Beelden in woorden gevangen
door Johan Reijmerink
Bij aandachtig doorlezen en bekijken van het prachtig uitgevoerde boek Aangeraakt (2016) van de schilder Jef Blancke en de prozaïst, dichter en beeldend kunstenaar Joke van Leeuwen moest ik denken aan een recital van de Duitse sopraan Maria Lucia Richter en de pianist Michael Gees dat ik dit najaar bijwoonde. Zij hadden als kern van hun programma gekozen voor een aantal liederen uit de Liederkreis opus 39 van Robert Schumann op teksten van Joseph von Eichendorff. Wat zelden tot nooit op een klassiek liedrecital is te horen, was dat zij tussen oorspronkelijke composities door zich waagden aan eigen improvisaties op dezelfde teksten. Het resultaat was verrassend. De sopraan kon heel goed haar zangkwaliteiten etaleren; de pianist begeleidde haar echter op een terughoudende en al te volgzame manier. Bij de liederen die tussendoor volgens de originele partituur uitgevoerd werden, viel mij meer dan ooit op dat de pianist een eigenstandige en gelijkwaardige rol speelde in het samenspel met de sopraan. De originele zang- als pianopartij bleken bovendien muzikaal veel interessanter te zijn dan de goedbedoelde improvisaties die we te horen kregen.
Wat dit voorbeeld mij weer duidelijk maakte, is dat het er zeer op aankomt om een goede balans te vinden waarin tekst en muziek elk hun eigen zeggingskracht verkrijgen en die tevens aan elkaar kunnen doorgeven en ontlenen. Hoewel de sopraan zo nu en dan in haar improvisaties imponeerde, droeg de pianist niet tot nauwelijks daartoe bij.
Op de omslag van de nieuwe uitgave van Blancke en Van Leeuwen staat de naam van de beeldend kunstenaar als eerste en die van de dichter als tweede genoemd. De uitgever noemt de uitgave dan ook een schilderboek. In deze bundel lijkt het hoofdaccent op de portretten te liggen en de tekst voegt daaraan een innerlijke monoloog toe. De vraag blijft of de beelden op zichzelf zo’n sterke zeggingskracht bezitten dat de tekst gemist kan worden. Of is het zo dat de woorden een onmisbare bijdrage leveren aan de zeggingskracht van het beeld?
Voor mij is dit schilderboek bij eerste lezing bovenal een bundel met portretten van jonge en oudere mensen die zich als gedichten laten lezen. De intensiteit waarmee de portretten je aandacht opeisen en in staat zijn om je mee naar binnen te laten kijken, is opmerkelijk te noemen. De portretten hebben door de schildertechniek, de kleurstelling, de compositie, de ogen en de gezichtsuitdrukking een indringende uitwerking. Ze verraden een binnenwereld die om uitleg vraagt. In die zin zijn het psychologische portretten die een dieper inzicht bieden in het dagelijks leven van gewone mensen met hun vreugde, verdriet, eenzaamheid en ontreddering. Wat opvalt is dat op veel schilderijen de handen een expressieve rol spelen in de momenten van aanraking die zich in fysieke of psychologische zin manifesteren. De handen geven uitdrukking aan vertwijfeling en verrukking, aan angst en geborgenheid. Ze zijn naast de gezichtsuitdrukking een belangrijk instrument van de schilder. Deze portretten zijn in staat gedachten en emoties bij je wakker te roepen.
In tweede instantie ben ik er de woorden bij gaan lezen en ik kwam tot de ontdekking hoezeer Van Leeuwen in staat is gebleken een gedachte, een emotie, een situatie die zij in het portret meende aan te treffen, heel precies te kenschetsen. Was voor mij aanvankelijk het beeld dominant in zijn zeggingskracht, na lezing van de teksten ervoer ik dat ze mij een interessante opening boden verder te komen in het lezen van het beeld. Ik onderging de teksten niet als belemmering, maar als een verrijking op weg naar een eigen betekenisgeving aan de beelden. Het portret krijgt er door de tekst een dimensie bij. Voor mij is Van Leeuwen erin geslaagd op bescheiden wijze met welgekozen innerlijke monologen ons een weg te wijzen in het landschap van deze portretten. Er is in dit schilderboek een veelvoud aan innerlijke landschappen te zien.
Dit beeldverhaal bestrijkt het leven van jongvolwassenen tot oudere mensen: van de jonge vrouw die afwacht wie zich aanbiedt tot de oudere vrouw die zorgbehoevend is. De aanraking vormt de leidraad in dit boek. Langs die weg zijn de emoties gerangschikt. Er zijn de portretten van mannen en vrouwen van middelbare leeftijd die zo hun eigen ding denken van wat er om hen heen gebeurt. Een vrouw die zich buitengesloten voelt, luistert naar een gesprek over kleinigheden, over een doodgeboren kind en een onmogelijke moeder:
‘Ze vragen me niets. Daarna neem ik mezelf weer mee naar huis, met alles waar ik niet over heb gesproken. Dat leg ik thuis in de fruitschaal, tussen de sinaasappels en appels en paperclips en draadjes. Wat in de fruitschaal ligt, laat zich makkelijk vinden.’
