LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Mathijs Gomperts – Zes

14 apr, 2016

Waarom ik ‘Zes’ een knappe bundel vind

door Mart Stel

Zelf dicht ik zo nu en dan. Met een facebookpagina als medium.
Soms krijg ik het commentaar ‘knap’ bij een gedicht. In plaats van een variant op ‘mooi’, of een like. Zo nu en dan ook inhoudelijke reacties.

Met dat ‘knap’ weet ik dan niet zo goed wat ik daar mee aan moet.
Technisch knap?
Knap qua poëzie, maar met minder geraaktheid bij de lezer dan ik me zou wensen?
Of knap juist als overtreffende trap van ‘mooi’, knap als waardering van het vakmanschap van mijn schrijven in plaats van het oppervlakkiger ‘mooi’ of ‘rakend’?

Deze gedachten bekropen me toen ik het debuut ‘Zes’ van Mathijs Gomperts gelezen had en nog eens herkauwde.

Ik vind het een ‘knappe’ bundel.
Knap als een goede, consistent volgehouden verzameling belevingen van een Amsterdams jongetje van -neem ik aan- zes.
Knap in de weergave van zijn dromerige, in zijn eigen fantasie verkerende, binnenwereld.
Knap ook in het oproepen van sommige tegengestelde microsferen in eenzelfde gedicht en de opgeroepen spanningen daartussen.

Bijvoorbeeld in het gedicht ‘Het kronkelt’, waarvan een deel ook de achterflap siert:

HET KRONKELT wrang om mijn tong
laat een natte smaak los als ik zuig en ik zuig,
en steek mijn rechterhand op, ik mag wat zeggen
maar de meester onderbreekt me –
doe die capuchon af, doe dat touwtje uit je mond,
dan kunnen we horen wat je zegt –

met mijn tong duw ik de veter naar buiten
hij bengelt uitgekauwd als gerookte paling
of een zeeslang in het want, en met mijn handen
trek ik mijn hoofd uit mijn trui het ruisende licht
van het klaslokaal in –

dat is de S van slang, meester –
heel goed, de S van slang jongens en meisjes
heeft iedereen dat gehoord?-

iemand in mijn ooghoek knikt, en ik wip
trots op mijn stoel, de S van slang

de S van slang klimt langs mijn hals, mijn kaak
mijn mond in, langs mijn kiezen ligt hij
en omstrengelt langzaam wat ik heb gezegd

Maar met dat ‘knap’ bekroop me ook de twijfel of ik de bundel nu ook ‘goed’, ‘mooi’, ‘rakend’ en/of ‘intrigerend’ vond.

Ik vrees dat de ‘knap-kwalificatie’ dan toch wat minder positief uitpakt.

‘Zes’ heeft me niet echt kunnen raken. Daarvoor is het me teveel alleen een wat nostalgische weergave van vroege jeugdemotie. Een knappe inkijk in het dwergenrijk van een oudere kleuter, met broertjes Niels en Thijmen en een romige moeder en verhalende vader, waar niet zoveel mis mee was.

Maar grijpen doet het me niet.

Daarvoor zijn het voor mij ook te veel rechtstreeks verhalende schrijfsels. Ik twijfel of ik het gedichten moet noemen, want voor het grootste deel is alleen het afbreken van zinnen en eigenwijze gebruik van de bladspiegel een indicatie dat we met poëzie te maken zouden hebben.
Gebruik van beeldspaak: marginaal en schraal;
ritme, klank en muzikaliteit: niet expliciet benut;
diepere gedachten of mystiek: afwezig.

Nee, Mathijs Gomperts mag dan knap zijn in het sfeervol oproepen van beleving van een zesjarige (Mathijs?), maar mijn snaar voor poëzie raakt hij niet.

Daar is meer voor nodig.

***

Mathijs Gomperts (1988) is dichter en worstelaar. Hij werd geboren in Amsterdam alwaar hij zijn jeugd doorbracht. Na enkele emigraties naar onder andere Parijs, Berlijn en New York studeerde hij aan de Universiteit van Amsterdam af in de filosofie, op ‘de filosofie van de literatuur’

     Andere berichten

Paul Demets – De schaamsoort

Terugblikken is confronterend door Hans Puper De ondertitel van Een schaamsoort, de nieuwe bundel van Paul Demets, is Briefgedichten aan...

Maria de Groot – Klokkenstoel

Maria de Groot – Klokkenstoel

Het voorgeschrevene en zijn afwijkingen door Ivan Sacharov - - Maria de Groot (1937) heeft als Nederlands schrijfster en theologe een...

Guido Gezelle – De kleine Gezelle

De kleine kaart door Peter Vermaat - - Gezelle. Voor een ‘Ollander van boven de rivieren blijft die naam voornamelijk kleven aan een paar...