Rendez-vous
Hij komt zijn moeder tegen
In een ijzeren tafel.
Onwennig
Staan ze tegenover elkaar.
Hij grinnikt omdat ze
Zo glimmen.
Zij weet niet wat te zeggen.
Hij weet niet wat te voelen.
Maar ondersteboven is haar
Hoofd geheven en is zijn
Rug recht.
Zij denkt aan
Armen die als dekens
Nachtmerries bedekken.
Hij denkt aan
Grappen die als pillen
Pijn laten verdwijnen.
Er hangt dikke stilte tussen hen in.
Hetzelfde bloed ruisend naar een
Ander hart.
Aanraken
Voelen
Vingertoppen
Kijken
Eigenlijk alleen maar kijken.
Samen ontwijken ze elkaars
Blik. Kijken liever naar beneden om
In een ijzeren tafel te zien
Dat haar hoofd geheven is
En zijn rug
Recht.
Kou
In de winter likt hij soms
Een lantarenpaal.
Met zijn tong zo ver mogelijk uit zijn mond
Kijkt hij om zich heen of iemand het ziet.
Wanneer niemand kijkt,
Begint hij er geluid bij te maken.
Hopend op een vrouw met humor
Maakt hij murmelend geluid aan de
Voet van
Een lantarenpaal.
Als het licht van de lantarenpaal aanspringt
Vermant hij zichzelf,
Trekt zijn overhemd strak,
De haren weer glad
En vervolgt daarop zijn weg
Naar zijn vrouw, 2 kinderen en de hond.
In de avond die volgt op de lantarenpaal
Zoent hij zijn vrouw.
Zijn koude tong wordt lauw en wanneer zij
Murmelende geluidjes in z’n oor fluistert
Wordt hij warm.
Wanneer het licht langs hun bed uitgaat
Glipt hij weg,
Doet een overjas aan,
Kijkt om naar zijn vrouw en vertrekt
Naar zijn lantarenpaal, het licht en de voet.
Maar de wind snijdt door zijn pyjamabroek.
Donker, niemandloos,
Zoekt, vindt niets.
Tongafdruk weg en hij twijfelt
Of het niet toch een andere lantarenpaal was.
Het licht springt uit.