Deze woorden zijn van het gezicht van de vrouw af te lezen. Haar ogen en mond spreken boekdelen. Ze doorziet de situatie en denkt er het hare van. Ze is beslist en begripvol. Het is zoals het is. Ze heeft een krachtige uitstraling, terwijl het begin van een ironische glimlach op haar gelaat verschijnt. Of een kussend paar dat in gevoel voorbij de taal komt. De jonge vrouw met de vinger op de lippen verbiedt zichzelf haar geheim prijs te geven. Daaraan mag geen taal meer te pas komen.
Het neerdrukkende verdriet van een echtpaar komt schrijnend tot je. Het gaat over: ‘iets wat ons aan haar herinnert. Hoe ze dan daar. Dat ze anders nu. Terwijl ze vast zou willen dat we wat leuks gingen doen.’ Is het een ongeluk dat hun dochter is overkomen? Ze durven het nauwelijks te benoemen en kunnen dat ook niet. De hand van de vrouw op de schouder van de man, de gesloten monden en de naar binnen gekeerde blik van beiden spreken voor zich.
Al die singles die tegenwoordig aan de man of vrouw proberen komen, vormen ook een probleem dat zo zijn eigen kenmerken heeft. De onzekerheid over plaats en tijd van samenkomst valt in het niet bij de spanning aan de gedachte hoe de ander er uitziet die op haar foto heeft gereageerd: ‘Ik had een betere foto moeten plaatsen. Niet een van tien jaar geleden.’
Daarnaast verwijst een aantal portretten naar oudere mensen die tegen zichzelf zeggen: ‘Ik moet eerst mezelf eens grondig doorlezen’. Ze zijn vereenzaamd, licht dementerend en zijn de weg kwijt. Ze kunnen enkel terugreizen naar hun jonge jaren van vitaliteit, vreugde, maar ook armoede en schaarste. Ondertussen beklagen ze zich over het gebrek aan aandacht voor hun huidige situatie:
‘Er komt steeds iemand anders om me te verzorgen. Dan krijg je geen band. Dan ben je weinig meer dan een oud lijf dat het niet meer goed doet.’
Hun blik is naar binnen gekeerd, zoals de man die met zware aktetassen vol stukken met probleemstellingen in zichzelf gekeerd op weg naar nergens gaat. En zo blijven ‘onverstaanbare liedjes prachtig om de wereld heen draaien en troosten ze wie geen woorden heeft voor zijn verdriet.’ In alle onvolkomenheid spreekt uit de beelden en woorden een innigheid en betrokkenheid die ontroert en doet stilstaan bij woord en beeld. Zoals ook de vrouw op de omslag die tegenwind ontmoet, terwijl de ik in de monoloog licht ironisch opmerkt dat ze meer van wind méé houdt, alsof je dat zelf onder alle omstandigheden zou kunnen bepalen.
Het laatste portret is er één van een ingetogen vrouw met in haar gespreide handen een viool. Ze bedenkt dat er al heel veel mensen zijn overleden die deze viool hebben bespeeld met ‘wat ik zojuist speelde en dat anderen het zullen blijven spelen als ik er niet meer ben.’ Ze beseft dat ze op die manier deel uitmaakt van de eeuwigheid. De vrouw omklemt de viool. Met haar ingetogen houding en blik versterkt ze haar en ons besef dat we in de muziek een eeuwige schat in handen hebben. Het portret doet mij in al zijn ingetogenheid denken aan de atmosfeer op die schilderijen van Marc Chagall.
Het breekbare van veel portretten krijgt een adequaat poëtische lading mee. De teksten hebben de portretten nodig om een bedding te vinden. De portretten van Blancke winnen aan zeggingskracht door de rake duidingen van Van Leeuwen. De begeleidende teksten getuigen van een ver reikende inleving in het gedachte- en gevoelsleven van de geportretteerden. Kortom, beeld en woord hebben elkaar in een bepaald opzicht nodig en versterken elkaars werking, zonder dat de lezer buiten spel wordt gezet. Een zeer geslaagde en fraaie productie.
***
Pas op latere leeftijd waagde Jef Blancke (1945) zich aan de wereld van de schone kunsten. Bij uitgeverij P verscheen een aantal schilderboeken: Jef (2005), met teksten van André Sollie, Mensen (2008) met gedichten van Lief Vleugels en Ooggetuigen (2013) dat resulteerde uit een samenwerking met Martha Heesen. Aangeraakt is het vierde boek uit deze reeks.
Joke van Leeuwen (1952) is veelzijdig. Ze studeerde grafische kunsten aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen en het Hoger Sint-Lukasinstituut in Brussel en Nieuwste geschiedenis te Brussel. Haar geïllustreerde kinderboeken, proza voor volwassenen en dichtbundels wonnen talrijke prijzen. Ze is voorzitter van PEN Vlaanderen.