Dialogen en andere hybride zangen
door Joop de Vries
____
Structuur
De nieuwe gedichtenbundel van Brigitte Spiegeler (1971) telt 69 gedichten. De bundel omvat vijf afdelingen; bedrijven die voorzien zijn van titels ontleend aan het klassieke theater – en toneeljargon. Zo verwijst het eerste bedrijf ‘Kommos’ naar de klassieke drama’s waarin acteur en koor elkaar in beurtzang afwisselen. Het tweede bedrijf heet ‘Reidans’ en refereert aan de klassieke tragedies waarin koorzang met of zonder dans een akte afsluit en een nieuwe aankondigt. ‘Changement’ is de titel van het derde bedrijf en betekent decorwisseling. Dan volgt het vierde bedrijf, de ‘Contr(e)apasso’, die voor hellestraf staat, een stijlfiguur die in Dantes La Divina Comedia furore maakt. De bundel wordt afgesloten met een vijfde bedrijf ‘Hamartia’. Deze aanduiding verwijst naar een fatale beoordelingsfout van de protagonist in tragedies, waardoor hij – zoals ooit Lucifer – ten val komt.
Het lijkt erop alsof de dichteres met deze verwachtingsvolle aanduidingen preludeert op dialogen met imaginaire lezers. De ene keer is het als wil zij hen wakker schudden uit indolentie; de andere keer wil attenderen op bijzondere voorvallen of ervaringen en dan weer wil informeren over de absurditeit van het leven. Het is aan de lezer om te ervaren of en in welke mate er een verband bestaat tussen de titels van de vijf bedrijven en de daarin gegroepeerde gedichten.
Vorm
De poëzie van Spiegeler is qua vorm wars van traditie; rijmschema’s zijn verwaarloosbaar, alliteratie en assonantie komen nauwelijks voor, er is geen metrum, bijna geen interpunctie en de strofen zijn onregelmatig van bouw en regellengte. Moderne poëzie dus die eveneens afrekent met de traditionele veelal aan natuur en liefde ontleende beeldspraak en conventies.
Haar poëzie kent daarentegen wel andere opvallende stijlfiguren zoals enjambementen en apposities die al in de eerste strofe van het eerste gedicht ‘Kinderroof & Bijzang’, p. 13 worden toegepast. De cursivering, ook in volgende fragmenten, is van mij.
Ik liep de liefde in
viel in een slangenkuil
Kinderroof puur sang
een volle krabbenmand
Een ander, regelmatig gebruikt stijlmiddel is de hypallage, zoals die op p. 15 in r. 6 en 7 van het gedicht ‘Bevlogen oor’ voorkomt.
Dat ziet alleen een rennend oog
Een bevlogen oor bekoort daarentegen het ware gezicht
De ellips is evenzeer een beproefd stijlmiddel; een mooi voorbeeld daarvan treffen we aan op p. 20 in de derde strofe van het gedicht ‘Een poedel op tafel in Gent’.
In een glazenkast
met wattenstaafjes restaurerend
vol hart en ziel
Een poedel op tafel in Gent
zo kun je niet worden weggezet
Spiegelers taalgebruik verbindt ongebruikelijke woordcombinaties, onlogische enumeraties, bizarre en absurdistische woordassociaties die bij de lezer enerzijds verwarring en vervreemding oproepen en anderzijds een schok of reflectie teweeg brengen. De lezer moet bijgevolg voortdurend op zijn qui-vive blijven om niet hopeloos in de dichterlijke infrastructuur met weinig verkeersborden, met doodlopende stegen en in een wirwar van zijpaden en omwegen te verdwalen.
Niet verbazingwekkend is het dan ook dat haar gedichten niet zelden geschraagd worden door een geheel eigen toonzetting. Een toonval die zich kenmerkt door verrassende en onvoorspelbare combinaties van zins- en woordwendingen, die een pandemonium veroorzaken als gevolg van de vele perspectiefwisselingen en die zich onderscheidt door een vocabulaire dat zo als flarden van de straat, als oneliners op reclameborden, van muurteksten en uit krantenkoppen geplukt zou kunnen zijn. Zo ontstaat poëzie als een literaire collage van quotes, allusies, designaties en aan eigen inzicht en werkkring ontleende tekstelementen.
Apollinische of dionysische perceptie?
