LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Guido De Bruyn – Goldbergvariaties

8 nov, 2017

Een verkenning van Bachs meesterwerk in 32 gedichten

door Eric van Loo

Voor de liefhebbers van de Goldbergvariaties van Johann Sebastian Bach is de gelijknamige bundel van Guido De Bruyn puur genieten. Wie minder bekend is met deze vermaarde compositie treedt een wondere wereld binnen.
De compositie, die oorspronkelijk voor klavecimbel is geschreven, opent met een langzame, melodieuze aria, gevolgd door dertig variaties en wordt afgesloten met dezelfde aria. In de variaties verkent Bach de grenzen van het contrapunt, de belangrijkste compositietechniek van zijn tijd. Het verhaal wil, dat Bach dit stuk schreef op verzoek van een Russische gezant in Saksen die aan slapeloosheid leed. Zijn huismusicus, Johann Gottlieb Goldberg geheten, moest met het spelen van deze muziek zijn slapeloze nachten verlichten.
De Goldbergvariaties vormen een buitengewoon complex werk, dat velen geïntrigeerd en geïnspireerd heeft. Ook De Bruyn weet zich al lang geraakt door deze compositie, zo valt uit het nawoord af te leiden. De begeleidende tekst vermeldt, dat hij ‘deze reeks gedichten naar Bachs Goldbergvariaties [schreef], zonder dat ze daar een adaptatie van willen/kunnen zijn. Wel verkennen ze een aantal muzikale technieken, in een poging poëzie de allure mee te geven van een allegro, de snit van een sarabande, de cadans van een walsje in mineur.’
De vorm van de gedichten loopt sterk uiteen. De opening van de bundel volgt de eenvoud van de openingsaria van Bach.

aria

een aria als dans
op de stapstenen van een lied
de speeldoos van een sarabande
begint en eindigt niet

een aria als alibi
alibi cantabile voor verdriet
de speeldoos van een sarabande
begint en eindigt niet

een aria als spitsboog
hoge vlucht in een verborgen taal
in de eerste stapsteen ligt
de sluitsteen van een kathedraal

een aria als dans
op de stapstenen van een lied
de speeldoos van een sarabande
begint en eindigt niet

Kunstig hoe De Bruyn hier het herhalingselement hanteert, om de luisterervaring weer te geven. Ook met de alliteratie aria/alibi, die zich voortzet in het klankspel alibi/cantabile worden muzikale elementen in de tekst gebracht. Maar net zoals iemand die naar de Goldbergvariaties luistert direct na de aria wordt opgeschrikt door een snelle en complexe eerste variatie, zo krijgt de lezer op de volgende bladzijden de meeste uiteenlopende vormen en stijlen te zien.
Variatie I vertelt over ‘een snuifdoos van honderd Louis d’Or’ die Bach ontvangen zou hebben voor zijn compositie: ‘In ze-ven-tien-een-en-veer-tig kreeg hij die. / In ze-ven-tien-een-en-veer-tig naar verluidt. / In ze-ven-tien-een-en-veer-tig naar verluidt en zij het wel.’ De in lettergrepen gebroken woorden lijken een echo van de herhaalde snelle loopjes in de muziek. ‘Kreeg de jonge Goldberg / kla-ve-cim-bel-spe-ler-in-de-slaap-ka-mer-van-de-sla-pe-lo-ze-graaf / dan ook goud?’ Variatie II borduurt hierop voort, met herhalingen en uitbreidingen: ‘Zij het wel en naar verluidt kreeg Johann Gottlieb Goldberg / kla-ve-cim-bel-spe-ler-in-de-slaap-ka-mer-van-de-sla-pe-lo-ze-graaf-die-voor-zijn-o- / pen-ven-ster-raam-bleef-staan-en-naar-de-voor-bij-e-eeu-wen-geeuw-de- / alleen een achternaam, / zij het wel een achternaam van goud.’ Mooie vondst, om het goud uit de naam van Goldberg zo op zijn plaats te laten vallen. Gelukkig blijft Glenn Gould buiten beschouwing. Maar de toon is gezet. De Bruyn probeert ons in zijn dertig variaties alle hoeken en gaten van de taal te laten zien, net zoals Bach in zijn variaties de uiterste mogelijkheden van het contrapunt onderzocht.

