Aan de eblijn
door Maurice Broere
Als je aan water woont dat in rechtstreekse verbinding met de zee staat, weet je dat het elke dag twee keer eb en twee keer vloed wordt. Zodra het water de vloedlijn bereikt, is het hoogste niveau bereikt. Het stijgt niet meer en het peil gaat langzaam weer omlaag. De bundel heet Over de vloedlijn. De vloedlijn is het punt waarop het water op zijn hoogste punt is en er even niets gebeurt. Eigenlijk gaat het over een impasse, even geen beweging.
De bundel is een verzameling gedichten, die volgens de tekst op achterkant tussen 2012 en maart 2017 is geschreven. De titel is goed gekozen, want het zijn allemaal voorbeelden van momenten waarop niets gebeurt, momenten van rust. Dat geeft evenwicht, distantie, misschien wel een beetje te veel rust, want avontuur gedijt niet bij rust. Dat heb ik wel een beetje gemist, even buiten de lijntjes, een experiment. De dichter had best wat recalcitranter mogen zijn. Volgens mij wilde hij dat ook wel, zoals blijkt uit de laatste strofe van het gedicht ‘Rij’: ‘maar laat mij het jongetje blijven /dat op school, /als de bel ging, /nooit in de rij wilde staan.’
Nostalgie, gelegenheidspoëzie, Dordrecht, Griekenland, eiland, water, gestorven geliefde (soms neigend naar een soort Orpheusmotief, de dichter probeert de gestorven geliefde door zijn poëzie tot leven te wekken), liefde en treinen zijn motieven die ik tegenkwam. Ik vind het heel positief dat de dichter verschillende keren probeert inmiddels weinig gebruikte woorden uit de mottenballen te halen, zoals: ‘toen kolen moesten gerakeld’ (jammer dat hij ‘worden’ weglaat, iets wat de laatste tijd veel te vaak voorkomt in het dagelijkse spraakgebruik), ‘ik wil niet meer horen van dit kolken en verklaren’, ‘starnakelende nacht’ en ‘het zilt van haar stervende vlees’.
Als je ouder wordt, ligt de nostalgie op de loer. Terugblikken op het verleden en dat wellicht een beetje idealiseren, maar dat hoeft niet. Kees Klok geeft duidelijk blijk van een hang naar het verleden, maar hij weet dat mooi te veralgemeniseren. Dat blijkt uit:
Afwezigheid
En maar sporen nalaten:
geurvlaggen, tekens en krassen,
peuken, veel peuken, graffiti –
onvermijdelijke dwangneurose.
En maar zoeken naar het licht,
de schittering van verdwenen jaren –
het oersentiment van een oude zanger.
En maar terugverlangen
naar wat het geheugen
polijstte tot wat het nooit was.
En daarna simpelweg
doodgaan.
Een jonge dichter wil zich op het neurotische af manifesteren en probeert het hoogste te bereiken. Dan wordt het graven in het geheugen en het onvermijdelijke einde volgt logischerwijs. Niets theatraals; ambities, dromen en de dood, niet meer dan dat. Nuchterheid is troef in dit gedicht. Met twee benen op de grond staan, moet wel in een wereld omgeven door water. Daar is het houvast van vaste grond onder de voeten van levensbelang.
Het zal duidelijk zijn, de nostalgie van Klok bevalt me wel, net als zijn beschrijvingen van de plaats waarin hij is opgegroeid. De helden van weleer worden prachtig geschetst in hun omgeving, zonder een vleugje sentimentaliteit, vaak wel met humor bijvoorbeeld in ‘Oral history’ en ‘As tears go by’. Niet alleen Dordrecht neemt een plaats in, maar ook Griekenland, waar hij gewoond heeft, zoals in het eerste gedicht van de bundel ‘Bij Loxias’: een impressie van zijn stamcafé in Thessaloniki. En gemiste kansen …
Luchtfietser
Tja, de luchtfietser met zijn
dromen en illusies,
zijn drang tot het vergeefse,
zijn pogen de tijd stil te zetten.
Fietsen tegen de tijd,
trappen tegen de tijd,
almaar tegen, tegen, tegen dat wat
onbuigzaam voortgaat.
Soms ziet hij een meisje
en kijkt hij even om,
altijd net als zij om
een hoek is verdwenen.
De luchtfietser, de dromer, de dichter leeft in zijn eigen wereld los van de werkelijkheid. Hij probeert de tijd voor te blijven en het onmogelijke te bereiken. Hij laat de realiteit aan zich voorbijgaan, pakt niet zijn kans als die daar is. Het meisje is de hoek al om!
Zowel qua vorm als thematiek is de bundel niet zo vernieuwend. Natuurlijk, het is moderne poëzie zonder rijm en vaste vormen. Aan de andere kant zijn de gedichten erg toegankelijk, goed leesbaar en het zijn geen duistere woordpakketten. Bovendien mooi uitgegeven met een harde kleurige kaft. Geen stormen en hoge vloedgolven, maar statisch evenwicht. Bij vloed verdwijnt veel onder water. Misschien was de eblijn wel interessanter, in ieder geval onthullender, geweest
***
Kees Klok (Dordrecht 1951) is dichter, prozaïst, vertaler en historicus. Hij publiceerde eerder de dichtbundels Aan de Merwede (Kodikas, 1999), In dit laagland (Wagner & Van Santen, 2005) en Het is al laat (Liverse 2009), Hoe de wereld zich zou openen (Liverse, 2012).