LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Rosalie Hirs – verdere bijzonderheden

22 dec, 2017

Gedichten om hardop van te genieten

Eric van Loo

Tijdens het lezen van verdere bijzonderheden van Rozalie Hirs kwam ik er al snel achter, dat er van de lezer een andere leeshouding gevraagd wordt. Mede door het witte winterlandschap van begin december werd mijn aandacht als eerste getrokken door het ‘polysynthetisch sneeuwalfabet’, dat ergens aan het eind van de bundel met witte inkt op zwarte bladzijden is afgedrukt. De ondertitel ‘[sneeuwdroom anno 2071]’ doet vermoeden, dat het gedicht in een verre, sneeuwloze toekomst is gedacht. Twee bladzijden lang lezen we een opsomming van de meest uiteenlopende sneeuwfenomenen. Ongewone poëzie, maar gezien de regeleindes ook niet echt een prozagedicht te noemen:

sneeuwadem sneeuw in baarden in de vacht
van sneeuwhonden naar binnen gewaaide sneeuw
die blauw lijkt in de vroege morgen weggeblazen
sneeuw sneeuwbloemen sneeuwblokken voor de bouw
onbruikbare sneeuw dageraadsneeuw sneeuwdamp
dorp onder sneeuw bedolven driftsneeuw drijvende
sneeuw sneeuwengel besneeuwde voetafdruk
(…)

De flaptekst – die als enige tekst in de bundel van hoofdletters is voorzien – biedt nuttige wenken: “Ontdek de gedichten hardop, zing ze als het ware, bijvoorbeeld in de bus, bij je oma, wandelend in het bos, op reis, thuis, in bad. Lees ze voor jezelf, je geliefde, zus, vriendin, huisgenoot, vader, broer of moeder. Of laat ze je voorlezen. Zing op steeds andere wijze. Op eigen tempo, adem, voelend denkend door de eigen stem.” Dat hardop voorlezen werkt, maar het is nog niet zo eenvoudig. Waar adem te halen? Waar pauzes te nemen, welke woordgroepen horen bij elkaar? Net zoals bij het spelen van een muziekstuk vanaf blad vergt het voorlezen een paar keer oefenen. Misschien is dat wel de bedoeling van de dichter, die tevens componist is. Op Spotify kan ik slechts één track van haar vinden. Maar dat is wel een sleutelstuk. Luister maar even mee: is dit muziek, is dit poëzie? De tekst is niet volledig verstaanbaar, maar duidelijk is dat de twee stemmen door de ritmische voordracht de woorden tot klanken reduceren, en dat anderzijds door de voordracht de woorden een andere betekenis krijgen. Terugkerend naar het sneeuwfragment krijgt de tekst een bezwerend karakter, waarbij de woorden kriskras als sneeuwvlokken naar beneden dwarrelen.
Naast het genoemde sneeuwgedicht bestaat verdere bijzonderheden uit vijf afdelingen. De afdelingen ‘bewegingslijnen’, ‘je andere onophoudelijk’, ‘varens’ en ‘zeg liefde’ zijn feitelijk gedichtenreeksen, die elk uit een aantal genummerde gedichten bestaan. Alleen de afdeling ‘oneindig breekbare’ bestaat uit gedichten die met een eigen titel in de inhoudsopgave vermeld staan. De thematiek van deze gedichten is wisselend. Centraal lijkt te staan het mens-zijn, waarnemen en waargenomen worden. Misschien verwijst ‘oneindig breekbare’ naar de kwetsbaarheid van het mens-zijn, zoals verwoord in ‘Fragile’ van Sting: ‘On and on the rain will say / how fragile we are’.

je komt uit het niets

je komt uit het niets tevoorschijn noem het liefdesdaad ongelukje
toevalstreffer zomaar zijnde voor zover het verschijnt in enkelvoud al

wat je bent bestemd voor iemand om door iemand waargenomen
te worden zonder meer als zodanig verschijnend aan iemands zijn

of haar werkelijkheid waarheid borgt objectief een jij verdwijnend
in het niets doe jij iets levends toon je dat aan levenden die zich tonen

almaar verdwijnende tijdeloosheid naar het schijnt van dat alles
steeds sneller in de botsing tussen verleden en hoe het komt

een nog-niet en niet-meer samengebracht nu duurt zolang je begrensd
omsloten bent door de wijde stormachtige natuur van het alledaagse

Het ontbreken van hoofdletters en interpunctie maakt deze tekst niet zo makkelijk te duiden. Die meerduidigheid is natuurlijk opzettelijk. De condition humaine zelf is immers raadselachtig en ongrijpbaar. Ik lees, dat de mens ‘zomaar zijnde’ is en ‘verschijnend aan iemands zijn’. Maar is het laatste woord van de tweede strofe wel een werkwoordsvorm? Als we doorlezen staat er opeens ‘zijn of haar werkelijkheid’. Als mens ‘toon je dat aan levenden die zich tonen’, zijn we subject en object tegelijk. In ‘verschijn en wezen’ uit dezelfde afdeling lezen we iets vergelijkbaars: ‘niets verschijnt zonder dit waarnemen / van wie dan ook – hoe dan ook vindt verschijnen plaats / en geen zijnde – voor zover het verschijnt – bestaat in enkelvoud’.

