LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Dirk De Schutter – Zo andersom is alles misschien

10 jun, 2018

Verkenningen op het grensvlak poëzie – filosofie

door Eric van Loo

Onlangs besprak Ernst Jan Peters de essaybundel Bundels van het nieuwe millennium onder redactie van Jeroen Dera en Carl De Strycker. Hij waardeerde het, ‘dat het niet alleen diepgaande opstellen zijn geworden, maar dat ook de beginnende lezer wordt meegenomen bij de uitleg over het bijzondere van de gekozen bundels.’ Het is mooi als schrijven over poëzie dit oplevert. De essaybundel Zo andersom is alles misschien van Dirk De Schutter heeft een veelbelovende ondertitel: ‘Tussen dichten en denken’. Is ook dit boek een aanrader voor de beginnende lezer?

In tien hoofdstukken worden evenzovele gedichten besproken. Daarna volgen twee epilogen (‘Bij wijze van besluit I’ en ‘Bij wijze van besluit II’) en een verantwoording. De tekst op het achterplat geeft de werkwijze als volgt weer: “De gedichten worden zorgvuldig becommentarieerd: ze worden op zichzelf gelezen; van welke bundel ze deel uitmaken of hoe ze passen in het volledige oeuvre van de dichter in kwestie, is van ondergeschikt belang. Zowel Vlaamse (Jos de Haes) als Nederlandse (Hans Faverey), zowel bekende (Rutger Kopland) als minder bekende (Bart Janssen) dichters komen aan bod.” De ondertitel van elk hoofdstuk luidt telkens ‘Over [naam dichter]’, en niet ‘Over [naam gedicht] van [naam dichter]’. Meestal betrekt De Schutter ook andere gedichten van de dichter bij de interpretatie, in die zin worden de gedichten dus niet ‘op zichzelf’ gelezen, wat ik overigens een goede zaak vind. Aan zowel Hans Faverey als Erik Spinoy worden elk twee hoofdstukken gewijd.
De flaptekst vervolgt: “De ondertitel van het boek is ‘Tussen dichten en denken’. Daarmee geeft de auteur te kennen dat de aandacht voor het literaire en het poëtische in de lectuur gepaard gaat met een filosofische interesse. Lezen speelt zich af tussen dichten en denken, op het kruispunt tussen de literaire zegging en de filosofische waarheid. Op dat kruispunt komt een existentiële ervaring tot stand waarin het vertrouwde vreemd en het vreemde vertrouwd wordt. De verwondering blijft: ontroerd door poëtische woorden en beelden, onderzoekt de auteur hoe zin geboren wordt uit het zintuiglijke en een materiële neerslag vindt in het retorische labyrint van de taal.” De technische analyse van de gedichten komt duidelijk op de tweede plaats. De lezer die Zo andersom is alles misschien in de eerste plaats wil aanschaffen om zich te bekwamen in het lezen en begrijpen van poëzie zal van een koude kermis thuiskomen.

Een belangrijk thema in het boek is ‘het oeroude geschil tussen poëzie en filosofie, waarover Plato het had’ (p.8). De lezer dient daarbij over een sterke maag te beschikken: “Waar de traditionele, door Hegel beheerste metafysica beheerst werd door de wil om zich de waarheid van het poëtische toe te eigenen, daar heeft het post-metafysische, door Martin Heidegger en Jacques Derrida ontwikkelde denken die pretentie afgelegd. Dit post-metafysische denken gaat, lezend en schrijvend, op zoek naar wat de mens in zijn existentie als sprekend, handelend en verlangend wezen drijft.” Deze zoektocht heeft De Schutter als leidraad gediend bij de keuze van bepaalde dichters c.q. gedichten. Ik heb de indruk, dat de gedichten vaak niet meer dan een aanleiding vormen om bepaalde filosofische thema’s aan te snijden.
Daarbij schuwt hij hoogdravend taalgebruik niet: “Als we aannemen dat de werkelijkheid enkel in taal kan verschijnen of dat de taal het huis is van het zijn, dan durven we misschien ook het vermoeden beamen dat de metafoor niet alleen bestaat uit een talige bekenisoverdracht, maar bovendien leidt tot een metamorfose in de werkelijkheid.” (p.19) Dit is een wel erg ingewikkelde manier van vaststellen, dat het lezen van bepaalde poëzie onze latere ervaringen kan kleuren. Bovendien zijn de eerste twee premissen filosofenvoer bij uitstek. Wanneer ik in mijn vingers snijdt, ervaar ik de werkelijkheid geenszins in taal, hoe beeldend ik hier later ook over kan schrijven. Het doet gewoon pijn, en het bloed maakt vlekken op mijn schriftje. Maar misschien werkt dit alles bij filosofen andersom.
De verschillende hoofdstukken zijn goed los van elkaar te lezen. Zes van de tien hoofdstukken verschenen eerder in bijvoorbeeld de Poëziekrant of Dietsche Warande & Belfort. Sommige analyses zijn zeer verhelderend, anderen voegen voor mij weinig meer toe aan de gedichten zelf. Dit geldt met name het korte hoofdstuk over ‘Genesis’ van Ida Gerhardt, en de uitgebreide inleiding die aan het gedicht ‘Enkele andere overwegingen’ van Rutger Kopland is gewijd, het gedicht waar ook de titel van het boek aan ontleend is.

