LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

K. Michel – Te voet is het heelal drie dagen ver

12 sep, 2016

Hoe een dichter aan het hazen vangen sloeg

door Levity Peters

Leven wij niet op de aarde, dat kleine planeetje, in een zonnestelsel dat niet meer is dan een stipje in dat onbevattelijk grote heelal? Worden wij daar dan van afgescheiden?
Vragen die bij mij op kwamen toen ik de dichtbundel: Te voet is het heelal drie dagen ver te recenseren ontving. Welke diepzinnige gedachte zou er achter de titel kunnen schuil gaan? Was hier een dichter aan het woord die zich op onze aardkloot een vreemdeling voelde, een alien op doorreis naar zijn bestemming? Het antwoord vond ik onder de aantekeningen: ‘De titel verwijst naar de Kármánlijn die de grens tussen de aardatmosfeer en de ruimte situeert op ongeveer 100 km hoogte.’ Ok. Dat weten we dan ook weer, maar die titel klopt dus niet. ‘Stratosfeer’ in plaats van ‘heelal’ was juist geweest, maar in dat geval was de titel nog meer een mededeling geweest dan hij nu al is: hij roept geen enkel denkbeeld op, geeft net zo veel vuur aan de verbeelding als de constatering dat ik 169 woorden heb gebruikt om dit op te schrijven. 177.

Nu is K. Michel niet zomaar iemand: hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste hedendaagse dichters. Winnaar van de Herman Gorter-prijs; de VSB- en de Jan Campert-prijs voor één en dezelfde bundel: Waterstudies; de Awater Poëzieprijs en de Guido Gezelle-prijs – dat is niet niks.

Ik heb van pianisten wel gehoord dat zij moesten opboksen tegen hun eigen registraties. Bij het turnen zie je dat ook: hoe bereik je opnieuw je eigen top? Dat is bijna onmogelijk om vol te houden. Ik kan mij voorstellen dat iets soortgelijks ook het geval zou kunnen zijn bij de wel heel vaak bekroonde dichter K. Michel. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat hoop, want ik kan mij niet voorstellen dat er een jury bestaat die deze bundel een prijs waardig zou achten, hoewel je het natuurlijk nooit weet in de literaire wereld: invloedrijke vrienden hebben doet een hoop.

Het eerste gedicht van de bundel:

Signaal en ruis

Walvis landt op vissersboot.
Trainer vindt vliegtuigdeur op voetbalveld.
Student heeft seks met standbeeld.
Dronken man zit vast in brievenbus.
Indiër rijdt al elf jaar achteruit in auto.
Zwitser breekt record telefoonboekscheuren.

Vrouw slaat echtgenoot met pantoffel dood.

Paardbei. Menigte tilt dubbeldekker op
bevrijdt fietser. Strandbal van metaal blijkt
zeemijn. Dorp schenkt reuzentruffel
aan Obama. Rara, het is rood en het hinnikt.
Dichter vangt haas door achter een boom
geluid van wortel na te bootsen.

Voilà, een kleine greep uit wat ik gisteren
aan info data trivia in mijn vlindernet vond.
Hier waar alles van ruis doordrenkt lijkt
– een klamme nevel die alle content kromtrekt –
klonk dat ene signaal als een inspirerend idee.

Dus ving ik ook een maartse haas, nam hem
gezellig op schoot en samen bladerden we
‘allemachtig’ door de multimedia.
Tot de haas zei: los het raadsel op, vriend
doe een wens of laat me vrij

Volgt een doorwaakte nacht vol hoofdbreken
licht kiert aan de horizon maar nergens een clou.
Voor hij wegstuift in de nakende dageraad
geeft de haas nog een laatste advies:

klim nu hoog in de boom en fluister
terwijl je de bladeren doet ritselen
je hartewens en laat daarna zaagsel
toverachtig sneeuwen door de takken
rondom je af te zagen ook die waarop je zit.

Buiten de dichter zelf, zijn redacteur en misschien een corrector, zal niemand gemerkt hebben dat ik een zin aan het gedicht heb toegevoegd; alleen maar om aan te tonen hoe willekeurig dit gedicht is samengesteld. (Als u hem heeft geïdentificeerd en wilt weten of u het goed hebt: hij staat onderaan de pagina). Het heeft geen enkele urgentie, het ademt niet: is één en al klamme nevel die alle content krom trekt. Lapwerk. De dichter die een wortel imiterend een haas ving, was hij dat zelf? ‘Dus ving ik ook een maartse haas’ (..) lijkt daarop te wijzen. Zat die al bij hem op schoot (allemachtig) toen hij, in zijn vlindernet nota bene, info data trivia vond? De maartse haas, van wie hij dus wist dat hij gestoord was, gaf hem advies. Ik zou hem de raad hebben gegeven om drie rondjes rond de kerk te gaan fietsen, al dan niet door de nevel, om, het zaagsel uit zijn kop gewaaid, met verfrist gemoed een écht gedicht te gaan schrijven. Dan moest hij wel stoppen met raadsels voor poëzie aan te zien; ik weet ook niet wat rood is en hinnikt – het roept niets bij mij op, en dat is toch wel een voorwaarde bij poëzie: een beeld, een stem, een emotie. ‘[H]oofdbreken’ (wat moeten wij daarmee?! Moet-ie maar niet naar die maffe tamme haas luisteren) is niet goed voor de poëzie, en meestal een teken van gebrek aan inspiratie. Dat kan gebeuren, maar dan acht je je schrijfsels, lijkt mij, geen publicatie waardig. Dat hij dat toch heeft gedaan heeft waarschijnlijk te maken met de projectbeurs die de auteur van het Nederlands Letterenfonds ontving voor het schrijven van deze bundel.

