Speelgoed, sportief verlies en literaire revanche
door Herbert Mouwen
De dichtbundel Wax Hollandais van Abdelkader Benali is een waardige opvolger van Panacee uit 2006. Het is een uitdagende, gevarieerde bundel geworden. Gedichten over Nederlandse steden, over Marokko, over het huishouden en vaderschap, over culturele diversiteit en over het schrijven zelf. Kenmerkend voor zijn poëzie is de vitale toon en de speelsheid in het merendeel van zijn gedichten. De titel Wax Hollandais is een verwijzing naar een batiktechniek van het Helmondse bedrijf Vlisco, dat vooral de Afrikaanse markt bedient met zijn zeer kleurrijke textielontwerpen en stoffen. De vormkenmerken wisselen sterk in de gedichten, zowel qua strofebouw als het gebruik van hoofdletters en interpunctie. De korte openingstekst in proza ‘De ontdekking van de poëzie’, een dialoog tussen de ik-figuur als kind en een onbarmhartige deurwaarder over wat speelgoed is en wat speelgoed kan zijn, is een boeiende leidraad voor de lezer. Een klein fragment:
‘We hebben geen speelgoed,’ zei ik tegen de man.
‘Dat zullen we nog wel zien,’ zei hij en begon door het huis te lopen, die paar kamers, en voordat ik het wist was hij naar me toe gekomen met onder zijn arm allerlei zaken waarvan ik niet had geweten dat ik ze in mijn bezit had.
Benali is een dichter die de steden waar hij komt op aanstekelijke wijze in een fraaie, korte openingszin wegzet. Het gedicht ‘Den Helder’ begint met ‘Veel marine, weinig hart’ en ‘Rotterdam’ met ‘Op de tram wachten.’ Soms gebruikt de dichter meer woorden. Boxmeer mag het hier mee doen: ‘Ik kon me niet herinneren ooit in Boxmeer / te zijn geweest totdat ik het me weer herinnerde, / ik was in Boxmeer geweest.’ Ik heb zelden de kleurloosheid van een plaats zo verwoord gezien. Hoe leer je Dordrecht kennen? Het is ‘Een stad die ik leerde kennen van de Wibra- / reclamefolder die maandelijks op de mat / viel.’ Deze afdeling ‘Urbi et Orbi’ (Voor de stad en voor de wereld) is een reis langs Nederlandse steden die de dichter bezoekt omdat hij er lezingen houdt of hardloopt. De poëzie is in zijn taalspel bijna argeloos te noemen, maar intussen word je als lezer geregeld gedwongen te stoppen met lezen en na te denken over de betekenis van de versregels. Ook het gedicht ‘Nijmegen’ begint met een opmerkelijke openingszin:
Ik was niemand nog, de Waal was alles. Ontvangen
werd ik als een schrijver van de buitencategorie – wat
ik vertelde klonk hun bekend en ook vreemd in de oren.
Later kwam ik terug om een sprintje te trekken,
zonder het te beseffen penetreerde ik Duitsland,
onderdeel van het verzet, liet een geheim spoor
achter, zestig jaar na de oorlog deelde ik de laatste
tik uit. De heuvels die in november de kleur van
molshopen aannemen. En de regen barricadeert
de ramen en de deuren. Denkt en leest men
grondig over een wereld die ooit zal komen. Dat
Nina Simone hier rust en reinheid vond. Vanzelf-
sprekend. Men werkt er serieus aan een mystiek
lichaam dat zichzelf bezweet in slaap wiegt.
Het gedicht bevat verwijzingen naar het verzet in de Tweede Wereldoorlog. Ik vraag me zelfs af: wordt hier de spot gedreven met al die mensen die er na de oorlog prat op gingen in het verzet te hebben gezeten? Ook refereert de dichter aan de traditionele Zevenheuvelenloop, aan Frans Kellendonk (‘mystiek lichaam’) en aan Nina Simone, die in 1988-1990 in Nijmegen verbleef en daar blijkbaar wel ‘rust en reinheid’, maar niet de r van regelmaat vond. Veel van Benali’s gedichten in deze bundel hebben de structuur van bovenstaand gedicht, namelijk 14 versregels, drie kwatrijnen en één distichon, het zogenaamde Shakespearesonnet. Omdat andere eigenschappen van het sonnet, zoals rijmschema’s, metrum en wending ontbreken wil ik deze gedichten niet zonder meer sonnetten noemen omdat de vorm erg vrij is.
