LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Madelon de Keizer – Als een meeuw op de golven. Albert Verwey en zijn tijd

10 jan, 2018

Zes vriendschappen en één liefde

door Herbert Mouwen

Wanneer je denkt aan de Tachtigers en aan de beginjaren van het roemruchte tijdschrift De Nieuwe Gids, dan komen er ogenblikkelijk drie namen bovendrijven wanneer het om de prominente dichters van deze generatie gaat: Jacques Perk, Willem Kloos en Albert Verwey. De jong gestorven dichter Perk wordt gezien als de voorloper van Tachtig, Kloos als de voorman van deze beweging. Van deze twee zullen veel belangstellenden ook wel enkele versregels en gedichten kennen, maar hoe zit dat met Albert Verwey? Voor velen van ons is Verwey niet meer dan een naam, een van de redactieleden van De Nieuwe Gids. Anderen zullen zich herinneren dat hij betrokken was bij het Tweemaandelijksch Tijdschrift, De XXe Eeuw en De Beweging, zonder te weten waarvoor indertijd deze tijdschriften precies stonden. Wat weten we van globaal van hem? Een poging: hij was als dichter zeer jong begonnen, hij was bevriend met Kloos, kreeg ruzie met hem, ging zijn eigen weg door enkele tijdschriften te beginnen, trouwde met de aantrekkelijke Kitty van Vloten en werd zonder wetenschappelijke opleiding hoogleraar Nederlandse letterkunde in Leiden. Zie hier in één lange zin de levensloop van Verwey, waarin titels van gedichten of uitgegeven bundels ontbreken, dat moet eerlijkheidshalve opgemerkt worden.

De aanpak

Madelon de Keizer heeft met haar biografie Als een meeuw op de golven. Albert Verwey en zijn tijd de beschrijving van het leven van Verwey anders aangepakt dan we bij een biografie gewend zijn. Ze geeft geen lineaire levensloop, maar in haar boek staan zeven relaties van Albert Verwey centraal. Het zijn bijzondere, langdurende contacten met andere kunstenaars en literatoren, waar overigens bij een aantal van hen na verloop van tijd de klad in komt. Ze heeft deze uitgewerkt in zeven hoofdstukken, waar in elk hoofdstuk de chronologie wel een plaats krijgt. En zo worden in zeven hoofdstukken zeven belangrijke personen die in het leven van Albert Verwey een belangrijke rol hebben gespeeld besproken. Het zijn achtereenvolgens de schilder Jan Veth, de dichter-criticus Willem Kloos, zijn echtgenote Kitty van Vloten, de schrijver Lodewijk van Deyssel, de Duitse dichter Stefan George, de dichter Pieter Nicolaas van Eyck en Maurits Uyldert. Deze laatste was dichter, journalist en een persoonlijke vriend. Na zijn dood schreef hij een driedelige biografie over Verwey.

De biografe begint haar boek met een heldere en in mijn ogen vooral slimme inleiding om de lezer het boek in te trekken. Ze gaat op de stoel van de lezer zitten, die zich met dit volumineuze boek van 767 pagina’s in de hand zal afvragen wat de betekenis van Albert Verwey is geweest voor de Nederlandse literatuur. In de ‘Inleiding’ schrijft De Keizer dat bij het overlijden van Albert Verwey in 1937 weliswaar in de kranten en tijdschriften een groot aantal herdenkingsartikelen van gerenommeerde dichters, schrijvers en critici verscheen, maar tegelijkertijd stelden deze auteurs vast dat zijn werk slechts in een kleine kring in binnen- en buitenland bekend was. Kort gezegd, de lezer hoeft zich niet te schamen dat hij zo weinig van Verwey weet en wordt met deze biografie op zijn wenken bediend. De Keizer heeft geen literaire, maar een cultuurhistorische biografie geschreven. Het leven van Verwey, zijn relaties en positie in het literaire en culturele krachtenveld staan daarin centraal. De biografie gaat ook in op nationale en internationale maatschappelijke en politieke ontwikkelingen en de standpunten die Verwey daarin inneemt. Voor mij is de kern van de biografie zijn ontwikkeling als dichter, die vanaf zeer jonge leeftijd in contact komt met Willem Kloos (hoofdstuk 2) en na de breuk een vriendschap en samenwerking met Lodewijk van Deyssel opbouwt (hoofdstuk 4). De ‘Literatuurlijst’ achter in het boek maakt duidelijk dat er veel bronnenmateriaal in de vorm van persoonlijke briefwisselingen tussen de verschillende dichters en kunstenaars beschikbaar is. Deze correspondentie maakt het mogelijk om allerlei kwesties, die spelen in het literaire landschap vanuit verschillende perspectieven te belichten. Het derde hoofdstuk, dat de titel ‘Zo gelukkig als klaar water. Albert Verwey en Kitty van Vloten’ meekreeg, gaat in op Verweys huwelijk met Kitty van Vloten. Zijn levenslange, stabiele relatie met haar speelt een cruciale rol in de beeldvorming van de dichter in relatie tot zijn kunstzinnige vrienden. Wanneer Verwey ruzie krijgt met Willem Kloos en later met Lodewijk van Deyssel, dan krijgen we die conflicten vanuit verschillende gezichtspunten door De Keizer voorgeschoteld. Natuurlijk vanuit het perspectief van de direct betrokkenen, maar de intensieve briefwisseling die Verwey onderhoudt met zijn vrouw Kitty geeft een eerlijk – en in veel gevallen een ander – beeld van hoe Verweij een bepaald probleem ervaart. En omdat allerlei anderen, zoals bijvoorbeeld Frederik van Eeden en Frank van der Goes, ook met elkaar corresponderen en zich uitlaten over de handel en wandel van wie dan ook, wordt iets als waarheidsvinding tamelijk ingewikkeld. Het levert wel boeiende leesstof op, dat moet gezegd worden. Later blikken ook zijn broer Christoffel en enkele van zijn kinderen via brieven en andere publicaties terug op het leven van hun vader, waardoor we weer een andere kijk op bepaalde zaken krijgen. Ondanks dat veel correspondentie verloren is gegaan, stel ik toch vast dat van alle kanten het leven van Verwey belicht kan worden. Madelon Keizer heeft dan ook dankbaar gebruik gemaakt van de beschikbare bronnen. Ik was er al van overtuigd dat de periode 1880-1920 op literair gebied uitermate boeiend en dynamisch was. Als een meeuw op de golven benadrukt dat alleen maar.

