Een onderzoek
door Hans Puper
‘In Van groot belang staan gedichten over belastingen en overheidstaken, voorraden en schulden, notarissen en accountants, fabrieken en stakingen, vrijheden en grondrechten, hoe geld te verdienen en hoe verkiezingen te winnen, wanneer een oorlog te verklaren en wanneer een nieuwe staat op te richten.’
Dit citaat staat op de site van Atlas Contact over de bundel Van groot belang. Wie zich door deze onderwerpen laat afschrikken doet zichzelf tekort, al telt de bundel 256 bladzijden. Wie de nodige moeite doet zal ervaren dat het een zeer goede bundel is.
Wijnbergs nieuwe bundel bestaat uit gedichten en prozagedichten. Die laatste kunnen naar de vorm lijken op aantekeningen en een enkele keer op essays; ze eindigen regelmatig met een of meer envois in dichtvorm (het omgekeerde komt ook voor). Vaak zijn het redeneringen volgend op een vraag; die redeneringen roepen weer nieuwe vragen op. Ze kunnen ook het karakter hebben van gelijkenissen. Twee titels van prozagedichten: ‘De voorraad aan keren waarvan je je kunt herinneren dat iets gebeurde én dat je daarbij was, en dat die twee dicht bij elkaar kwamen en weer van elkaar weggingen’. En een heel praktische vraag: ‘Waar kun je nog meer belasting over moeten betalen en op welke manieren kun je belasting betalen of wat kun je verder doen in plaats van belasting betalen?’
De formuleringen in de prozagedichten zijn ingewikkeld. Het begin van ‘Il catalogo è questo’: ‘Stel, een dag waarop jij de beslisser bent, je bedoelt dat je in één keer voor iedereen beslist, zoals wanneer jij de enige kiezer bent, of bedoel je dat je voor elk van hen in een keer beslist alsof je hem bent, zoals wanneer je van elk van die kiezers een volmacht gekregen hebt?’ Er zijn veel van dat soort zinnen, het zijn breinkrakers die je snel uitputten; gedachtesprongen maken het nog lastiger. Het kan eenvoudiger en dat weet Wijnberg ook. Waarom doet hij het dan zo? Om de lezer te dwingen langzaam en zeer precies te lezen om de inhoud goed tot zich door te laten dringen?
De vorm intrigeert mij: de combinatie van gedichten en prozagedichten, de afwezigheid van afdelingen, de golfbewegingen van onderwerpen. Nog een citaat uit de tekst op de site (de stijl lijkt op die van Wijnberg): ‘Economie, politiek of geschiedenis gaan over hoe mensen met elkaar zijn. Poëzie is de krachtigste manier om iets te begrijpen van hoe mensen met elkaar zijn. Daarom is poëzie ook de meest geschikte vorm om het over economie, politiek of geschiedenis te hebben, uitstaande vragen te herkennen en redelijke voorstellen te doen.’
Een stevige claim. Wat maakt dat juist poëzie beter werkt dan wetenschappelijke artikelen of essays? Een tipje van de sluier licht de dichter op in het lange gedicht ‘Kun je nog een keer uitleggen wat je probeert te doen of wilt doen, bijvoorbeeld, wat kun je over Irak zeggen?’ De eerste en vierde strofe:
‘Soennieten, Sjiieten zijn hún categorieën,
en dat is nóg een reden om een dichter te vragen
(alsof je verder iedereen
al gevraagd hebt)
hoe de oorlog in Irak te winnen.
( … )
Maar misschien kun je
andere of nieuwe categorieën voorstellen,
om daartussen en daarbinnen te kiezen.’
Op grond van de titel en de eerste regel kun je aannemen dat het hier gaat om een gesprek of monoloog waar je middenin valt. Er zijn kennelijk al meer redenen gegeven om een dichter te vragen en nu gaat het om het formuleren van andere of nieuwe categorieën als middel om – bijvoorbeeld – de oorlog in Irak te winnen. Maar die regels tussen haakjes: ontkrachten die de extra reden niet? Poëzie mag dan de meest geschikte vorm zijn voor het herkennen van uitstaande vragen en het doen van redelijke voorstellen, maar het blijft een ingewikkelde en nooit aflatende zoektocht.
