LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Erik Bindervoet – De olifant van Oostzaan

8 jun, 2018

Wartaal is waarheid

door Ivan Sacharov

Eén plaatje zegt meer dan duizend woorden. Het plaatje op het omslag van de bundel De olifant van Oostzaan van Erik Bindervoet wat mij betreft meer dan tweeduizend. Het gaat om een reproductie van The elephant Celebes, van Max Ernst en doet denken aan een stofzuiger. Een stofzuiger die op zijn beurt weer een rare olifant is. Op het internet vinden we de volgende beschrijving (Tate Gallery label, oktober 2016):

The central rotund shape in this painting derives from a photograph of a Sudanese corn-bin, which Ernst has transformed into a sinister mechanical monster. Ernst often re-used found images, and either added or removed elements in order to create new realities, all the more disturbing for being drawn from the known world. The work’s title comes from a childish German rhyme that begins: ‘The elephant from Celebes has sticky, yellow bottom grease’. The painting’s inexplicable combinations, such as the headless female figure and the elephant-like creature, suggest images from a dream and the Freudian technique of free association.’

Ernst kreeg het voor elkaar om ‘beelden uit een droom’ te suggereren. Beelden die normaal niet bij elkaar horen brengen, door ze bij elkaar te zetten, een bevreemdend effect teweeg. Dit moet Bindervoet hebben aangesproken.
De olifant van Oostzaan is, zoals de tekst op de achterflap zegt, één zeer lang, verhalend gedicht. Een SLURF misschien (Super Lang Uitgerekt Rariteiten Frutsel). Níet te verwarren met de slurf van de olifant die met zijn lange snuit een verhaaltje uitblies. Meer een slurf à la het internet: eentje waardoor we worden opgezogen. Op het internet door een aandacht slurpende stroom van informatie en in het gedicht door een kakofonie van personages en gebeurtenissen (wat op hetzelfde neerkomt).
Waar gaat het in dit gedicht over? Antwoord: dáárover. Het antwoord op de vraag is informatie. Het gedicht gaat over ‘een hotel in de polder, bedreigd door een gruwelstorm van informatie.’ Als we tenminste mogen geloven wat op de achterflap staat. En de achterflap moeten wij altijd geloven. Tenminste zolang wij ons zelf geen oordeel gevormd hebben.
Maar zoals ik al zei: het is een vrij lang gedicht (pakweg 100 bladzijden). Dus er staat nog veel meer in. Alles gedekt door de paraplu ‘informatie’.
Wat is informatie eigenlijk? Wikipedia: informatie (van Latijn informare: ‘vormgeven, vormen, instrueren’) is alles wat kennis toevoegt en zo onwetendheid, onzekerheid of onbepaaldheid vermindert. Strikt genomen is informatie pas informatie als die interpreteerbaar is. Interpreteren en integreren van informatie resulteert in kennis.
Leuke definitie. Vooral het eerste deel ervan. Weten we meteen dat veel van de ‘informatie’ die via het internet tot ons komt van een bedenkelijk niveau is, omdat onze onzekerheid en de ‘onbepaaldheid der dingen’ er ‘bepaald’ niet beter op worden.
Interessant duo: poëzie en informatie. Beide zijn interpreteerbaar, maar waar ambivalentie informatie vertroebelt, bloeit juist de poëzie. Een ramp voor een informaticadeskundige lijkt een zegen voor een dichter.
Het zou me niet verbazen als De olifant van Oostzaan aan deze (on)gelukkige omstandigheid zijn ontstaan te danken heeft. De chaotische wijze waarop informatie (vaak door elkaar en ongevraagd) op ons afkomt brengt hilarische en absurde situaties teweeg. Poëzie! moet Eric Bindervoet hebben gedacht. Poëzie die ontstaat door kortsluiting:

Er is kortsluiting.
Tussen de regels knettert
Interferentie.
Wat zijn dit voor boodschappen?
Wat wordt hier medegedeeld?

