Het gratis theater van de ontkenning
door Ernst Jan Peters
Dan bouw je een heel oeuvre op met goeddoordachte taalconstructies die het zicht op je zielenleven afschermen en dan sluit je vriendschap met een specialist in psychoanalyse: dat wil zeggen iemand die heeft geleerd om het verhaal te zoeken tussen datgene wat níet wordt gezegd, datgene dat verstopt moet blijven omdat het pijn doet. Het overkwam dichter Gerrit Kouwenaar toen hij na een gezamenlijk optreden bij Poetry International in 1992 in gesprek raakte met Anna Enquist. Daaruit vloeide een warme en betrokken vriendschap tussen de twee dichters en hun gesprek stopte pas met het overlijden van Kouwenaar.
Een tuin in de winter. Herinneringen aan Gerrit Kouwenaar is een uitgave in de Privédomeinreeks, de intelligente variant op de behoefte aan ‘human interest’ en roddel, waarin Anna Enquist met liefde en respect vertelt over haar oudere dichtersvriend. Respectvol maar ook in alle eerlijkheid. Want een gemakkelijk mens was Gerrit niet altijd, routes reed je zoals hij ze dicteerde, in zijn vriendschappen was hij beter in krijgen dan in geven, leningen werden al snel giften. Anna kende in die vriendschapsperiode haar eigen onbeschrijfelijke verdriet door het verlies van een dochter. Dat was iets waar Gerrit niet mee uit de voeten kon, maar ze bleef braaf terugkomen bij Gerrit die, zoveel jaar ouder dan zij, in de herfst en de winter van zijn leven belandde. Totdat hij overleed in 2014.
Alle trieste levenservaringen komen voorbij: het ziekbed van Kouwenaars echtgenote Paula en uiteindelijk haar overlijden, zijn eenzaamheid daarna, zijn aftakelen en tenslotte de laatste periode in het verpleeghuis. Elke fase krijgt een eigen deel in de winterse tuin, als scènes in een dramatisch toneelstuk. Maar de basis van de voortdurende vriendschap is de poëzie en het zijn juist de poëtische beschouwingen die het boek voor de poëzieliefhebbers zo waardevol maken. Zoals over hun gesprekken over het juiste gebruik van witregels en het nut van naslagwerk Het juiste woord. En er is de veelzeggende uitspraak van Kouwenaar over het ontbreken van bomen op IJsland. Bomen spelen een belangrijke rol in zijn werk omdat de boom tal van bruikbare metaforen aanreikt. Een wereld zonder bomen is een wereld die niet klopt. Kouwenaar kan niets met IJsland.
De poëzie ligt altijd op de loer bij hun contacten. Als het gaat over waardering van andere dichters is er de mijmering van Enquist over het ongekende fanatisme van de Vijftigers [p.118]:
Ik denk dat ik (..) niet besefte hoezeer de verbetenheid waarmee de Vijftigers de ‘oude’ literatuur afwezen met de net voorbije oorlog te maken had. Ze hadden allen als jongemannen de heftigheid van die tijd beleefd en moeten intens teleurgesteld zijn geweest dat alles na de bevrijding op de oude voet voortging, dat de hiërarchieën hersteld werden, dat het leek alsof er helemaal niets was gebeurd. Onverdraaglijk. Niet alleen de poëzie moest totaal veranderen en opnieuw worden uitgevonden, maar álles. Het verdringen en negeren van de gebeurtenissen , de concentratie op schoonheid, het vasthouden aan de verdufte en verzuilde maatschappelijke structuren – het was allemaal even verwerpelijk. Dan wordt het lezen en waarderen van Nijhoff, Vasalis of Gerhardt bijna een misdaad, een verraad. Dan duurt het tientallen jaren voor de opstandigen over de rivier heen willen kijken naar wat er eigenlijk groeit op die andere oever.