Eén van de moeilijke zaken met poëzie is dat je inspiratie niet kunt dwingen. Er zijn nogal wat schrijvers die beweren dat inspiratie niet bestaat, dat het vooral een kwestie van hard werken is; schrijven en herschrijven. Maar wat beslist nodig blijkt, is de vonk, de ingeving die de schrijver in staat stelt om zijn aandacht zo lang op zijn onderwerp te richten dat het niet alleen van alle kanten zichtbaar wordt, maar dat hij je er doorheen kan laten kijken, zodat je door kunt dringen tot de kern, het levende, het bezielde. Werkelijke poëzie neemt je voor zich in: vervoert je.

Als de bundel één ding ademt, dan is het wel vervreemding. Het is anekdotische poëzie, maar een raar soort. Vaak zijn het verwoordingen van feitjes en weetjes die geen verbinding met elkaar vormen, zoals Michel het zelf in ‘Pliniaans’ noemde: ‘stofstormen van info en data’.
Fantasieën spelen ook een aardige rol, bijvoorbeeld de geur op te kunnen snuiven van al het in de crisis verdampte geld. (‘Benedenwinds’).
Het gedicht ‘Allemaal aan boord’ gaat over Koen die van waterdruppels een toren bouwt, daar met zijn vinger in prikt, zodat de toren voorover stort en verandert in een golf: “Allemaal aan boord!’ roept Koen/ en we kruipen in de boot./ ‘Zo, nu kunnen we op reis”.
De eerste twee strofen van het gedicht ‘Wat vooraf ging’ gaan zo: ‘de toverfluit/ is verkouden/ het klimtouw/ heeft spit/’ (volgende strofe): ‘de ladder heeft/ slappe knieën/ de trampoline/ heeft de hik/’. Omdat je je wellicht mocht afvragen waar dit gedicht heen gaat, volgt hier de laatste strofe: ‘cameraploegen/ rollen af en aan/ maar troje is/ nog niet gevallen’ (de punt ontbreekt, maar hier is het gedicht echt afgelopen, met het uit de lucht gevallen Troje waar het hele gedicht blijkbaar over ging).
In ‘De lach van Rutte’ gaat de meest uitbundige lach van onze minister-president op de loop, zijn vrijheid tegemoet; en in ‘De vind variaties’ lezen we een moppige anekdote: “En meneer’ vraagt de ober/ ‘Hoe vond u de biefstuk?’/ ‘Nou gewoon’ antwoordt de klant/ ‘Door het toastje op te tillen”. De daarop volgende strofe eindigt met een inmiddels bekende van ons: Koen vindt dat voetbal niet eerlijk is ‘want/ ze pakken elkaar de bal de hele tijd af’ (alweer geen punt). Tenenkrommend triviaal. Dat is de enige waardering die ik kan opbrengen voor deze poëzie.

Wat dacht je hier van:

Paris / Charlie 7 – 1 – 15

Na al het nieuws
haal ik de heilige boeken
uit de kast
en schud daar de leeswijzers
en de vrome praatjes uit

Van deze zuiverheid
nastrevende stof
kneed ik een sneeuwbal
– haren en kruimels geen probleem –
en steek daar een vulpen in
tot de sneeuwbal zwart kleurt

Dan zet ik het machteloos
mooie ‘vogels in bos en duin’ op
schenk jou een glas rood in
en wachten wij op het onbedaarlijke smelten

De moord op de bijna voltallige redactie van het satirische blad Charlie Ebdo zal hem vast wel geschokt hebben, anders had K. Michel dit gedicht niet geschreven; dat het iets met het heilige boek van de moslims te maken had weet hij ook, maar er is geen sprake van verontwaardiging of verbijstering over het feit dat een heilig verklaard boek blijkbaar van hogere waarde wordt geacht dan een mensenleven. Er worden veel boeken geschreven, er zijn heel veel mensen die dat erg goed kunnen, maar een mens maken (het kwartiertje plezier dat aan de verwekking vooraf gaat tellen we even niet mee) is voorbehouden aan de god in wiens naam acht humoristen vermoord werden, om grappen die zij hadden gemaakt over de vermeende schrijver (een analfabeet) van het boek dat aantoonbaar minstens driehonderd jaar na de dood van Mohammed is voltooid. (Toen pas werden paarden, die vonken lieten opspringen van de rotsen, waarvan sprake is in de koran, beslagen.) Michel schenkt een glaasje rood, en luistert naar de zang van ‘Vogels in bos en duin’. Terwijl er onbedaarlijk gesmolten wordt. Genieten toch?! Onbedaarlijk…

Eén ding kan de koran niet ontzegd worden: het boek heeft een hoog poëtisch gehalte. De evocatieve kracht van dat boek is zo groot dat het al eeuwen mensen weet te inspireren, en niet alleen die zogenaamd fundamentalistische, pathologische, van empathie gespeende idioten die dromen van een staat waarin alles Islamitisch goed is – tot moord en vernietiging.

Had de poëzie van K. Michel maar een fractie van de poëtische kracht van de koran gehad, dan zou ik blij zijn geweest met de bundel Te voet is het heelal drie dagen ver. Nu ervoer ik hem als triester dan een teleurstelling.

* ‘Vrouw slaat echtgenoot met pantoffel dood’

     Andere berichten