LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Mark Boog – De rotonde

7 feb, 2016

Tussen Theophilus en Awater

door Hans Franse

Onze moderne dichters zijn geen sprooksprekers meer, dichters die, begeleid door muziek, lange verhalen vertelden, op de cadans van de versvoeten en gesteund door het rijm. Er zijn wel performers: wie herinnert zich niet de betreurde Johnny de Selfkicker (Johnny van Doorn)? Maar een lang verhaal zorgvuldig vertellen: Beatrijs, Van den vos Reinaerde, Johannes de Boetgezant of in later tijden de prachtige, zorgvuldig geschreven novelles van Staring, de Mei van Gorter en natuurlijk Martinus Nijhoff die met ‘Awater’ en Het uur U prachtige verhalen neerzette vol duiding en symboliek, die in feite het pure vertellen overstegen, wie doet dat nog? Dichter Mark Boog (24 september 1970) probeert deze traditie voort te zetten: De rotonde is een roman in verzen.

De Rotonde vertelt, heel simpel , over een man, Van Dam, die niet tevreden is over zijn met drank en hedonistische ervaringen gevuld bestaan. Hij wil roem, eer, aandacht en besluit in ruil daarvoor zijn ziel aan de duivel te verkopen, nadat hij zijn ziel in een advertentie te koop heeft aangeboden. Hij zal de duivel buiten de stad op een kruispunt ontmoeten. Het is een modernisering van het Faustverhaal (Christopher Marlowe en Goethe) en ook een continuering van ons middeleeuwse mysterieverhaal van bisschop Theophilus, die zijn ziel aan de duivel verkocht , maar door Maria geholpen werd. In deze moderne versie is er echter geen bisschop noch een uitweg: de wanhoop en neerslachtigheid overheersen. Er is ook geen happy end dat de religieuze lezers of hoorders verrukt en nog vromer maakt: Van Dam is een moderne losgeraakte man, die lijdt aan een existentiële onvrede. De roman in verzen speelt zich af tijdens de tocht die Van Dam maakt van de stad naar het kruispunt over een steeds platter wordend platteland, waar de catastrofe zich aankondigt in een dreigend onweer dat allengs feller wordt en uiteindelijk het laatste moment van de roman begeleidt.

Mark Boog heeft de roman uiterst zorgvuldig opgebouwd. Het werkstuk bestaat uit drie delen, elk met een eigen motto . Elk deel bestaat uit 33 afdelingen, bestaande uit drie vierregelige strofen waarna een kort terzien volgt, dat de positie van hoofdpersoon Van Dam plaatst in de gebeurtenissen. Deze terzinen worden dreigender naarmate de climax van het gedicht nadert. De allerlaatste afdeling waarin de catastrofe tot stand komt heeft er geen. Er zijn 98 terzinen.

Er lijkt een klassieke opbouw waarneembaar. In het eerste deel , met als motto een regel van J.A. der Mouw (‘En ontzaglijk de eeuwige vuurhaard brandt’), maken wij hoofdpersoon Van Dam mee als hij op weg gaat naar het kruispunt , reflecterend op wat hem tot deze stap bracht: een bijna klassieke ‘expositie’. Ondertussen rommelt het onweer in de verte. In het tweede deel, met als motto: ‘Er was geen weidsheid in ons’ uit een gedicht van H.H. ter Balkt, gaat van Dam op een bankje zitten en bereidt hij zich voor op wat gaat komen: de climax komt er aan. Het weer wordt geleidelijk slechter, het land vlakker. Het onweer rommelt in het vlakke land in de verte. De eigenlijke catastrofe komt in het derde deel, met als motto een citaat van Kees Ouwens: ‘Ik zag de ziel der depressie’. In dit deel wordt het tempo verhoogd, het onweer barst los, de horizon komt in vlammen te staan: in de terzinen wordt het commentaar feller. Van Dam accepteert dat, voelt zich zelfs opgelucht en gaat nu definitief op weg naar het kruispunt om zijn ziel in te ruilen voor, ja voor wat? Voor glorie en begrip. Er hangt over dit deel een soort geladenheid, die mij deed denken aan de wanhoopssfeer van de Duitse expressionistische dichters van voor en na de Eerste Wereldoorlog. Niet voor niets heet de belangrijkste bloemlezing van deze poëzie Menschheitsdämmerung.

Ik ben onder de indruk van het taalgebruik. De verzen zijn zeer ritmisch, soms lijkt het of Mark Boog terugvalt op klassieke versvoeten. Ondanks het gebruik van ‘gewone’ woorden is de sfeer dreigend: het lijkt een verwijzing naar Martinus Nijhoff. Een zin als : ‘Gevaren wachten hem. Hij wordt beproefd. / Zijn thuiskomst, als die volgt, zal stof / voor mythen zijn…’ zou uit ‘Awater’ kunnen komen. Of deze : ‘De dorpen op de horizon vormen /een muur. Een verre maar een muur. Ertegen / dringt de stilte. Klopgeest kou houdt vol…’ die direct lijkt te verwijzen naar die expressionistische dreiging. Dat er verwijzingen naar Dante Alighieri in het stuk zitten is niet zo vreemd als we bedenken dat in 2015 herdacht werd dat hij 750 jaar geleden geboren werd: ‘Wie binnentreedt: Laat varen uw illusies’ (III,28)..of ‘Want eenmaal aangekomen bij het midden / van de weg is er geen juiste richting/meer.. ‘

Er is nog zoveel meer te zeggen: voor mij als ‘ouderwetse taalkundige’ valt de toepassing van de bepaling van gesteldheid op, zoals die vroeger gebruikt werd en een zin zo mooi compact kon maken; soms zijn er beeldspraken die verrassend zijn. Het is een leesavontuur waar de lezer rijker van wordt: elke keer vind je iets nieuws, iets anders, een nieuw woord, een nieuw verbad.

Dan het slot: er is een oud Engels gebruik om zelfmoordenaars op kruispunten te begraven. De zondige ziel van de zelfmoordenaar raakt dan de kluts kwijt en blijft dwalen zodat de overlevenden niet gekweld kunnen worden. Als Van Dam door de elementen vuur en water het kruispunt bijna bereikt heeft, blijkt dat moderne stroomlijning van het kruispunt een rotonde heeft gemaakt.

‘Hij heft de handen, en de tranen / stromen langs zijn wangen. Dan na één / moment van vreselijke stilte, barst / het onweer los als nooit te voren….’

Is de duivel er om de koop te sluiten, zal de lezer zich nu afvragen.

‘Hij schuifelt de rotonde op, / rechtsom zoals het hoort. En voor zich ziet hij /../ een gestalte, vaag en grijs, die schijnbaar /doelloos de rotonde rondloopt. Die….’

De rest is aan de lezer om te lezen en te duiden.

***

Mark Boog studeerde aanvankelijk ‘kunstmatige intelligentie’. Hij maakte zijn debuut in het tijdschrift ‘De Appel’. Zijn eerste dichtbundel ‘Alsof er iets gebeurt’ verscheen in 2000. Hij won daarmee de C.Buddinghprijs. In 2006 won hij de VSB-poezieprijs. Hij schreef meerdere dichtbundels en romans. ‘De rotonde’ brengt beide genres tezamen.

     Andere berichten

Mischa Andriessen – Pieta

Mischa Andriessen – Pieta

Een piëta van vader en zoon door Æde de Jong - - Pieta is de zesde dichtbundel van Mischa Andriessen en het laatste deel van een drieluik...