Tijl Nuyts (1993) studeerde Engelse en Spaanse taal- en letterkunde en westerse literatuur. Momenteel werkt hij als assistent Spaanstalige literatuur aan de KU Leuven. Eerder verschenen korte verhalen, gedichten en essays van hem in onder meer Deus ex Machina, Kluger Hans, DW B, Streven, Oikos, Romaneske, Mvslim.com, Gierik & NVT.
Bij uitgeverij Polis verschijnt in januari 2017 zijn eerste gedichtenbundel Anagrammen van een blote keizer.
Het is volgens de AKO-site een hoogst inventief poëziedebuut, met vragen als: Is het wel mogelijk om oprecht te zijn? Wat is het verschil tussen het gevaar de dingen bij naam te noemen en het plezier de dingen bij naam te noemen?
Het is misschien wat flauw hen te citeren maar ik kon nog niet in de bundel kijken, dus ik gebruik hun vragen. Heb jij de antwoorden?
Ludwig Wittgenstein, die het motto van de bundel leverde, zei ongeveer het volgende: ‘Als we ervan uitgaan dat de betekenis van een vraag de manier is om die te beantwoorden, vraag ik me af wat de betekenis is van ‘Bedoelen twee mannen werkelijk hetzelfde met het woord ‘wit’?’. Daar voegde hij aan toe: ‘Laat me weten hoe je het antwoord probeert te vinden, en ik zal je vertellen waar je naar op zoek bent.’ Scherp.
Ibn ‘Arabi, een twaalfde-eeuwse theoloog die in verschillende gedichten van Anagrammen van een blote keizer een rolletje krijgt toebedeeld, gaf dan weer de volgende tip: ’Als je het moeilijk vindt om op iemands vraag te antwoorden, antwoord dan niet, want de huls van die vraag zit al vol en heeft geen ruimte meer voor het antwoord’. Toegegeven, dat klinkt een beetje alsof de man zich er gemakkelijk vanaf hoopt te maken; Wittgenstein is misschien wat directer. Nochtans kan ik me wel vinden in beide stellingen. Ik denk dat de waarheid ergens in het midden ligt. Hoewel. De bundel lezen brengt misschien soelaas!
Genoemde inspiratiebronnen zijn: de Jarchas van Al-Andalus, Gerald Manley Hopkins, Laurence Sterne en eenvoudigweg de krant. Het gaat daarbij altijd om de invloed van het woord. Is die macht sterker dan die van het beeld?
Dat weet ik nog zo niet. Als je bijvoorbeeld de evolutie van het gebruik van foto’s in de krant in de laatste dertig à veertig jaar bestudeert, merk je algauw dat er in de krant meer oppervlakte door beelden dan door tekst in beslag genomen wordt.
Ik las dat onze dichter des Vaderlands Anne Vegter, geïnspireerd werd door de Nationale Wetenschapsagenda. Daarvoor ben jij teveel een Alpha-man?
Het is me niet echt duidelijk waarom enkel alfamannetjes niet door de Nationale Wetenschapsagenda geïnspireerd worden. Ik denk dat ook veel fabriekseigenaars, kruideniers en mystici hun mosterd elders zoeken.
Het verhaal ‘de Levering’ op Azerty heeft mijn voorkeur (‘Terwijl je naar de bakker loopt hou je de oorlog in je mond’). Deze voorkeur komt terug in bijgaand gedicht Aborg 2 (‘het gevaar dingen te noemen’). Jij benoemt ze toch. Vertel.
Houd je hierbij rekening met de lezer? Is er sprake van uitleg?
In de bundel draait het om ‘het gevaar de dingen te noemen’ en ‘het plezier de dingen te noemen’. Beide uitspraken verwijzen naar het verlangen om iets in de wereld te willen aanraken, om dan te merken dat je vlekken achterlaat. Kuluri, de centrale figuur van de bundel, werpt zich in de wereld en de taal. Vanaf het moment dat hij de stift en het schrift ter hand neemt in het openingsgedicht, zoekt hij toenadering tot het onbekende, probeert kleur te bekennen. Een erg plezierige, maar niet ongevaarlijke bezigheid.
Je schrijft ook proza: reisverhalen op de site ‘Nederland schrijft’, een kort verhaal op je weblog. Je was de laureaat proza van Babylons Literaire Prijs 2014, en behaalde een tweede plaats voor poëzie (DWB literair tijdschrift). Kun je de inhoud zowel in proza als in poëzie kwijt?
Ik heb geen voorkeur voor een van beide genres, weet ook niet of ik bepaalde zaken beter kwijt kan in de ene vorm dan in de andere. Misschien wil ik überhaupt niets kwijt, wil ik gewoon teksten maken, en probeer ik binnen de beperkingen van beide genres (en binnen die van m’n eigen vaardigheden uiteraard) te maken wat er van te maken valt.
Je bent heel persoonlijk in je schrijven. Vertelt vanuit de Ik-persoon. Niets is bedacht, althans zo voelt het. Kun je iets over het schrijfproces zeggen?
Tja, de eeuwige vraag. Eindigt de waarheid waar de leugen begint? Wat ik schrijf is meestal direct of indirect geïnspireerd door wat ik ergens gelezen of gehoord heb: in boeken, kranten, gesprekken in de trein, op bordjes met toeristische info in Brusselse parken.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat er onvermijdelijk een soort ‘ik’ aan Anagrammen van een blote keizer ten grondslag ligt. Tegelijk is er de uitdaging om dat ‘ik’ ten minste ten dele buitenspel te zetten tijdens het schrijven: ‘Het grootste plezier van de druppel is om te sterven in de rivier’, zoals Al Ghazali het zo mooi verwoordde.
Wat is het voordeel van je leeftijd? Maakt je succes daar deel van uit, zoals commerciële handigheid en juist gebruik van sociale media?
Ik ben noch commercieel bij de pinken noch erg actief op sociale media. Mijn gedichten kwamen eerder indirect bij Uitgeverij Polis terecht. Op een literaire avond waar ik enkele jeugdzondes had voorgedragen, kwam ik in contact met een dichteres die sluiks enkele van mijn gedichten aan derden doorspeelde. Enkele maanden later vond ik een mailtje van Harold Polis in m’n inbox.
Interview Alja Spaan