In zijn nawoord heeft De Bruyn het gedicht ‘t Er viel ‘ne keer’ opgenomen, de lyrische ontboezeming die Gezelle schreef daags nadat hij op het Klein Seminarie van Roeselare een uitvoering van het septet van Beethoven had beluisterd. De suggestie blijft impliciet: zoals Gezelle geraakt en geïnspireerd werd door Beethovens septet, zo werd de huidige Guido geraakt en geïnspireerd door Bachs Goldbergvariaties. Toch houdt de vergelijking verder snel op. We kunnen ons geen tijd zonder radio of cd’s meer voorstellen. De indruk, die een blaaskwintet op de argeloze luisteraar gemaakt moet hebben, de rijkdom van klank, de harmonieën! En waar Gezelle de volgende dag een uiterst modern gedicht over een blaadje dat op het water viel schreef, met de telkens terugkerende korte regel ‘het water’, schreef De Bruyn een uiterst bestudeerde en afgewogen compositie van maar liefst 32 gedichten. Hij streefde er daarbij naar, om in navolging van Gezelle en van Van Ostaijen, de muzikale elementen van de taal ten volle te benutten, door middel van herhalingen, citaten en het –evenals Bach– door elkaar vlechten van verschillende thema’s.

VIII

Een sarabande is een dans
zoals bekend
Een trage dans
ten tijde van Bach

Een ingetogen dans
een sarabandedans
Een naar binnen gekeerde dans
bij Bach althans

Een dans als een trap die naar beneden leidt
en halverwege
weer naar boven leidt, even ingetogen, naar binnen gekeerd
als naar beneden

Een spiegeldans
zoals bekend
Een trage, ingetogen, naar binnen gekeerde
sarabandedans

Een dans op de cadans
van dood en leven
Bij Bach althans
halverwege

Deze variatie, met zijn nadrukkelijke typografie, bevat vrijwel dezelfde tekst als variatie VI. De eerste vijf vetgedrukte regels zijn zelfs identiek aan de eerste regels van variatie VI. Alleen de toevoegingen ‘bij Bach althans’ en ‘ten tijde van Bach’ zijn nieuw in variatie VIII. In de tussenliggende variatie VII wordt een belangrijk thema geïntroduceerd: de dood van Bachs vierde zoon, Johann Gottfried Bernhard (1715-1739), die twee jaar voor de publicatie van de Goldbergvariaties op 24-jarige leeftijd overleed. Deze zoon komt in meerdere gedichten terug, evenals het verdriet van zijn vader, dat de bron van deze muziek zou zijn geweest. ‘Oneindig diep te wachten ligt / wat niet wordt uitgesproken’ (VII). Om dit gevoel te onderstrepen weeft De Bruyn teksten uit andere composities van Bach door zijn gedichten heen, zoals een koraal uit de Matthäus Passion in variatie X: ‘Wenn ich einmal soll scheiden / So scheide nicht von mir / Wenn ich den Tod soll leiden / So tritt Du dann herfür’ en de beroemde aria uit cantate 82 in variatie XXX: schlummert ein / ihr matten Augen fallet sanft und selig zu / Welt, ich bleibe nicht mehr hier, / Hab ich doch kein Teil an dir’. De dood van Johann Gottfried Bernhard in dit verband is een interessant thema, dat in de meeste teksten over de Goldbergvariaties, die ik rond het lezen van de bundel en het schrijven van deze recensie heb geraadpleegd, ontbreekt. Ik kwam het voor het eerst tegen in de roman Contrapunt (2008), het boek waarin Anna Enquist schrijft over het leven en de ontijdige dood van haar dochter, tegen de achtergrond van het instuderen van Bachs Goldbergvariaties door de moeder.
In de roman van Enquist is er een sterke relatie tussen de inhoud van elk hoofdstuk, dat een episode uit het leven van haar dochter beschrijft, en de sfeer van de overeenkomstige variatie van Bach. In de bundel van De Bruyn is deze samenhang veel minder sterk aanwezig. Zo valt bijvoorbeeld een groot contrast op tussen de virtuoos snelle 8e variatie van Bach, en de ingetogen, gedragen tekst van het hierboven afgedrukte gedicht van De Bruyn. Dit past bij zijn eerder geciteerde uitgangspunt dat de tekst geen adaptatie van de muziek wil zijn. Maar het bevreemdt soms ook, vanwege het nauwkeurige schema van de Goldbergvariaties op p.52 en het schema van zijn eigen bundel op de tegenoverliggende pagina. Het meest extreem zien we dit verschil bij variatie XVII. Deze opent bij Bach met een snel stijgend basmotief. De Bruyn schrijft echter in zijn 17e variatie: ‘wie laat van in de wieg van dit voorlopig leven / wie laat de basso ostinato dalen / naar de tweede noot / In nomine Jesu.
De woorden ‘In nomine Jesu’ komen bijna twintig keer voor in variatie XVII. Gods aanwezigheid was nog een vanzelfsprekendheid. De Bruyn schetst voor ons de stilte in de wereld van Bach van voor de oerknal: ‘In ze-ven-tien-een-en-veer-tig was van de snuifdoos / van het heelal gewoon geen sprake, althans / niet bij Bach, bovenal niet // bij Bach, / laat staan van het uitdijende heelal. / Van de snuifdoos van het heelal, // de eerste knal, / de oerknal / bovenal’ (XIII). Variatie XIV vervolgt: ‘Van God daarentegen. / Daarentegen van God ten tijde van Bach. / Van de God van Luther ten tijde van Bach daarentegen, / van de God in de ogen van Bach / was sprake bovenal.’ Door de formulering ‘de God in de ogen van Bach’ worden aan de componist goddelijke krachten toegedicht.

