‘De Banksy van de Nederlandse letteren’, zo loofde critica Johanneke ter Steege Martijn Benders een poosje terug. Al sinds de begindagen van internet is Benders een alomtegenwoordige verschijning in de Nederlandse dichtwereld, koningstrol voor de een, begenadigd dichter voor de, volgens Benders zelf juiste, ander. Bekend door zijn ludieke prijssabotages is hij de enige Nederlandse dichter met een oeuvre van prijssabotagevideos waarin de status quo op de hak wordt genomen. Benders schreef de bundels Karavanserai,Wat koop ik voor jouw donkerwilde machten, Willem,Wôld Wôld Wôld (de eerste dichtbundel die reageert op de lezer), Sauseschritt (met een bundel in een bundel), Lippenspook en de roman Fliermans Passage. ‘Het boek der Dode Uilen’ heet een kleine, intieme bloemlezing te zijn van zijn favoriete invloeden. Hij publiceerde in de Gids, Kluger Hans, Deus ex Machina, Balustrade, Brabant Literair, Vlak Itenairies, Samplecanon en Jackett. Onlangs gaf hij zijn zevende bundel uit, Nachtefteling, waarover Alexis de Roode schreef: “Magie en aardse wortels, Luciferisch taalspel en de intieme persoonlijke herinneringen aan de jeugd in het katholieke, door bunkers pokdalig gemaakte landschap van Brabant, ze vinden elkaar in deze bundel in een alchemistisch amalgaam. “
Stilleven met asteroïdengordel en nachtlampjes
Zelf zou ik mijn bibliotheken in de asteroïdengordel opzetten.
Dan daagt de kans dat ooit een boek op aarde inslaat.
Maar dan nog moet je ze een zetje geven. en wat voor zetje!
Natuurlijk, een letterzetje voor de goede orde.
Natuurlijk, twee letterzetjes voor de juiste druk.
Uiteraard, drie letterzetjes om de opstand der spaties
onverbiddelijk neer te slaan. No spacing in space!
Dan nog, zo’n boek, zelfs al valt het niet in zee,
al brandt het niet op als een scheet in de atmosfeer,
hoeveel kindertranen kan een boekkrater aan? Nou?
Hooguit vier. Natuurlijk, eentje ervan
voor het lang stroperig bikkelen van nachtlampjes.
Natuurlijk, in heelal of boek
slaapt eigenlijk nooit iemand.
Zelfs een uitgeput knipoogje
Zelfs een uitgeput knipoogje is je al te veel.
Mummie van papier, daar, in je bibliotheek.
Je voelt niets, jou raakt niets, zelfs al schudt een populier al zijn bladeren,
zie jij een houten bliksemschicht. Nou, mijn gelukwensen.
Je hele oeuvre past in de factuurmap van je vader.
Nu hoor je het eens van een ander, lelietje-van-dalen,
verrader, wortelstok. Met je mollenkop in het praatgips
neuzel je woorden uit andermans boeken,
alles rangschikkend tot Poëzie,
schuif, schuif, met je eggelse snuit, waar alle slijpsel
van rode dichterspotloden van lang geleden
wel heel opzichtig aan blijft kleven. Dag, scholier.
Het papier groet je vader. Inderdaad, het papier.
Ok tijd voor Sayonara
Want alleen in matrozenland zeg je vaarwel.
Ajuus is kombuizentaal. Tot kijk iets voor het kraaiennest.
Het is dus tijd voor Sayonara.
Ok, tijd voor Sayonara. Geen doeg voor onze boeg.
Laat dat adieu aan de pastoor,
gegroet aan boetelingen in het slakkenspoor
van een begrafenisstoet, nee, tijd voor Sayonara.
En dus zeg ik: Sayonara.
En alle trannies woelen achter de tralies
van hun wimpers in de bordellas.
Een Mekhong maan noedelt over het sop.
A fine ass sho-tee rockin’ all that ice.