Als ik het volgende gedicht goed lees, maakt het veel uit als je weet bij welke dichter je voor zo’n onderzoek moet zijn. Het gedicht ‘Naar de markt kijken als naar de sterren en naar de staat als de maan in de herfst’:
Je staat op een leeg toneel
en moet uitleggen wat je ziet.
Zoals: Ik sta nu in een hoek
van een drukke markt.
Nu kun je tot vertegenwoordiger
van de staat op deze markt benoemd worden.
De opzichter die kan zeggen of de gewichten juist zijn
door ze in zijn handen te nemen.
Want je hebt je nooit vergist
in van wie een gedicht was.
Toneel is een belangrijk motief in de bundel, met name de tragedie. Is het een middel om het samenleven beter te begrijpen of te hanteren? Niet altijd. Een tragedie kan mensen een loutering laten meebeleven, zonder de voorafgaande kwelling te hoeven meemaken. In ‘Toespraken’ spreekt de dichter ‘burgers van een van de Alexandriës’ aan. Oude mannen gaan een keer per jaar naast elkaar staan ‘en zeggen toespraken op / uit vier of vijf toneelstukken / (die toespraken hebben jullie nog, / de rest kunnen jullie / alleen raden).’ Dat is goed, ‘want waar jullie naar luisteren / laat jullie niet meevoelen / met wat moeilijk is / en geeft jullie niet de hoop dat het daardoor / makkelijker zou worden als het jullie in het echt / gebeurde.
In het laatste gedicht spreekt Wijnberg zich ook uit over toneel. Het is te mooi om niet te citeren. Het heeft de langste titel ooit:
‘In een gedicht van Kavávis zegt een jongeman uit Sidon dat Aeschylos iets opgaf toen hij niets anders op zijn grafsteen liet zetten dan dat het veld van Marathon getuige van zijn dapperheid is, en de langharige Pers is er ook achter gekomen – ik lees eerst dat de jongeman uit Sidon vindt dat Aeschylos had moeten blijven spreken zoals in zijn toneelstukken en niet plotseling als iemand die in een café vertelt hoe hij de man die dacht dat dat hij klein en zwak was een lesje geleerd had, maar daarna zie ik dat de jongeman enkel zegt dat hij ook op zijn laatste dag aan zijn toneelstukken had moeten denken en niet enkel aan die middag in de zon, met de Perzen tegenover hem
Je geeft iets op
als je zegt dat je dapper was,
niet enkel dat je meeliep
in een leger dat een halve dag nodig had
om voorbij te lopen.
Maar je hebt vaker iets opgegeven,
als op een schaakbord,
en je tegenspeler
merkte pas aan het einde van de dag,
dat je er meer voor terugkreeg.’
Van groot belang is een bundel die het verdient om nauwkeurig te worden gelezen. Dan moet je die regelmatig wegleggen, het gelezene laten bezinken, weer oppakken, herlezen of verder lezen. Ik ga daar mee door, ik ben er nog lang niet mee klaar. De econoom Wijnberg kan tevreden zijn: deel de prijs eens door het aantal leesuren, dan zie je dat je kwaliteit krijgt voor een extreem lage prijs.
***
Nachoem M. Wijnberg debuteerde als dichter in 1989 met de bundel ‘De simulatie van de schepping in poëziereeks De Windroos. Sindsdien volgden andere dichtbundels en romans. In 2004 kreeg hij de Jan Campertprijs voor Eerst dit dan dat. In 2008 kreeg hij de Ida Gerhardt Poëzieprijs voor Liedjes. Een paar maanden voor Van groot belang verscheen zijn roman Alle collega’s dood.