LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Poëzie Kort 2018 / 3

26 sep, 2018
door Yolandi de Beer, Hans Puper en Lennert Ras

 

Hein Heijnen & Merik van der Torren, Toverdrankjes voor geluk. 20 duetten

(door Lennert Ras)

Toverdrankjes voor geluk bestaat uit twintig duetten. Een kort flitsverhaal, gevolgd door een passend gedicht. De sfeer is meestal opgewekt-weemoedig. Muziek speelt een grote rol. De voorpagina is dan ook gebaseerd op een pagina notenschrift. Zowel klassieke muziek, bebob, jazz en blues spelen een rol. Er komen veel muzikanten voorbij in de bundel. Naast muziek spelen ook schaken en kunst een rol. Opeens duikt er een schoonmaakster op die verhalen vertelt over haar barkeepsterverleden.
De dood komt ook vaak voorbij. Maar het blijft toch luchtig en er is humor. Een tante neemt haar geheim – ze mankeerde iets, waardoor ze geen kinderen wilde – mee in haar graf en laat haar neef een ring na. Ook de anonieme rokers en anonieme obesitascliënten komen voorbij. Een man in een park oreert tegen het roken, terwijl de hoofdpersoon liever nog een pijpje wil stoppen.
De gedichten zijn van een vrije vorm, op een een enkel pantoum-achtig vers na. Merik heeft een tijdje veel pantoums geschreven, een Maleisische versvorm waarin herhaling een belangrijke rol speelt. Het laatste gedicht in de bundel is het titelgedicht van Meriks laatste bundel, Dag pauw oog.
Er zit wel een slordigheidje in de bundel. Het verhaal ‘Ik is een ander’, zou volgens de auteur ontleend zijn aan Baudelaire, maar dit is een uitspraak van Rimbaud. De tekeningen die in de bundel zijn opgenomen zijn van Miriam Al. Miriam vergezelt Merik vaak als ze samen gaan optreden met hun poëzie in en rond Amsterdam.
Merik is al vijfentwintig jaar actief als performend dichter en won in 2004 de eerste prijs van de gedichtenwedstrijd in Festina Lente. Hij publiceerde onder andere in Nynade en het Parool. Er zijn inmiddels elf dichtbundels van hem uitgegeven, waaronder Grondvest (2004), Sarabande (2010) en Dag pauw oog (2012). Merik is al lang betrokken bij schrijfversspeelplaats De Klus, een schrijfgroep ooit opgezet door Simon Vinkenoog.
Meriks gedichten zijn licht en soms humoristisch. Soms met weemoed. Nu en dan met een wijze les erin.  Muziek speelt een rol, net als in de flitsverhalen van Heijnen.

Toverdrankjes voor geluk leest als een trein, is aandoenlijk en op een bepaalde manier lieflijk. Maar  soms met iets wrangs eraan. De verhalen zijn een genot om te lezen en de gedichten vormen er een welkome mooie aanvulling op. Toverdrankjes voor geluk met een traan en een lach. Een must read voor een ieder die van sprookjesachtige vertellingen houdt. In vers en verhaal.
___

Hein Heijnen & Merik van der Torren (2018). Toverdrankjes voor geluk. 20 duetten. Uitgeverij Aspect, 164 blz. € 17,95. ISBN 9789463383011

 

Mark van der Schaaf, Hotel Vanilla Sweet

(door Hans Puper)

Hotel Vanilla Sweet is de zevende bundel van Mark van der Schaaf en de tweede in eigen beheer. Hij is bekend om zijn flarfpoëzie: het werken met citaten die zijn gevonden op internet. Je gaat daardoor zowel anders naar het medium als naar poëzie kijken: waar liggen de grenzen? Of beter: waar legt de individuele lezer zijn grenzen? Op zich is flarf niet nieuw (het is ook nooit als zodanig gepresenteerd); in dada werden vergelijkbare procédés toegepast, door Kurt Schwitters bijvoorbeeld, die zich in de flarfwereld zeker zou hebben thuisgevoeld. Zijn ‘Unsittliches I-Gedicht’ (1923) vind ik te mooi on niet te citeren, ik moet er iedere keer weer om lachen:

Dames-Hemden.     .    .    .    .    .    .
Dames-Pantalons,    fransch model
Dames-Pantalons    .    .    .    .    .    .
Prima    Dames    Nachtponnen
Dames-Combinations.      .    .    .    .
Heeren Hemden,  zwaar graslinnen

(aus einer holländischen Tageszeitung)

Maar je moet dit soort dingen niet teveel doen, want van verwondering of eye-openers is dan geen sprake meer. Als onvervalst flarf-dichter heeft Van der Schaaf zich overigens nooit beschouwd. In zijn verantwoording bij deze bundel schrijft hij dat hij componeerde, zoals iedere dichter doet: ‘passen en meten met woorden’.

