LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Armando – Waarom

14 dec, 2015

Daarom!

door Hans Franse

In november 2015 verscheen de laatste bundel van schilder, beeldend kunstenaar, zigeunermuzikant en dichter Armando. In zijn veelzijdige werk, dat hij in zijn geheel ziet als een ‘Gesamtkunstwerk’ waarvoor hij ook vele prijzen ontving, is altijd de aanwezigheid van de laatste oorlog te herkennen. Soms lijkt zijn poëzie zelfs gewelddadig. Ook voor zijn generatie, na de Vijftigers, is de oorlog nooit opgehouden. Soms is zijn poëzie strijdbaar, soms nuchter constaterend, soms lijkt er een overgave te bespeuren. Niet voor niets wordt door sommige critici opgemerkt dat zijn kunstenaarsnaam ARMANDO (letterlijk in het Italiaans: ‘bewapenend’) opzettelijk aangenomen zou zijn. Dit is niet juist: Armando is de Italiaanse vorm van Herman: hij had een Italiaanse grootmoeder. Dat men dit veronderstelde zegt wel iets van het karakter van zijn werk. Deze bundel bevat 21 gedichten. Er lijkt een andere toon aangeslagen: sluit hij zijn ‘Gesamtkunstwerk’ hiermee af?

De titel ‘Waarom’ (zonder vraagteken) doet verwachten dat er in de poëzie vragen gesteld worden naar de zin van alles waarmee de dichter zich bezighoudt. In het korte gedicht ‘Waarom’ worden inderdaad vragen gesteld , die echter meer en nieuwe vragen oproepen:

Waarom?
Moet het nog hoger?
Is het niet hoog genoeg?

Acceptatie of resignatie? Men verwacht antwoorden, vooral daar de aard van de vragen slechts een algemeen sfeerbeeld biedt . De lezer echter die zich in het gedicht ‘Daarom’ op pagina 33 verdiept om mogelijke antwoorden te vinden, komt bedrogen uit: er is daar sprake van een opdracht, van rechtvaardige oorden van onbekende goden en van verdwijnen. De titel ‘Waarom’ lijkt dus te maken te hebben met de hele bundel, die in zijn geheel geïnterpreteerd kan worden als een vraag naar het wezen van de wereld om de dichter heen. Heeft de dichter de essentie van die wereld weergegeven?

Die wereld is somber: ‘het bestek’, in het eerste gedicht, ‘ligt haastig naast de honger’. De woordkeus is niet optimistisch: er is sprake van ‘levende leegtes’. De dichter constateert dat ‘Het einde is begonnen’. Oordelend over het heden zegt hij : ‘Het heden heeft gezwollen tongen/ en geen enkel oordeel’. De wereld lijkt leeg, zinloos en waardenloos.

Weliswaar slaat hij ‘een brug’ (pag.19), want ‘Er is een gedachte geboren/ en een bedeesde brug gebouwd’, maar in het volgende gedicht ‘dringen de berichten zich naar voren’ en ‘de getallen stichten monumenten/ men gaat elkaar te lijf’.

Tegenover het hoopvolle gedicht ‘Warmte’ (pag.37) ’Zelfs nu komt de verbazing / tot leven’ staat het sombere ‘De vlucht’, waarin naast ‘een naargeestig ontwaken’ ook ‘de troosteloze lijdensweg, een zwijgen zonder hoop /de dag die nooit geschenen heeft’ voorkomt.

Even lijkt er een verlichting, als de lente zijn intrede doet. ‘ ‘t Is de geurende gonzende lente/ een schaamteloze lach’. Duidt die schaamteloosheid op het engagement, dat men niet kan en mag lachen in de somberheid en de lege wereld die het lachen doet vergaan? Niet helemaal, want, stelt de dichter: ‘Het is een barmhartig schouwspel op weg naar een luchtig stervensuur’. Het sterven is verlicht, en dat is barmhartig, maar de somberheid blijft.

Het is geen optimistische poëzie; de emotie onder de woorden getuigt slechts zelden van een aarzelend optimisme. ‘De godin van de moedelozen’ ( pag.23)heeft ‘genezing fel begeerd’. Maar het pessimisme slaat toch weer toe in de laatste regels: ‘Godin/u schijnt geleefd te hebben.’ De dichter is niet zeker of er voor moedelozen (is hij zelf ook één van hen?) echt een Godin bestaat die de genezing fel begeert..

De bundel eindigt met het gedicht ‘Het Gebouw’. ‘Hier slaapt een kwaad gebouw/ dat angstige gebaren maakte,/ een wreed gezicht vertoonde’. Het gebouw wordt gepersonifieerd: het krijgt ‘een tong die uit de ramen hing en/ van verachting sprak’. Het is een gebouw in ‘doodsnood,/de laatste zucht als bleke groet’. Het gedicht in zijn geheel lijkt een afsluitende metafoor te zijn van een machteloze dichter die de wereld ziet als een naar een einde gedreven planeet waarop zijn constaterende rol niet veel hoop kan brengen.

De gedichten zijn kort, minder muzikaal dan ik had gehoopt. Een bundel met onderhuidse emotie over het bestaan in deze wereld, misschien zelfs angst ervoor, een emotionele soms nauwelijks geabstraheerde visie over het leven en de vergankelijkheid, in vrije verzen neergeschreven.

***

Armando is schilder, beeldhouwer, dichter, schrijver, violist, acteur, en film-, televisie- en theatermaker. Hij schreef onder meer in het blad ‘Gard Sivik’, dat in 1965 een andere naam kreeg: ‘De nieuwe stijl’. In 1964 verschenen de ‘Verzamelde gedichten’, waarna echter nog nieuwe bundels verschenen. Armando won de F .Bordewijkprijs , tweemaal de Multatuliprijs en in 2009 de VSB-poëzieprijs. Zijn werk is vertaald in het Duits en het Engels.

Als beeldend kunstenaar maakte hij deel uit van de ‘Nederlandse informele groep’ overgaand in ‘Groep nul’, die als geheel een nieuwe verwondering wekkende kijk op nieuwe dingen ontwikkelde. Later werd hij kunstredacteur van de ‘Haagse Post’ en schreef Berlijnse columns in NRC/Handelsblad.

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...