Sport in het algemeen, niet alleen hardlopen, is een belangrijk onderdeel van de bundel. Sport gaat altijd over vormen van bewegen, zoals springen en neerkomen, stijgen en dalen, vertragen en versnellen. Dat geeft de dichter de mogelijkheid om deze bewegingen te verbinden met aspecten van tijd en ruimte. De bewegingen worden een metafoor. In ‘De polsstokhoogspringster’ schrijft de dichter wanneer hij vol bewondering de voorbereiding en de sprong van een atlete waarneemt: ‘Tot grote hoogte gekomen beroerde ze me, / ik stond op springen, ook ik.’ En in ‘Afrikaan in Lelystad’, dat uit twee gedichten bestaat, vraagt de dichter zich af: ‘Wat doet een Keniaan in Lelystad? Durf te vragen. / De weg naar huis vinden natuurlijk.’ In het tweede gedicht neemt hij als dichter achteraf wraak op zijn falen als hardloper (‘hopeloos uit vorm’) in de wedstrijd, waaraan ook de Keniaan deelnam. Hij dicht: ‘jouw hoogmoed / afstraffen door je achter me te laten, op papier, enkel, / sportief verlies is een literaire voorwaarde voor revanche’. Wat een uitspraak! Sport en dichtkunst vullen elkaar niet alleen aan, sport is een voorwaarde om in de dichtkunst het hoogste te bereiken.
Het lange gedicht ‘De luit van mijn oom’ in de afdeling ‘Marokko Express’ is een ode aan dit muziekinstrument, aan ‘zijn geliefde’. Zijn reis naar zijn geboorteland heeft in dit gedicht een louterende werking op de dichter; het is een vorm van opgelegde catharsis: ‘Fris / in de kleren gestoken / op de duizelingwekkende / boot die Europa verliet, werden we / onder de douche gezet, gewassen, / verschoond, zodat we schoner / aankwamen dan we ooit waren geweest / De nieuwe mens.’ De dichter is niet alleen een ambitieuze hardloper, maar ook een reiziger die zich in de bundel enkele malen afvraagt wat nu precies zijn geboorteplaats of -land is. Hij is op zoek naar wie hij nu eigenlijk is.
Als recensent zeg ik niet gauw dat ik plezier heb beleefd aan het lezen van een dichtbundel. Dat kan als een negatief oordeel overkomen dat de gelezen poëzie oppervlakkig is, dat de gedichten me niet geraakt hebben. Meestal geef ik een oordeel in andere bewoordingen. Veel poëzie heeft nu eenmaal een ernstige toon, heeft een bepaalde mate van abstractie of is op een andere manier speels. Bij Abdelkader Benali ligt dat in Wax Hollandais anders. Hoe hij het leven ziet, wordt duidelijk uit de beginregels van het laatste gedicht:
We leven omdat het leven voor ons ligt,
we rollen het op als een tapijt en wat
we kwijtraken, komt nooit meer terug,
dus feest als je feesten kan, leef vrij van
dwang en ontmasker de vrijheid.
Benali’s dagelijkse levenservaringen zijn uitgangspunt voor zijn toegankelijke gedichten. Deze gedichten zijn vitalistisch van aard, ze hebben een milde toon als ze kritisch zijn en gaan het bespotten van actuele situaties niet uit de weg. Zijn poëzie is aangenaam om te lezen, zij is toegankelijk en authentiek en bevat een persoonlijke diepgang. Nergens krijg ik het gevoel dat de dichter met mij als lezer een spelletje speelt. Benali neemt zijn lezers op speelse wijze serieus.
***
Abdelkader Benali (Aghazzazen, Marokko 1975) debuteerde met de roman Bruiloft aan zee (1997). Voor zijn tweede boek De langverwachte (2003) ontving hij de Libris Literatuur Prijs. Zijn oeuvre bevat ook verhalenbundels, gedichten en beschouwend proza. Zijn laatste dichtbundel Panacee verscheen in 2006. Hij presenteerde voor de Nederlandse televisie twee programma’s over literatuur en Nederlandse schrijvers, namelijk De schrijver en de stad (2010) en Benali boekt (2011-2012). In 2018 is hij voorzitter van de jury van de Libris Literatuur Prijs.