LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Reizen in het hoofd

22 jun, 2016

Frans Terken (Heerlen, 1949) is al jaren actief op diverse dichterspodia en tijdens grote jaarlijks terugkerende poëziefestivals zoals de Haarlemse Dichtlijn en Juni Gedicht Westerpark in Amsterdam. Vorig jaar was hij een van de deelnemende dichters bij de tournee van de Poëziebus. In 2012 trad hij samen met Joop Scholten op bij Dichters in de Prinsentuin. Hij publiceerde onder andere in De Brakke Hond, Meander Magazine, Krakatau en de Optimist. Daarnaast is er werk van hem opgenomen in verschillende  verzamelbundels, recentelijk in 13 Amsterdamse Dichters, Hemeltrans en Het Spleen van Amsterdam.

Wat herinner je je nog van je eerste gedicht?
In de tweede helft van de zestiger jaren ontstonden mijn eerste schrijfsels, dat waren pogingen tot het schrijven van gedichten. De behoefte die ik voelde om met taal bezig te zijn werd gestimuleerd door mijn leraar Nederlands op de Kweekschool in Heerlen, Harry G.M. Prick, een groot kenner van de Tachtigers. Mijn eerste gedichten waren enigszins kopieën van die stijl, maar al snel ging ik ook hedendaagse dichters lezen, waaronder Jan Elburg, Bert Schierbeek en Jan Hanlo. Daar voelde ik me meer bij thuis.

Wanneer ben je serieus met het schrijven van poëzie begonnen?
Serieus poëzie schrijven doe ik sinds de jaren tachtig, al was het toen nog niet heel actief. Ik schreef zo af en toe een gedicht. In 1999 vroeg een Leidse vriend me om deel te nemen aan poëzieworkshops van Elly de Waard. Het schrijven van gedichten werd toen echt serieus: werken in een werkgroep en daarbij activiteiten met onder meer het Leids Dichtersgilde. Voor mij vormt de samenwerking met andere dichters een bron van inspiratie. De gedichten die ontstonden verschenen in enkele verzamelbundels. Daarnaast las ik voor op dichterspodia, ik wilde mijn werk ook laten horen.

Hoe komt bij jou een gedicht tot stand? Schrijf je indrukken snel op in een vlaag van inspiratie of is het meer een proces van zoeken en schrappen?
De ene keer komt er een woord of een zin op in mijn hoofd. Of ik lees iets, zie een kunstwerk of foto en raak daardoor geïnspireerd. Dat levert beelden op, ik zoek er woorden bij, wil het op mijn manier inhoud geven. Observaties weergeven en schrappen wat er teveel aan is.
De andere keer stapelen beelden zich op, maar natuurlijk maak ik daarin keuzes, wat wel en wat niet. Associaties hun gang laten gaan, uitbroeden en zoeken naar de juiste woorden. Reizen in het hoofd, dat ontstaansproces van een gedicht is een reis op zich.

Je hebt jarenlang lesgegeven en bent directeur geweest van een basisschool. Je bent nu al een paar jaar fulltime dichter. In welk opzicht is het schrijven van poëzie veranderd nu je er meer tijd aan kunt besteden?
Tijdens mijn werk in het onderwijs schreef ik vooral in mijn vrije tijd, soms ook ’s nachts. Het gevoel van vrije tijd met poëzie vullen, is er eigenlijk altijd geweest, als een innerlijke noodzaak. Nu ik gepensioneerd ben, houd ik meer tijd over voor poëzie. Maar ik ben niet meer gaan schrijven, wel hoef ik er minder het hoofd voor leeg te maken op momenten dat het zich aandient of dat erom gevraagd wordt, bijvoorbeeld bij een opdracht om een gedicht te schrijven. Dat maakt dat ik me meer ‘fulltime’ dichter voel, dan daarvoor.

Welke dichters kunnen gerekend worden tot je grote voorbeelden of inspirators?
Dat is een keur aan dichters, van de Vijftigers tot dichters van nu. Ik lees vooral het werk van hedendaagse dichters als Menno Wigman, Hans Tentije, Tsead Bruinja, Vlaamse dichteressen zoals Annemarie Estor, Lies van Gasse en de jongste lichting Lotte Dodion, en Runa Svetlikova.

Je doet regelmatig duo-optredens met Joop Scholten en Jolies Heij. Met deze twee dichters heb je ook samen poëzie gepubliceerd, waarbij de ene dichter steeds op de andere reageert in een gedicht. Hoe ontstond het idee hiervoor?
Tijdens de Haarlemse Dichtlijn in 2008 heb ik nader kennisgemaakt met Joop Scholten. We stonden op hetzelfde podium en spraken elkaar na afloop; er was een gevoel van verwantschap. Ik stuurde hem een gedicht waarop hij weer reageerde met een gedicht. Inmiddels hebben we samen 137 gedichten geschreven. De afspraak is dat we elkaars woorden en beelden mogen gebruiken. Het gedicht van de een is een bron voor de ander. Op de website ‘Dichterbij dan dit kom je niet’ staan de eerste honderd gedichten, ingedeeld naar hoofdstukken rond een thema. We lezen regelmatig voor uit onze gedichtenwisseling, steeds een blokje van zes tot acht gedichten. In oktober treden we weer als duo samen op bij Reuring in Alkmaar.
Met Jolies Heij ontstond drie jaar geleden een gedichtenwisseling naar aanleiding van een fragment uit haar column, die wekelijks op Pomgedichten, de website van Pom Wolff, verschijnt: ’groot rood hart’. We schreven in korte tijd gedichten ‘over de liefde die kou verdrijft en lente maakt’. Uiteindelijk publiceerden we toen 21 gedichten op de website van Pom, later zijn ze gebundeld. In 2014 herhaalden we het project, met de herfst als rode draad, onder de titel ‘Honds Genoegen’. Inmiddels hebben we weer een reeks van 21 gedichten af met het thema winter, maar die zijn nog niet gepubliceerd.

Je treedt regelmatig op bij verschillende dichterspodia. Wat voegt een voordracht voor jou toe aan een geschreven tekst? Komt het voor dat je je eigen gedichten aanpast nadat je ze aan een publiek hebt voorgelezen?
De poëzie die ik schrijf is doorgaans wel gebaat bij voorlezing. Wat men hoort wil men graag nalezen, is mijn ervaring. Daarnaast, hoe je ook thuis je voordracht hardop doet, in relatie tot luisteraars bemerk ik alsnog dat een gedicht niet loopt of staat zoals ik bedoel. Ook gebeurt het wel ter plekke dat ik het aanpas.

Wat zijn je plannen of projecten voor de toekomst?
Volgend seizoen gaan we ongetwijfeld weer met de Eijlders Dichters op pad. In Leiden komen er activiteiten in het kader van het project Raamwerk: werk van een dichter samen met een beeldend kunstenaar, op ramen in de stad. Verder zijn er geen concrete plannen zoals afgelopen jaar toen ik meereisde met Poëziebus. Dat was een boeiend gebeuren, een grootse ervaring om met zoveel dichters door het land te reizen, voor te dragen en naar elkaars voordrachten te luisteren. Ik kan iedereen aanraden om deze zomer naar dichters van de bus te gaan luisteren.

 

     Andere berichten

Interview Kris Lauwereys

Interview Kris Lauwereys

‘Het is mijn eigen daad van verzet geworden, tastbaar in boekvorm.’ door Jeanine Hoedemakers   Kris Lauwereys (1979) is al heel zijn...

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...