Beelden die in taal bij elkaar of door elkaar staan beïnvloeden elkaar net zo goed als de beelden op het schilderij van Ernst. Door interferentie ontstaan nieuwe betekenissen (iets waar dichters gretig gebruik van maken). Heerlijk voor het poëtisch gehalte van een tekst, maar desastreus voor de duidelijkheid. Toch gaat het (denk ik) bij Bindervoet niet alleen om de lol van het scheppen van poëzie uit ‘crashende informatie’. Er zit ook iets treurigs in de bonte stoet van personages die een schitterend ongeluk in dit gedicht staan te beleven. Er is – om te beginnen – sprake van nostalgie. Bijvoorbeeld in de eerste regels van het gedicht, waar de komende storm (van informatie) al stiekem in sommige woordjes verstopt wordt aangekondigd:

Bushalte de Kolk.
Waar Molen de Olifant
Stond, lang geleden,
En later badhuis annex
Verpleeghuis Ons Verpleeghuis, […]

Waar Ole Bouman
Nog een tijdje heeft gewoond,
De historicus
Die zijn geliefde uitschold
Voor lul als zij iets fout deed,

Zoals bijvoorbeeld
De kat van ome Willem
Opzetten terwijl
Hij om In een rijtuigie
Had gevraagd, heel duidelijk,

Staat nu een hotel.
Een hoog gebouw met kamers,
Een rechthoekig blok,
Uitgehouwen in de lucht
Van Oostzaan in Noord-Holland,

Het hotel dat geteisterd gaat worden door een ‘storm van informatie’ staat op een riskante plek. Een plek die vroeger veel wind ving. Er stond niet voor niets een molen. ‘Molen de Olifant’, die werd aangedreven door gewone wind. In een tijd dat er nog niet zoveel redenen voor misverstanden waren. Het leven ging nog niet zo snel – informatie ging nog niet zo snel, moet ik zeggen – en de kans op een ontsporing was misschien wat kleiner. Maar de basis van wat er komen ging was er al wel. Een molen (kolk) draait. Zoals ook een storm – een orkaan met een oog – draait. De dichter moet zich hebben gerealiseerd dat molens in de literatuur vaker gebruikt worden als beelden voor (beginnende) waanzin. Bij alle personages die hij noemt zit ook een zekere meneer Quichot.

Niet alleen nostalgie speelt de dichter parten. Ook de tegenstelling die hij – simpelaar – voelt met de ingewikkelde buitenwereld die als een storm van informatie op hem afkomt, valt hem zwaar. Daarmee gepaard gaat immers de miscommunicatie die mensen van elkaar dreigt te vervreemden. Wanneer iedereen in het hotel voor de storm aan het schuilen is en er van alles gebeurt schrijft hij:

Ik ben maar een simpelaar
Hou ervan als jij zegt ‘kook van jou’
Wij houden van elkaar
‘Houden van’ voor mij is dat ik hou

En dat ben jij nou
Laat je niet meer gaan
Jou heb ik en hou ik
Dicht tegen mij aan

Liefde blijkt uiteindelijk het tegengif. Maar de storm raast door. Het schilderij van Ernst wandelt als een levende nachtmerrie door het gedicht:

En over het land
Dreunde een log gevaarte
Van blik en beton,
Een monsterlijk wezen dat
Alles wat op zijn pad kwam

Vertrapte en met
Een stalen stofzuigerslurf
Opzoog en verzwolg
In zijn holle bolle bast
Ter vertering en vermaak.

Gehoornd was het beest
En het had ook slagtanden,
Een schaafmachine
Op zijn rug en de lege
Ogen van een gasmasker.

En de schaaf was ook
Een nietpistool en een schip
En het beest was ook
Een graansilo uit Soedan
En een tank uit W.O. I.

