Een snuffelstage
Maurice Broere
Piet Vroon, ooit hoogleraar in de psychologie, schreef over de invloed van geur op het menselijk handelen. Ons gedrag werd volgens hem op grond van wetenschappelijk onderzoek onbewust bepaald door geuren die we niet eens ruiken. Bij het lezen van de bundel Opsnuiven, moest ik denken aan de hooggeleerde, want alle verzen gaan over geur en roepen bij de lezer geursensaties op in allerlei gradaties. Gedichten met observaties, maar bovenal met geurervaringen in alle mogelijke perioden in het leven en plaatsen.
De uitgave ziet er bijzonder fraai uit met op de omslag twee merkwaardige voorwerpen die hoornen snuifflesjes blijken te zijn. Op alle oneven pagina’s staan de gedichten. De even pagina’s zijn steeds grijs met een kronkelende stippellijn. Naarmate de lezer vordert in de bundel wordt dat steeds meer lijnenspel. Midden in de bundel is de bladzij flink belijnd en naar het einde toen wordt dat steeds minder om te eindigen zoals het de bundel begon. Voor mijn gevoel staat die stippellijn symbool voor geur. In het dagelijks leven neem je een geur vaak eerst vaag waar en wordt die steeds sterker en later zwakt dat af of merk je het niet eens meer. Zoals je de geur van je eigen huis niet meer ruikt, behalve als je terugkomt van vakantie.
Op de rechterbladzijden staan vijfentwintig tienregelige gedichten. Crebolder lijkt een voorkeur voor het getal tien te hebben, want in een andere bundel trof ik hetzelfde aantal regels aan. Eindrijm ontbreekt consequent. Wel wordt veelvuldig gebruik gemaakt van alliteratie en assonantie, zij het niet overmatig: ‘(…. ) Zijn uitwerpsel rook / naar ingedikt gras, was nog nat. / Een pad. Hij zocht het waterspoor / als eens de salamanders. /’; ‘Eerst door de vallei van rode / aarde waar de ezels maïsstoppels / vermalen. Daar (…)’. Datzelfde zie je in het volgende gedicht:
Van binnen en van buiten werd
de ark met aardpek bestreken.
Nog borrelden gassen toen
wij in biezen dreven. De reuk
was er van voortijd, van vloeiend
en brandbaar ontginnen.
Later stond op het erf
een kuip met pikzwart pek.
Het hout van de schuur moest
geteerd, op drijven voorbereid.
In dit vers twee strofes; de witregel markeert een overgang in tijd. In de eerste strofe verwijzingen naar Genesis, Noach die zijn ark bouwt en om waterdichtheid te garanderen de naden tussen de huidplanken insmeert met pek en Mozes die in de Nijl ronddobbert in een biezenmandje dat op dezelfde wijze het water buiten houdt.
Om hout te conserveren werd vroeger meestal teer, ook wel pek genoemd, gebruikt. De dichteres verbindt de verhalen uit de Bijbel met waarneming van de vertrouwde geur van de schuur uit haar jeugd. Het is wel humoristisch, want de schuur hoeft natuurlijk niet te drijven, maar moet wel bestand zijn tegen de tand des tijds. Jammer dat in de laatste regel ‘worden’ ontbreekt.
en witte schemer diep in
onze hersenstam gedreven.
Soms ontwaken de geuren
van meconium en biest die
de boreling omvingen. Odeur
ontwaren van darmpek en
moedervocht is woordeloze
taal ontginnen die
uitweg zoekt in poëzie.
Ditmaal geen verdeling, maar tien aaneengesloten regels. Een verwijzing naar de hersenstam waar het geurgeheugen zich bevindt. De geur van meconium, de eerste ontlasting van een baby, ook wel aardpek genoemd en biest, de eerste moedermelk. De herinneringen moet de dichteres onder woorden brengen. Hier zit de moeilijkheid, want geuren laten zich moeilijk in woorden vangen. Voor waarnemingen van andere zintuigen zijn volop woorden, maar bij geuren ontbreken ze. Een schone taak voor een dichter, want hij zal de grenzen van de taal moeten opzoeken en het onmogelijke onder woorden brengen.
Opsnuiven is een evenwichtig opgebouwde bundel met toegankelijke poëzie die oude tijden laat herleven. Eigenlijk komen alle romantische motieven voor: het verleden, verre vreemde oorden, de natuur, nostalgie. Ik betrapte me erop dat ik me meer bewust geworden ben van de geuren om me heen, een sensatie die ik toch een beetje verwaarloosde. Een compliment voor de dichteres als je door woorden iemand aan het ruiken kan krijgen.
***
Emma Crebolder (1942) publiceerde in literaire tijdschriften als De Gids, Maatstaf, Tirade en Het liegend Konijn. Van Hollands Maandblad is zij sinds 1994 vaste medewerker. Eerder verschenen onder andere de bundels: Zwerftaal (1995), Toegift (2006), Vergeten (2010), Vallen (2012) en Verzoenen (2014).