Nu de titels van de vijf bedrijven in haar nieuwe bundel zo ostentatief verwijzen naar literaire termen uit de klassieke oudheid rijst de vraag of de poëzie van Spiegeler tendeert naar de apollinische of juist naar de dionysische conceptie van het wereldbeeld. Het eerste begrip vertegenwoordigt de wereld van de ratio, van de orde, harmonie en regelmaat. Het tweede begrip staat voor een irrationeel wereldbeeld waarin andere bronnen van weten en kennen worden gemobiliseerd zoals de zintuiglijke waarneming, de roes, de associatie en disharmonie, de ambiguïteit en het onderbewustzijn. Al lezende kan niet anders geconcludeerd worden dan dat het dionysische aspect in het werk van Spiegeler domineert. Zo zegt de ik-figuur in het gedicht ‘Kanariefokkers’ op p. 82 in de tweede strofe:
Liever heb ik een leidende gedachte
dat zorgt voor schouwspel
en veel gefladder,
flaneren met figuratie
De essentie is daar
Over nieuwe vormen van kunst
maken mensen zich altijd kwaad.
En al eerder schrijft Spiegeler in het gedicht ‘Utopische wens met beunhazerij’ in de laatste strofe op p. 76:
Het speelveld is een kader,
een doek of een kast
Voor een keurslijf geldt dat eveneens
niet buiten de stippellijntjes komen
het talent om langs gevaarlijke klippen te loodsen.
Allusies
Het is alsof de dichter in haar poëzie een kunstexpressie vindt om te ontsnappen aan het dagelijkse juridische keurslijf waarin haar woorden gevangen zitten, namelijk in wet, canon of verdrag. Het is het leven zelf dat de dichter daaruit bevrijdt en dat haar in een ongebonden poëzie doet opstaan met retorische vragen als ‘Welke brandhaard is er nu weer aangestoken?’, p. 74, r. 9. Het leven waarin de dichter volkspredikers in de huidige maatschappij met verfoeide slogans als vol is vol ridiculiseert en in een achteloos parlando poëzie riposteert met: ‘is echt de grootste onzin ooit gehoord’, p. 24, r. 2. En een leven waarin de dichter soms vermaant zoals in het gedicht ‘Smetteloosheid’, pagina 72, r. 5-7 ‘Zodra de taal / geld begon te verdienen / verslofte de moraal.’ //
Daarnaast schuwen de gedichten, wat inhoud betreft, de grote maatschappelijke problemen niet waarmee op grote en kleine schaal geworsteld wordt, zoals ‘Tweedracht zaaien / onder moslimknuffelaars / en zionistenvriendjes’ //, eerste strofe, p 38; zoals ‘Paranoïde Russen’, r. 12, p. 31; en zoals ‘’Liggend aan een infuus van drank, / pillen, peuken en lijm / De uitwassen van je eigen kapitalisme / r. 11 – 13, p.33.
Soms geeft Spiegeler aan wat in het leven evident is. In het gedicht ‘Straffeloos’ op p. 37 geeft de laatste strofe van die evidentie een mooi voorbeeld.
Altruïsme is belangrijk
Dit geldt eveneens
voor empathie, idealisme
en het godsinstinct.
Resumé
De poëzie van Brigitte Spiegeler is complex en niet altijd even toegankelijk en begrijpelijk. De inhoud van de gedichten moet door de lezer bevochten worden. Er ontstaat als het ware een woordkamp tussen dichter en lezer die ten langen leste bezworen wordt en vervloeit in de harmonie dan wel disharmonie van de oude beurt- en koorzangen zoals die ooit in de drama’s van weleer gesproken en gezongen werden.
Haar poëzie is als een moderne symfonie waaraan onze oren niet gewend zijn. Spektakelstukken die keer op keer beluisterd moeten worden om enigszins begrepen te worden en die soms – geheel onverwachts, zoals een oester zijn parel – de luisteraar hun schoonheid tonen.
***
Brigitte Spiegeler (1971) debuteert als dichter in 2015 met de bundel Krijgskunst. De besproken gedichtenbundel Kinderroof & Bijzang (2018) is haar tweede gedichtenbundel. Zij is daarnaast actief als beeldend kunstenaar en fotograaf; kunstexpressies waarmee zij sinds 2013 naar buiten treedt.