Rinske Kegel (1973)
Richtingaanwijzers
Richtingaanwijzers wijzen nooit de weg.
Het is een landschap met bewegende velden,
schijnrivieren, duizend onweerszonnen, de haast
als de afnemende maan. Je raakt verblind
door een lichaam. Brandweerlieden dragen je
een brandend huis in en engelen
beademen je, hun mond op je navel.
Ga op een bankje zitten als het
even niet meer gaat, iemand heeft
dat bankje voor jou gemaakt,
het draagt je.
In de krant las ik dat sommige blinden
de weg vinden door te klakken met hun tong.
Ben ik blind genoeg om jou terug te vinden.
Geert Viaene (1963)
ALLEEN IN EEN MASSA MENSEN, ALLEMAAL SAMEN ALLEEN
het is winter, het is bitter koud, wij stoken al het brandbare op en zelf
verstenen wij, wij glippen van het eiland af en niet eens zo geleidelijk
wij zweven op glazen luchtbellen, de onrust binnenin is ons vreemd
wij proberen het ontmoeten te vermijden en wij werken het verslijten
in de hand, wij wijken af van het tedere treffen, het in het echt dichtbij
zijn of bij te staan wanneer het nodig is, om op te warmen wrijven wij
honing op onze huid en olie, het loopt allesbehalve gesmeerd, in feite
loopt het uit de hand, wij staan er helemaal alleen voor, het is ijskoud
Tania Verhelst (1974)
koning van Stoep
je vouwt een huis uit
oogst de dag in een pet
ooit zat er een inlegkruisje bij
dat je met één vinger las als een blanco briefje braille
benen gaan voorbij
zelf kom je er niet toe om-
valt het op als je even -een gedachtenstreepje lang- gaat liggen
valt het op als je langer streept dan gedacht?
als een man met krijt een lijn rond je tekent
alsof hij zeggen wil: dit is je rijk, je eiland van stoep
niet lang daarna een auto met zwaailichten
speciaal voor jou
ze rapen je op
ze schuiven je in
ze rijden je weg
regen wist het krijt uit
wind dooft een vinger
enkele straten verder breekt de nacht weer op
Monica Boschman (1965)
Onder jouw hoede
Schaduwen in het park, mijn voeten
konden op jouw hoofd staan
en als ik in bad lag wist ik het zeker:
de koppige druppels in mijn navelkuiltje
waren van jou – ik leefde in je verlengde
zit nu naast je, houd mijn adem in
en tel, vals spel, ik kan je niet bijhouden
je bent beter stil dan ik, hebt geen deken
of dromen nodig, geen koffie
je licht is elders
wanneer je voelt, dan leef je
is wat jij altijd zei
Winnend gedicht Plantage Poëzie Prijs 2017
Elly Stolwijk (1957)
de bomen
iemand doet zijn handen voor mijn ogen en zegt
sommige bomen zijn witter dan de andere
en ik zeg wat bedoel je
en hij zegt wat ik zeg.
ik wil het wel maar kan niet geloven
dat de kastanje warmer zou zijn dan een wilg
dat het warmer is wanneer iemand het zachtjes zegt
in je oor nadat hij je muts opzij heeft geschoven
dan wanneer je het zelf zou zien met je bevroren ogen
dat iemand naast je staat met tere taal in plaats van
je een zelfverzonnen waarheid toe te schreeuwen
vanuit een ivoren toren.
opnieuw, ja, opnieuw breekt het hart,
nu als een knop aan het eind van de winter.