De uitwerking

De dichters, schrijvers en beeldende kunstenaars bespreken in hun correspondentie aan elkaar en in hun kritieken de meest uiteenlopende onderwerpen. Er wordt serieus ingegaan op de kwaliteiten van elkaars werk en er heerst afgunst ten opzichte van elkaar als het gaat om mogelijkheden om te publiceren, niet in het minst omdat geldtekort voor veel dichters een groot probleem was. Soms maakt men elkaar ronduit af in de tijdschriftkritieken of in de briefwisselingen. In veel gevallen komt het niveau van de correspondentie niet boven de eenvoudige dorpsroddel uit. Als lezer ervaar ik het op sommige momenten als kleinzerig. Ik zucht wel eens diep, maar ik geef volmondig toe dat het boek boeiend blijft om te lezen. Dat komt omdat Madelon de Keizer op het juiste moment overstapt op een nieuw cultuurhistorisch onderwerp, de alledaagse perikelen laat voor wat ze zijn en al te grote banaliteiten vermijdt. Daarbij heeft ze een toegankelijke stijl van schrijven, een stijl die zich richt op een breed lezerspubliek. Zowel de belangstellenden voor oudere literatuur als degenen die zich beroepsmatig bezighouden met de letterkunde kunnen met deze biografie goed uit de voeten.

De biografie geeft de lezer ook toegang tot de poëzie van Albert Verwey. In alle hoofdstukken worden feiten uit zijn leven of gebeurtenissen waarbij hij zich betrokken voelt niet alleen beschreven, maar ook voorzien van gedichten of fragmenten van gedichten. Zo bevat deze biografie gedichten – veelal sonnetten – over Oudjaar, zijn overspannenheid die enkele malen opstak, over Kitty, over het Alhambra, over de Boerenoorlog en naar aanleiding van een kritische recensie van Van Eeden op zijn bundel Het Zichtbaar Geheim om de variëteit aan onderwerpen te laten zien. Ook de poëzie van anderen, waarmee hij contacten onderhoudt, zoals bijvoorbeeld de Duitse dichter Stefan George, wordt afgedrukt in dit boek. Een aantal gedichten getuigt van de invloed van de ideeën van Spinoza, die hij steeds meer ging bestuderen. In 1893 verscheen een reeks van twaalf sonnetten in Van Nu en Straks. In 1894 de gedichten publiceerde hij bovendien ‘Tot het leven’ en De natuurlijke aarde’ die refereren aan het ideeëngoed van Spinoza, zodat Verwey met recht een spinozist genoemd kan worden. De Keizer laat goed zien dat Verwey zich ontwikkelt tot een breed georiënteerde letterkundige, die schrijvers als Potgieter en Vondel herlas en bestudeerde. Dat leidde tot de uitgave van een biografie van Potgieter in 1902 en een nieuwe editie van Vondels werken in 1937. Uiteindelijk leidden zijn letterkundige studies, zijn vertalingen en zijn edities tot een hoogleraarschap in Leiden. Dat was bijzonder voor iemand zonder wetenschappelijke opleiding, die overigens van de Groningse universiteit in 1914 wel een eredoctoraat had ontvangen, omdat hij een culturele bijlage had geleverd aan de bouw van de Beurs van Berlage in Amsterdam.

