De bange man
De bange man wil weten, hij graaft naar wat vroeger was en zoekt houvast in wetenschap.
Hoe spijkers de wetten kerfden, leest hij op halfvergane kleitabletten uit verre oorden,
brokken sommen, verkochte koeien, zakken graan, nooit in loze woorden, zoveel
nieuwe manen, net zoveel dagen werken voor een heer, meer wil hij lezen, meer.
Alleen gedichten over bijenteelt en de stekelige vlechtheggen uit de Gallische oorlog
kunnen hem bekoren. Poëzie is voor dromers, niemand wil zijn dromen horen.
Bronnen klaterend als water, getuigen van draken aan de hemel die verandering voorzeggen,
een nieuwe tijd voorspellen, perkamenten folianten waar opeens een levend mens verschijnt.
Vergezichten voor mannen zonder hoogtevrees, watervallen storten naar beneden, rivieren
hollen kloven uit, langzaam maar gestaag, hij leest in boeken van een leen dat is vergaan,
het bladgoud bladdert weg. Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu?
De bange man wil niet worden verleid door woorden die hem verder lokken dan zijn nauwe
blik bevatten kan. Door taal die aan de luiken trekt, klapperend nieuwe vergezichten opent,
wappert, stormt. Hij wil niet, wil wel. Hij vindt troost in nieuwe verzen. Ten langen leste
leest hij over liefde en verlangen. Die nestas, wat unbidan we nu? Iemand probeerde zijn pen.
Iemand leest. De bange man leest en begint een nest.
(mijn vader)
Jubilee
Voor Clara Anna
Als de feestzang stokt glijdt de oude
Bij de rijnglazen wijn glijdt de oude vrouw traag in slaap
Als de feestzang verstomt tot hommelzoemen glijdt ze zachtjes onderuit
In het rotan
in de feeststoel
glijdt de oude vrouw naar huis
glijdt ze terug naar vroeger toen ze nog een meisje was
toen de velden jubelden vol lisdodden, zegge, hop en vlas
Waarom laat haar dochter haar dromen verglijden, hoort zij de hommels niet