LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Wendela de Vos – Waar leg ik mijn hart

17 jul, 2017

Geen gewoon liefdesverhaal

door Eric van Loo

De kleuren van de debuutbundel van Wendela de Vos zijn verrassend sober. Een zacht groengrijs, met op de achterkant een diep blauwgroen. Niet de kleuren die je verwacht bij een ‘liefdesverhaal in gedichten’. En ook in het lettermozaïek dat de voorkant siert ontbreekt de kleur rood nadrukkelijk. Waar leg ik mijn hart  is dan ook geen gewoon liefdesverhaal. In de opbouw klinkt de theaterachtergrond van de auteur duidelijk door. De verschillende gedichten zijn als losse scènes in een toneelstuk, het is aan de lezer om hier een verhaallijn doorheen te weven. En dat verhaal is alles behalve een zoet vissersromannetje, geen Zout op mijn huid in verzen.
Het scenische karakter wordt versterkt doordat elk gedicht op zichzelf staat, tegenover een lege linkerbladzijde. De witte ruimte wordt deels gevuld met grote letters, die één woord uit de tekst (niet per se de titel) eruit lichten. Het losse karakter van deze grafische illustraties, van de hand van Frans Lieshout, brengen een speels element in de af en toe zware tekst.
Het openingsgedicht zet de toon:

Liefde baart altijd wel iets
kunstig geborduurde muilen een roos van hout
haast honger slordigheid
kussen natter dan water
zou het uitmaken welke hand
boven ligt in gebed

De toon is sober. Weinig interpunctie – ik kom hier later op terug. De vraag van de laatste twee regels klinkt onheilspellend. Dat wordt versterkt doordat de eerste twee woorden vetgedrukt zijn: Liefde baart. Naast ‘geboorte’ klinkt vanzelf de vaste combinatie: ‘dat baart mij zorgen’ mee. Het woord ‘muilen’, dat hier de linkerpagina siert, voert ons terug in de tijd. Het ‘kunstig geborduurde’ wijst op het oude handwerk in lange, donkere winters. We krijgen een beeld van een traditionele protestantse gemeenschap. De confrontatie met het hogere neemt -als in een variant op Job- in de bundel een belangrijke plaats in.
In de volgende gedichten maken we kennis met de zee en het zand, en met de vele generaties (‘waar achter mannen droomden van / mijn moeders moeder in het maanlicht’) die hier geworteld zijn. Dan ontspint zich een idylle: ‘Wacht / nog niet weggaan // nog een keer / ruiken / je vettige vest / strelen / je raspende wang / proeven / je bittere mond’. De stem van een vrouw, die haar geliefde niet wil laten gaan. Het volgende gedicht is in dialoogvorm geschreven. De stem van een man, die zegt ‘Ik wil je niet’, maar de achterblijfster ook aanspoort niet ongerust te worden als het weer omslaat en slechte tijdingen binnendruppelen. Misschien wil hij de vrouw wel beschermen voor verdriet, door haar nog niet aan zich te binden. De vrouw antwoordt met één van de mooiste gedichten uit de bundel:

Wilt mijn lief bewaren
voor sterloze nachten
voor ondiepe geulen
voor masthoge golven
voor mist en voor ijs

wilt mijn lief bewaren
voor striemende regens
voor snijdende winden
voor losslaande ankers
voor uitwaaiend vuur

wilt mijn lief bewaren
voor brekende touwen
voor scheurende zeilen
voor splinters en nagels
voor rotting en koorts

wilt mijn lief bewaren
voor roepende stemmen
voor lokkende vingers
voor zingende rotsen

wilt mijn lief bewaren

heer

voor mij

De zee is immers vol gevaren. Maar ook vreemde havens kunnen de liefde bedreigen, evenals de ‘zingende rotsen’ waarin we de Lorelei herkennen. De werkwoordsvorm ‘wilt’ is statig, passend bij de aanroep van de heer, die hier -anders dan God en de Grote Storm verderop in de bundel- geen hoofdletter krijgt.
In sterk afwisselende gedichten ontvouwt zich een geschiedenis van liefde, verlies, wanhoop en rouw. Om het een beetje spannend te houden zal ik het verdere verloop, zo dit al eenduidig is, niet uit de doeken doen. In de aantekeningen vertelt de auteur, dat de dichtbundel geïnspireerd is op de geschiedenis van Den Tilsandede Kirke in Denemarken. Deze 13e-eeuwse Deense kerk raakte vanaf 1775 meer en meer onder het duinzand bedolven. Aanvankelijk lukte het de gelovigen nog om na elke storm de kerk weer uit te graven, maar na een laatste grote storm gaven zij het in 1795 op. Nu steekt alleen nog een deel van de witte toren boven het zand uit.
De Vos weet met rake details de barre omstandigheden van het vissersleven in voorbije tijden op te roepen: ‘planken een dekzeil / spaanders turf kisten / strobalen houtskool (…) het raast het vlerkt / stuitert tolt grauwt / slaat zichzelf stuk’. Veel zintuiglijke indrukken, stank, kou en pijn. En overal zand. De illusie van een maagdelijk strand, waar je als eerste je voeten op zet. Zand dat nieuw land vormt. Maar ook de verpletterende kracht van ‘korrel boven korrel’. En tenslotte: ‘Als alles verloren / dan nog altijd het bed van zand’.
Zoals gezegd is er een grote variatie in stijl in de gedichten. Meer dan van klank maakt de dichter gebruik van parallellie en opsommingen. Vaak smalle gedichten, met regels van hooguit drie woorden. Vrijwel geen interpunctie en alleen aan het begin van het gedicht een hoofdletter. Een uitzondering vormt het gedicht ‘Zijn storm’, waarin de korte, schuingedrukte regels staccato op de lezer inbeuken. De eerste regel van elk gedicht is, bij wijze van titel, vet gedrukt. Alleen in de eerste twee gedichten is slechts een gedeelte van de regel vet, terwijl de titel in de inhoudsopgave toch uit de hele eerste regel bestaat.
De uiteenlopende scènes leveren geen pasklaar verhaal. De lezer wordt uitgenodigd de verschillende fragmenten verder in te vullen, en misschien zelfs te verbinden met eigen ervaringen. Want hoewel Waar leg ik mijn hart is ingekleurd met historische details, is het bovenal een tijdloos verhaal waarin universele menselijke vragen en verlangens de hoofdrol spelen.

***
Wendela de Vos (1947) volgde een opleiding aan de Theaterschool en was tot 2006 werkzaam bij diverse grote en kleine theatergroepen. Waar leg ik mijn hart is haar eerste dichtbundel. Zij schreef het libretto voor het oratorium ‘Nova Zembla’ en onder de naam Tupla M. literaire thrillers. Haar oeuvre strekt zich uit van kort verhaal tot kinderpoëzie, van column tot toneeltekst.
Waar leg ik mijn hart is de negende uitgave in de reeks OPEN van uitgever Kontrast.

     Andere berichten

Karel Wasch – Tegelijkertijd

Karel Wasch – Tegelijkertijd

Sentiment door Jan van Gulik - - Karel Wasch (1951) neemt ons in Tegelijkertijd mee op een reis ‘vol verwondering, melancholie, weemoed en...