Een terugkerend thema in de biografische schets is de relatie tussen het werk van Kouwenaar en zijn gevoelsleven. Bij Kouwenaar mogen gedichten niet te veel emotie uitstralen en vooral geen troost bieden. Het gevoel achter de woorden moet afkoelen en stollen in de loop der tijd, universeler worden, minder het ‘ik’ en steeds meer het ‘men’. Enquist heeft daar zo haar gedachten bij:
[p. 18] Als Gerrit tijdens onze duopresentaties voorlas, luisterde ik met een oor dat naar betekenis zocht. Daarmee deed ik zijn werk vermoedelijk onrecht, maar ik kon niet anders, het is de manier waarop ik denk, werk, waarneem. De psychoanalyticus is een zoeker naar betekenis. Schijnbaar toevallige of triviale invallen vertellen een verhaal dat iets zegt over de bedenker, ook al ontkent die alles. Ik had het makkelijker met de latere gedichten, die altijd maar gingen over hoe alles ten einde liep, tot stilstand zou komen en sterven, binnen afzienbare tijd. Hij omhelsde het einde terwijl hij nog overeind stond.
[p. 26] Hij zag zichzelf als constructeur en taal was het materiaal waar hij ‘dingen’ van maakte. Ik wist daar nooit goed raad mee. Woorden zijn betekenisdragers, ze torsen associaties en connotaties met zich mee. Ze hebben met gevoelens te maken. Het idee van de constructie begreep ik wel en daarover spraken we ook graag, maar hoe hij over de bouwstenen dacht is mij nooit echt helder geworden.
En zo zijn er meer voorbeelden te citeren. Kouwenaar laat in zijn laatste bundels wat van de afstandelijkheid varen en dat bevestigt Enquist in haar vermoeden dat zijn gedichten wat minder hoefden te dienen als ‘gevoelsafweer’. Hij zal zich dat zelf ook bewust zijn geweest als hij taal zelf omschrijft als het ‘gratis theater van de ontkenning’ in het gedicht ‘maar nu de taal’ uit de bundel Vallende stilte. Is afweren en ontkennen de essentie van Kouwenaars dichterschap? Enquist: [p. 89] ‘(…) de kwaliteit van Gerrits latere werk heeft te maken met het symboliseren van herkenbare autobiografische gegevens. De witte kamer is de eeuwigheid, de boomgaard is de wereld.’
Een tuin in de winter is een boek dat je uitleest op een lome zomeravond. Het zorgt ervoor dat je zin krijgt om zowel gedichten van Kouwenaar als van Enquist te gaan lezen. Natuurlijk kun je tussen de regels lezen dat Anna haar vriend spaart door niet al te sappige details uit zijn leven prijs te geven. De relatie van Kouwenaar met zijn kinderen wordt voorzichtig aangestipt maar niet verder uitgewerkt. Die moeten maar terugkomen in de biografie waar Enquist op aanstuurt. Die zal zij zelf niet schrijven. Uit respect voor haar vriend, de Vijftiger die negentiger werd…
Gelijk met de herinneringen werkte Anna Enquist op verzoek van Kouwenaars uitgever Querido aan de bloemlezing met een selectie van zijn gedichten waardoor deze twee boeken elkaar versterken. Door Een tuin in de winter leren wij hoe zij kijkt naar Kouwenaar en zijn werk en dat helpt bij het doorgronden van haar keuzes. Maar daarover meer in de recensie van de bloemlezing Van woorden gemaakt.
***
Anna Enquist (19 juli 1945) studeerde piano en psychologie. Ze is musicus, dichter, schrijver en ook werkzaam als psychoanalyticus. Haar dichterschap begin met publicatie in Maatstaf in 1988, haar debuut Soldatenliederen verscheen in 1991 en werd meteen goed ontvangen door kritiek én publiek. Dat gold ook voor haar latere bundels en haar romans die in veel talen zijn verschenen. Gerrit Kouwenaar ontmoette zij in 1992 en daar groeide een vriendschap uit die in stand bleef tot aan diens overlijden in 2014.