Beste lezer, het mag inmiddels duidelijk zijn: de hier besproken Goldbergvariaties van Guido De Bruyn vormen, in navolging van hun muzikale inspiratiebron, een complexe compositie. Er is veel wat binnen het bestek van deze recensie onbesproken moet blijven. Misschien moeten we de bundel als een partituur beschouwen, waarvan de muzikale elementen pas in een voordracht volledig tot hun recht komen. Anderzijds kunnen we pas bij lezen en herlezen oog krijgen voor de vele verbanden. Een absolute aanrader voor de liefhebbers van de Goldbergvariaties van Bach. En mogelijk een eyeopener voor poëzieliefhebbers die nog minder bekend zijn met dit meesterwerk.

XXV

kent gij de één-mi-nuut-stil-te-man?
hij gaat van dorp tot dorp, en vraagt
één minuut stilte
op het midden van elk plein.

is het voor de doden, fluisteren ze, en hij legt
een vinger op zijn mond. dus zwijgen ze.
nooit komen ze te weten
van zestig seconden het waarom.

***
De omslag van de bundel heeft een sobere vormgeving: volledig wit met in reliëf slechts onder elkaar de woorden GOLDBERG en VARIATIES. Omdat dit op een foto nauwelijks overkomt, is ervoor gekozen de titelpagina en de schematische weergave van de bundel van de hand van de auteur (p.53) bij deze recensie af te drukken.

Luistertips: makkelijk terug te vinden op Spotify zijn de uitvoeringen van Bachs Goldbergvariaties door Johanna MacGregor en Mia Chung , om twee van mijn favorieten te noemen. Ook Glenn Gould is hier terug te luisteren, op een album waarbij zijn eerste (1955) en laatste (1981) opname zijn samengevoegd. Heel toegankelijk is de uitvoering van Ivo Janssen, die tegenwoordig zelfs gratis bij Contrapunt van Anna Enquist wordt geleverd.

***
Guido De Bruyn (Asse, 1955) won in 2012 en 2014 de poëzieprijs CC Boontje, was eerder ook tweemaal laureaat van de Klara-poëzieprijs en werd bekroond als verhalenschrijver. Bij Uitgeverij P verschenen in 2004 zijn debuutbundel Het achterwerk van het geluk, in 2006 zijn bijzondere vertaling/bewerking van Shakespeares Sonnetten, in 2007 het voor de Herman de Coninckprijs genomineerde Het huis Augustus, in 2010 Een steen in Lissabon, in 2011 Apenverdriet en Blakte in 2014.

 

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...