Flarf heeft zich ontwikkeld. ‘Het heeft het banale achter zich gelaten en wil betekenis bieden, is ernstig en soms ronduit lyrisch. Post-flarf heet dat. Ook deze bundel is post-flarf’. Het gevolg is, dat je regels of strofen uit zijn bundel nauwelijks nog als citaten herkent – bij hem tenminste. Maar dat stoort me in het geheel niet. Wat kan mij het schelen hoe hij zijn maaltijd bereidt, als ik maar lekker eet. Een voorbeeld.

Tot de zon zelf gaat flarden en een ruimte
zichtbaar wordt waarin je voorspelt
dat er regen onderweg is

regen is een scheermes dat al het geluid
dempt. Je vertelde me op dat moment
dat je een enkeltje Japan had gekocht.

Daar is een zelfmoordbos
met getatoeëerde bouwvakkers
die je waarschuwen
dat je wordt gedood als je vertrekt.

Ik weet nog dat we een paar kilometer
opliepen om gegevens uit te wisselen.

Er gaat iets aan dit gedicht vooraf, maar dat krijgen we niet te lezen. Misschien is het een reactie op een niet getoond tekstje dat op internet staat, maar dat hoef ik niet te weten. Het wekt mijn nieuwsgierigheid, dat is waar het om gaat. Er zit een dreiging in het gedicht: het scheermes, het enkeltje Japan en de derde strofe, die tegelijkertijd vermakelijk absurd is. Kennelijk heeft dit gesprek al lang geleden plaatsgevonden: zie ‘Ik weet nog’ in de laatste strofe. En wat voor gegevens moesten er worden uitgewisseld? Dit gedicht zet mijn fantasie aan het werk. Het is prettig open, maar bij andere gedichten gaat die openheid zo ver, dat ik de draad kwijtraak. Dat zal ongetwijfeld aan mij liggen; oordeel zelf.
___

Mark van der Schaaf (2018). Hotel Vanilla Sweet. Uitgegeven in eigen beheer. 27 blz. € 8,00. ISBN 9789082836509. markvdschaaf@planet.nl

 

Adam Small, Kitaar my kruis

(door Yolandi de Beer)

Kitaar my kruis verskyn vir die eerste maal in 1962. Die tweede uitgawe word sewe keer herdruk.

My eerste kennismaking met die werk van Adam Small was in 1995 by ’n Afrikaanse kunstefees. ’n Jong man dra uit volle bors op s’n Kaaps ‘Ko lat ons sing’ voor. Ek sit verwonderd te luister na die anderse vorm van Afrikaans ‘o Allahoegste Gies’. Dit bly by my en later sou ek leer wat ironie beteken met die kort vers uit ‘Die Here het gaskommel’ (p. 33)

(…)

die Here het gaskommel
en die dice het verkeerd gaval vi’ ons
daai’s ma al

(‘De Heer heeft geschud en de dobbelsteen is voor ons gewoon verkeerd gevallen … da’s alles’ – vertaling Wikipedia)

Die gedigte van Adam Small spreek van die leed van die onderdrukte werkersklas Afrikaner volk in die apartheids jare. Die verwysing na die ou testament en die verhaal van Moses wat die onderdrukte Israeliete na vryheid moet lei dien ook as beskrywing van hoe hy self voel hy met sy kitaar die volk moet lei. Ironies word sy kitaar dus ook sy kruis.
Die digter gebruik Kaaps, wat hy as volwaardige taal beskou, om sy identifikasie met die karakters in sy gedigte te benadruk. Kaaps is volgens die skrywer die taal waarin ‘mense hulle eerste skreeu gee en laaste doodsroggel’. Hy gebruik ook herhaling en refrein om die klagtes, vrese en waarskuwings van die gemeenskap te eggo.
Sy gedigte behandel kwessies soos gedwonge verskuiwings, rasse diskrimiasie en klassifikasie en aparte geriewe. In ‘What abou’ de Lô’ (p. 59) kan die leser ’n volledige voorbeeld van die bogenoemde temas en styl lees.
Sy bundel vorm ’n verhaal van die alledaagse lewens van gewone mense in ’n gemeenskap sonder regverdigheid en balans. Waar die kleur van jou vel, iets waarin jy geen insae het, die verloop van jou toekoms bepaal. Dit spreek van ’n moed- en magteloosheid.