De Schutter bespreekt in deze inleiding naast genoemd gedicht maar liefst drie andere gedichten van Kopland om tot zijn conclusie over de metafoor (hierboven reeds aangehaald) te komen: “De metafoor is de adem en de ziel – ψυχη zegt het Grieks – van de poëzie. Soms is die adem zo bezielend dat hij van de poëtische taal op de werkelijkheid overslaat en die metamorfoseert.” (p.19) Daarbij toont hij zich niet altijd een nauwkeurig lezer. Ik zal dit illustreren aan de hand van zijn opmerkingen over het gedicht ‘Wat is geluk’:

Wat is geluk

Omdat het geluk een herinnering is
bestaat het geluk omdat tevens
het omgekeerde het geval is,

ik bedoel dit: omdat het geluk ons
herinnert aan het geluk achtervolgt het
ons en daarom ontvluchten wij het

en omgekeerd, ik bedoel dit: dat wij
het geluk zoeken omdat het zich
verbergt in onze herinnering en

omgekeerd, ik bedoel dit: het geluk
moet ergens en ooit zijn omdat wij dit
ons herinneren en dit ons herinnert.

Rutger Kopland (1934-2012)

De Schutter schrijft hierover:

“Eén ding is duidelijk: de vraag ‘wat is geluk?’ wordt niet beantwoord. Hoe vaker ‘ik bedoel dit’ herhaald wordt, hoe meer twijfel er ontstaat en hoe meer de ‘bedoelingen’ van het ‘ik’ verwarring zaaien. De vraag ‘wat is geluk?’ wordt niet beantwoord, al was het maar omdat bij elk antwoord ‘het omgekeerde’ gesuggereerd wordt. Met dien verstande, dat compleet in het ongewisse blijft wat ‘het omgekeerde’ zou kunnen zijn. Immers, wat is ‘het omgekeerde’ van de stelling ‘dat wij het geluk zoeken omdat het zich verbergt in onze herinnering’? Dat wij niet het geluk zoeken omdat het zich verbergt in onze herinnering? Dat wij het geluk zoeken omdat het zich niet verbergt in onze herinnering? Waar dienen we dat kleine, maar zo ingrijpende woord ‘niet’ te plaatsen?” (p.13)

Zijn eerste opmerkingen kan ik goed volgen. Maar als de vraag naar ‘het omgekeerde’ van de stelling van Kopland al beantwoord zou moeten worden, denk ik in eerste instantie aan: ‘Het geluk houdt zich voor ons verborgen omdat wij het zoeken.’ Een interpretatie die zeer goed bij het gedachtegoed van Kopland (Wie wat vindt heeft slecht gezocht) past, en ook bij het gedicht ‘Enkele andere overwegingen’ (‘hoe weiden hun vee vinden’) dat De Schutter centraal stelt in deze inleiding. Waarom bijt De Schutter zich zo vast in de plaatsing van het woordje ‘niet’? Het is iets wat vaker in zijn essays gebeurt: hij verliest zich zo in bepaalde redeneringen en verwijzingen, dat hij tot conclusies komt die misschien wel goed passen bij zijn eigen filosofie, maar niet bij die van het besproken gedicht c.q. de besproken dichter.

Het is natuurlijk niet mogelijk of wenselijk op alle essays zo diep in te gaan. Het hoofdstuk ‘Weerhoud uw ziel’ over het gedicht ‘Eros’ van Christine D’haen sprak mij het meest aan. Ook is het verrassend gedichten te lezen van onbekende Vlamingen als Karel Sergen en Bart Janssen. De Schutter zelf is sterk geboeid door de hermetische dichter Hans Faverey en de echo’s van religieuze wortels in het werk van Erik Spinoy. Aan beiden besteedt hij twee hoofdstukken, het laatste hoofdstuk van het boek is zelfs volledig gewijd aan het gebruik van het woord ‘zich’ bij Faverey.

Het moge inmiddels duidelijk zijn: Zo andersom is alles misschien is boeiende lectuur voor lezers die vertrouwd zijn met filosofisch taalgebruik, en het grensvlak poëzie – filosofie willen verkennen. Voor de argeloze poëzieliefhebber bevat het echter te veel obstakels om tot een nader begrip van een vrij exclusieve selectie gedichten te komen.

     Andere berichten

Karel Wasch – Tegelijkertijd

Karel Wasch – Tegelijkertijd

Sentiment door Jan van Gulik - - Karel Wasch (1951) neemt ons in Tegelijkertijd mee op een reis ‘vol verwondering, melancholie, weemoed en...