Een archetypisch beeld? Een metafoor voor de storm? Wie weet wat het is. Bindervoet lijkt er in elk geval door gefascineerd. Al wijdt hij er geen duizend woorden aan. Of toch? Zijn hele gedicht heeft iets van het schilderij van Ernst. En tegelijkertijd is het ook een hotel: een hotel waarin wij als lezers worden bestookt met informatie (zo werkt de ambivalentie, die in dit fragment wordt benadrukt). Iets verderop lezen we:

En de boom sprak: bij
Oververhitting krijgt u
Meer informatie dan er
Grenstoestanden zijn en gaat
De samenhang verloren,

De verstrengeling,
De lijn die ons bij elkaar
Houdt. En de steen sprak:
Spoken bestaan niet. Maar de
Kromme en de boom spraken:

Helder. Duidelijk.
En de verstrengeling sprak:
En vice versa.
En er verschenen strepen
En er klonk statische ruis

Maar het beest ging door
En zoog het landschap
Kaal en woest en leeg
En het was aarde donker –
De kievit was zijn nest kwijt.

Een ogenblik waarop het mis gaat. Een virus? Een DDoS aanval? Misschien gewoon een crash, waardoor onze computer vastloopt. En daarop volgend: een terugkeer naar de toestand van vóór de (digitale) schepping; het scherm (het landschap) dat weer kaal en woest en ledig wordt: aarde donker.
Molen de Olifant is verdwenen. Daar kwam The elephant Celebes voor in de plaats. Met een soort stofzuigerslang als slurf. Een stalen slang waarmee het beest volgens de dichter ‘alles wat op zijn pad kwam opzoog en verzwolg in zijn holle bolle bast’. Ja, een stofzuiger denkt niet na over keuzes. Hoewel: hier wijkt de dichter toch af van het schilderij dat hij beschrijft. Het beest op het schilderij van Ernst heeft een gasmasker om en steekt zijn slurf in zichzelf (mogelijk zijn achterste). Is dat om zijn eigen stank niet te hoeven ruiken? Een gasmasker als filter voor het eigen ego, zoiets? Nu ja, het gaat waarschijnlijk om een beeld voor onze status quo! Zowel bij het schilderij, als in dit gedicht. En als we het over een soort stofzuiger hebben: is er een leegte in ons hoofd? Een nihilistisch vacuüm (mogelijk veroorzaakt door een geloofscrisis) waardoor we alles maar binnen laten komen en ons geen raad meer weten als het teveel wordt? Een informatiecrash heeft ook iets weg van een zwart gat waarin de meest uiteenlopende zaken op elkaar gedrukt worden. Ons hoofd als zwart gat en hotel tegelijk; ons hoofd als de riskante plek waar het om gaat en waar alles (om) draait bij het verzamelen van informatie!

Tot zover een interpretatie van de informatie die dit gedicht tenslotte óók is. Er zal ongetwijfeld nog veel meer over te zeggen zijn. Maar ik moet er een eind aan breien. Net zoals de dichter doet door te suggereren dat zijn gedicht een perpetuum mobile is en dat men de tekst kan blijven lezen tot het moment van overlijden (ja, ik zal daar gek zijn).

Het knappe van Bindervoets gedicht is dat het vragen oproept. Want antwoorden geven: dat is een heel andere zaak. Dat zou maar informatie zijn. Een gedicht is daar te ambivalent voor.

***
Erik Bindervoet (1962) publiceerde zeven dichtbundels, waaronder Voor altijd voor het eerst (2008), Het spook van de vrijheid (2010), De mond van de waarheid (2013) en Het vuil van de schoonheid (2015).
Samen met Robbert-Jan Henkes schreef hij onder meer Waar wij voor zijn en tegen en Bloemsdag; zij verzorgden verder geprezen vertalingen van Finnegans WakeUlyssesHamletKoning Lear en van de songteksten van The Beatles en Bob Dylan.

     Andere berichten

Alex Deforce – Tussenbruggen

Alex Deforce – Tussenbruggen

Een brug te ver door Maurice Broere - - In het boek zit een soort sticker met een QR-code. Als je die opent, krijg je een soort...

Paul Demets – De schaamsoort

Terugblikken is confronterend door Hans Puper De ondertitel van Een schaamsoort, de nieuwe bundel van Paul Demets, is Briefgedichten aan...