Na meer dan 50 jaar in druk spreek dit steeds relevante en aktuele kwessie aan – Lang nie meer alleen van toepassing in die Suid-Afrikaanse gemeenskap nie. Die moeite werd om te lees, maar let daarop dat die Kaaps soms moeilik is om te begryp. As jy self nog nooit ’n gesprek met ’n Kapie gehad het nie, sal woorde soos ‘skollie Pêllie’ (kriminele vriend) en Oem Tas (gewilde goedkoop wyn) jou nie veel vertel nie. Hou die woordeboek en Google maar digby. Not for the faint hearted.
___

Adam Small (2018). Kitaar my kruis. Protea Boekhuis, 110 blz. R170 (€ 9,75). ISBN 9781485309659.
info@proteaboekhuis.co.za

 

Horatius, Het leven in Rome. Vertaald door Vincent Hunink en van een nawoord voorzien door Marc van der Poel.

(door Hans Puper)

Satirae, door Vincent Hunink vertaald met Het leven in Rome, was het debuut van Horatius uit ongeveer 35 voor Christus. Hij had toen nog niet de status die hij later kreeg, al was hij al bevriend met Vergilius en Maecenas.
Het gaat om tien satiren met een gemiddelde lengte van 150 regels. Het genre is oorspronkelijk Romeins; gedichten uit die tijd hebben een gevarieerde inhoud waarin de eigentijdse wereld centraal staat, schrijft Marc van der Poel in zijn nawoord. Spot (ook zelfspot) speelt ook dan al een rol, maar bij Horatius is die vrij mild. Hij schrijft over zijn omgeving, vriendschap, een van de satiren heet ‘Seks met vrouwen’ en in ‘Proces’ beschrijft hij ‘Hoe vogelvrije Rex Rupilius, / die etterbak en gifkikker de wraak / van bastaard Persius moest ondergaan’. Het publiek bij de rechtszaak heeft veel plezier.

Horatius noemde zijn satiren ‘Gesprekken in Gewone Taal’, wat de zeer eigentijdse vertaling van Hunink rechtvaardigt en Horatius dichterbij brengt. Wel loopt hij daarmee enig risico, want juist eigentijdse taal is snel over haar houdbaarheidsdatum heen. Hunink houdt echter wel maat; formuleringen als ‘Hij ( … ) liet mij in de shit’, ‘De handel is wel safer in groep twee’ of de dichter die ‘niet anywhere voor elk gehoor’ reciteert, komen niet zo vaak voor.

Boeiend en vermakelijk zijn ‘Satiren schrijven’ en ‘Satiren schrijven (bis)’. Horatius bepaalt daarin zijn plaats als dichter en zijn visie op de satire door zich te vergelijken met eigentijdse dichters en voorgangers. Ook geeft hij aan door wie hij graag gewaardeerd wil worden. Zijn voorganger Lucilius (ca. 180 – 103/102) is de kop van jut, niet alleen in deze twee satiren, maar ook in verschillende andere. Er lijkt sprake te zijn van jalousie de métier, want Lucilius was de uitvinder en belangrijkste vertegenwoordiger van het genre van de Romeinse satire, lezen we in de namenlijst achterin de bundel. Horatius hekelt met name zijn gemakzuchtige wijdlopigheid, ‘tevreden zijn / met voor het eten al tweehonderd regels / en nog evenveel erna ( … ). Er volgt een advies dat ook veel hedendaagse schrijvers en dichters zich ter harte kunnen nemen:

Schrap geregeld dingen weg wanneer je
teksten maken wilt die bij herhaling
lezenswaardig blijven. Zoek geen bijval
van de grote massa, wees tevreden
met een klein publiek. Of heb je soms
het dwaas verlangen ooit te eindigen als
saaie schoolauteur? Nou, ikke niet.

(Uit: ‘Satiren schrijven (bis)’)

Ook podiumdichters kunnen van Horatius leren dat een gezonde dosis zelfkritiek wenselijk is:

(…) Je ziet soms
schrijvers reciteren op het forum,
velen doen dat. Of in ’t badhuis met
‘haar fijne akoestiek’. Want amateurs
genieten daarvan en bedenken nooit
of wat zij doen ook inhoud heeft, c.q.
gelegen komt.

(Uit: ‘Satiren schrijven’)

Ik heb deze bundel met plezier gelezen.
___

Horatius (2018). Het leven in Rome. Het eerste satirenboek. Vertaald door Vincent Hunink, met een nawoord door Marc van der Poel. Athenaeum – Polak & Van Gennep, 102 blz. € 12,50. ISBN 9789025309220

     Andere berichten

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...