De bundel opent met de uit twintig gedichten bestaande afdeling ‘bewegingslijnen’. Het eerste gedicht hieruit schetst een opdracht: ‘markeer zes bestemmingen naar keuze op de kaart / van je keuze, elk met een heel eigen geschiedenis, leeftijd, / omgeving, inwonertal, soort van snackbar. trek zes paden // van <hier> tot aan iedere bestemming, al met al zesendertig wegen.’ De sterk uiteenlopende gedichten ademen de sfeer van reisimpressies. Af en toe worden concrete plaatsaanduidingen gegeven: parijs, zierikzee, donoussa, carmel, alaska, xiangqi, connecticut (allemaal zonder hoofdletter). Een duidelijke verhaallijn ontbreekt. Er is een verlangen naar ontmoetingen, naar intimiteit: ‘wanneer de gelegenheid zich voordoet of iemand je aandacht / in het bijzonder trekt, en jij de zijne of de hare, in overeenstemming dus, / kus hem of haar op de wang. word gekust, indien gewenst op de mond.’ Een voorzichtige toenadering, geheel in de geest van de wereld na #metoo. Ook hier is de aangesprokene subject en object tegelijk (kus / wordt gekust), een belangrijk thema in deze bundel. Als geheel doen de gedichten uit deze reeks echter ook nogal willekeurig aan, als een fotoalbum waarvan alleen de eigenaar de innerlijke samenhang kent.

[17]

bariton omarmt muziek. direct versieren muzikanten hem allemaal tegelijk.
in samenklinken, zeg maar, beschrijven zijn botten in golven geluid,
bewegingslijnen, zijn organen, huid. geven hem longen om mee te ademen,
een hart slaat. bloed door de tijd heen. woedt het lichaam. voedt. beweegt het,
laat het spreken vanaf het podium. de zaal in. waar het publiek ineens

allemaal tegelijk helemaal zichzelf in het duister. het lichaam uitvoert, stil danst,
opeens. hoe dan ook. wat de gevolgen, onvoorzien, ook zijn. luidsprekers.
in een kleine studio, alleen, in xiangqi, een slaapkamer, alleen, connecticut,
een kitchenette. samen. de luisteraar omarmt. muziek, een daad van luisteren.
verandert het lichaam. door. en door het luisteren zelf. steeds. opnieuw.

Dit is een van de weinige gedichten uit verdere bijzonderheden waarin de achtergrond van Rozalie Hirs als componist duidelijk doorklinkt. De afdelingstitel ‘bewegingslijnen’ krijgt in de eerste strofe een geheel nieuwe dimensie, die van geluidsgolven. Tevens zien we in dit gedicht een kenmerkend en atypisch gebruik van interpunctie. Met name de punten vormen geen afsluiting van een zin, maar eerder een onderbreking van de gedachtegang. De tekst komt daardoor af en toe nogal staccato over.

De reeks ‘je andere onophoudelijk’ is opgedragen aan Stefan Hertmans. Het is een moeilijk te volgen gedachtestroom van drie gedichten, die misschien verwijzingen naar zijn werk bevat, misschien gezamenlijke herinneringen ophaalt: ‘hoe je tegen de berg op springt terwijl regen je oren wast voelen / denken versjouwt laat door de winter een traan en wat beeld binnen’.

De serie ‘varens’ is opgedragen aan Katharina Rosenberger. Het is een vrij prozaïsch onderonsje over het veldwerk en de bestudering van deze plantensoort: ‘als je je een weg door het stof baant, vind je varens. objecten van onderzoek, / van verlangen. varens. een heel leven zoek je varens, streel je ze. / draai je bladeren om. om sporen te zien, poriën. mogelijke parasieten, / klompjes silica’.

De bundel eindigt met de serie ‘zeg liefde’, misschien wel de meest lyrische gedichtenreeks uit de bundel. Vier uit disticha bestaande gedichten, met veel subtiele verwijzingen naar de Griekse mythologie. De relatie met een je/jij is belangrijk, zonder dat volledig duidelijk is hoe deze relatie eruit ziet, zo er al sprake is van een constante. ‘de een heeft werk voor minstens zeven vrachtschepen een ander / stalt honderd mud huizen uit intussen ben jij gewoon hoopvol // gelukkige natuurlijkheid die juist ligt in de verbijstering nu eenmaal / groter naarmate er meer van jou is dan slokt het voelen denken // omdat zij sterker en de meerdere is het lichaam op (…)’

Het is verleidelijk om te constateren, dat de poëzie van Rozalie Hirs in deze bundel evenals veel moderne klassieke muziek moeilijk toegankelijk is. De lezer moet zich enige inspanning getroosten, misschien zelfs door de gedichten als partituur te beschouwen en hardop voor te lezen, tot een eigen interpretatie te komen. Zoals de dichter schrijft in ‘tijd en sintel’: ‘neem dit en lees dit verteer en laat je verteren bewaar het laat je bewaren’. Die lezer wordt zeker beloond.

***
Rozalie Hirs (1965) is een hedendaagse Nederlandse componist en dichter. Haar poëzie en muziek zijn zowel lyrisch als experimenteel. Het avontuur van de luister- en leeservaring en de verbeelding staan centraal. Zij debuteerde als dichter in 1998 met Locus, gevolgd door Logos (2002), [speling] (2005), Geluksbrenger (2008) en gestamelde werken (2012). verdere bijzonderheden is haar zesde bundel bij uitgever Querido. Haar werk is vertaald in het Engels, Duits en Servisch.

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...