU is zijn tweede bundel, deel 23 in de reeks Eigentijdse Poëzie van uitgeverij Voetnoot, een serie onder redactie van Andrea Voigt.

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...