Albert Verwey woonde met Kitty en zijn zeven kinderen in de op een duin gelegen Villa Nova, van waar zij over Noordwijk konden uitkijken. De villa was een grote woning, waarin veel gasten gastvrij ontvangen werden en voor langere tijd konden logeren. Vanuit deze belvédère bespeelde hij het literaire veld met zijn op schrift gestelde opvattingen in de vorm van gedichten, kritieken en studies in de verschillende tijdschriften. Het tijdschrift De Beweging dat hij vanaf 1905 leidde, kan gezien worden als zijn meest persoonlijke medium. De Keizer wijst erop dat enig arrogant gedrag hem niet vreemd was. Gedurende zijn leven publiceerde hij talloze dichtbundels met soms zonderlinge titels als De kristaltwijg (1903), Het blank heelal (1908), Het eigen rijk (1912), Het zwaardjaar (1916), De getilde last (1927) en Het lachende raadsel (1935) om er enkele te noemen. Het boek Als een meeuw op de golven geeft de lezer nieuwe feiten en een goed overzicht van wat zich in de culturele wereld tijdens het leven van Verwey allemaal afspeelde. De afzonderlijke hoofdstukken zijn tevens te beschouwen als korte biografieën van zijn vrienden en van zijn echtgenote. Na lezing van deze biografie stel ik vast dat de opbouw ijzersterk is, ondanks dat de uitwerkingen van bepaalde kwesties op sommige momenten in een hoofdstuk wat algemeen zijn en dan enigszins los komen te staan van de twee personen, waarvan Verwey er altijd een is. Zo komt de paragraaf ‘De biografie van Potgieter’ in het vijfde hoofdstuk ‘Een dichterschap over de grenzen. Albert Verwey en Stefan George’ over als een wat vreemd intermezzo in een relaas over zijn vriendschap met een gewaardeerde Duitse dichter.

Het portret

Er loopt af en toe een bijzondere rode draad door een hoofdstuk. De ziekte tbc slaat in de jonge jaren van Albert Verwey in de familie meedogenloos toe. Geldtekort is bij schrijvers en kunstenaars, zoals ik al zei, een voorwerp van aanhoudende zorg. Het verschil in godsdienstige opvattingen tussen protestanten en katholieken komen bij tijd en wijle aan de oppervlakte. Politieke tegenstellingen tussen verschillende ideologieën steken geregeld de kop op. Een mooi uitgewerkte lijn is te vinden in het eerste hoofdstuk ‘Het portret. Albert Verwey en Jan Veth’. Het toont dat Madelon de Keizer een prima schrijfster is. Jan Veth, schilder in opleiding, had aan de negentienjarige Albert Verwey gevraagd om voor hem te poseren. Het portret, dat ook de omslag van deze biografie siert, was in 1885 klaar en werd op een tentoonstelling van kunstenaarsvereniging Arte et Amicitiae gepresenteerd. Het kreeg veel aandacht in de besprekingen. Veel literatoren en kunstenaars vroegen zich af wie de afgebeelde jongeman was en Verwey zelf legde steeds meer contacten in de wereld van de beeldende kunst. Toen het tot een breuk kwam met Jan Veth, die in Bussum woonde, verhuisde het portret van Veths kamer naar zijn atelier. De vriendschap tussen beiden werd hersteld en na Verweys huwelijk kwam het portret in zijn huis in Noordwijk te hangen. De reis van het schilderij is de rode draad in dit hoofdstuk over Verwey en Jan Veth, die zich ontwikkelde tot een portretschilder met een hoog aanzien. Nu hangt de afbeelding van Verwey in het Rijksmuseum in Amsterdam, maar in 1927 was het schilderij aanwezig op de tentoonstelling ter ere van Jan Veth in Dordrecht. Jan Slagter, recensent van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift, beschreef Veths portret van de jonge dichter Albert Verwey. Hij zag een ‘…nog wat slungelige jongeman in zijn onvoorname kleren, maar met een kop vol sterke eigenzinnigheid en vol plannen, idealen en poëzie, met een paar ogen die helder vooruitzien naar de toekomst en tegelijk zoo teder van uitdrukking…’. In 1885 is hij afgebeeld met dit uiterlijk, met deze expressie en met deze uitstraling van ambities. Echter, ook in deze moderne biografie kun je Albert Verwey, zijn vrienden en zijn echtgenote nog steeds zo ontmoeten.

***
Madelon de Keizer (1948) is historicus, biograaf en beeldend kunstenaar. Ze studeerde geschiedenis en Ruslandkunde aan de Universiteit van Amsterdam en was docent geschiedenis in het voortgezet onderwijs. Ze promoveerde in 1991 cum laude aan de Rijksuniversiteit Leiden op Het Parool 1940-1945. Verzetsblad in oorlogstijd. Vanaf 1982-2013 was ze als onderzoeker verbonden aan het NIOD (Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies). Madelon de Keizer publiceerde o.a. biografieën over de schrijfster Carry van Bruggen (2006) en de journalist-politicus Frans Goethart.

     Andere berichten

Mischa Andriessen – Pieta

Mischa Andriessen – Pieta

Een piëta van vader en zoon door Æde de Jong - - Pieta is de zesde dichtbundel van Mischa Andriessen en het laatste deel van een drieluik...