Apocalypsfee met landkaart
Het ligt hier ergens noordelijk van 
maar ik moet even nadenken  
waar de werkelijke zon opkomt 
om uit te vinden waar dat is 
en daarna vraag ik nog even ecosia 
wat in het algemeen in de mogelijkheden  
van opkomende en/of ontploffende/
dovende/ ondergaande zon ligt (flits!)
Toch beeld ik me bij het zien van een oude jurk 
nieuwe foto’s in,  draagt het woord ‘tinte’ 
in zich al het gedicht, met kindergezicht 
kleur ik de bekende achtergronden 
door de seizoenen heen
Altijd eindigend als de afgevallen apocalypsfee 
die in het opnieuw passende ijsvogelblauw 
op het dak haar jongen staat te voeren  
alles wetend over de voorbijgaande zon
Ja, zo heel instinctief onnozel 
tegen beter weten in te doen 
op de bakfiets met een vuurtje 
en edelkastanjewangen naar die bunker.
Volle wolfsmelk
1. 
Wat streek eerder neer in dit ongerept gebied 
de wolf of ons gezin 
allereerst klonk het Noorweegse witte wief 
dat ons sinds maanden in de auto toezingt 
over rennen met de wolven
De zesjarige dochter kent de woorden 
ze wijst daar zwemmen we 
in meren van spiegelneuronen 
draaien buiken wit en vol
als maanvis naar boven
’s nachts vallen de wolven over ons heen 
als een sterrenregen 
jagend door de golven 
van ons veranderlijk gemoed
(Ze janken tussendoor de moeder staan die sporen
van zwanger en eierstokcyste-operatie goed
alleen met littekens van levensbeten  
klopt haar plaatje.)
2.
Zolang ik lippen draag als het enige sieraad 
dat ik niet steeds kwijt raak 
kan ik een naam tot leven wekken
Wolfsmelk, voedt mij met de vraag 
wat kwam eerst, 
de gedachte die boomvormig 
in de hersenen ontstaat 
het woord dat valt als een web van boven 
of de ondermaanse plant
Soms voel ik me een dier van vacht 
en open mijn uitnodigende warmte.
Mijn kind zit los (het krijsalarm kapot)
Geëmancipeerde godin in de vorm van mijn kind 
glipt in hadesmantel door mijn vingers 
het glazen huis van de buren binnen
vraagt met grote ogen om een bord 
schuift uit de rijstpan de garnalen opzij
Embryo’s uit de zee eet ze niet
ik betreed het glazen nieuwbouwhuis
en zie daar dat ze in die afkeer 
toch nog op mij lijkt
Ik heb in ons huis ook een hele wereld toebereid 
wil haar met de ingredienten verleiden 
maar ze is overal welkom 
en een dorp is nodig 
voor het opvoeden van een kind , ze klimt 
mijn hoofd uit, die vette eik aan moedergedachten
en ik druip af, terug naar de tak waar 
mijn tere muis, toen zij drie manen jong
alleen in slaap viel aan mijn borst
of in een doek over haar heen 
als ooit mijn huid.
Toen mocht ik, zo beval haar gekrijs, 
de kamer waar ze los lag niet uit.
Nooit meer appen
Veerle en ik deden alsof we niet van woorden waren
ineens hadden we zoveel te vertellen
waarom gaan gedachten zoveel sneller
en preciezer dan onze lichamen kunnen gebaren
o ja, spraken we later, ook gebaren is een taal 
maar die leefden we niet
toch had het wat, dat niet kunnen vertalen 
langzaam werden mijn gedachten trager 
het zoemen van de vlieg dacht ik niet langer irritant
ik wilde hem worden met mijn veel te grote hand 
werd geboren uit mijn navel en vloog over melodie
ik draaide warmte rond mijn ruggengraat 
om te groeien als een gezonde suikerspin
zo stil alles belevend moesten we wel 
wakker worden, gapen, in plaats van
appen, apengeluiden maken.

