Hoe een ziek lichaam zich verhoudt tot een zieke wereld
door Eric van Loo
Het boekje met de provocerende titel De volgende scan duurt vijf minuten laat zich moeilijk in een hokje plaatsen. Het bevat een twaalftal gedichten, verdeeld over een serie van tien gedichten die bijna allemaal een titel hebben als ‘De volgende scan duurt … minuten’ en twee toegiften. Daartussenin een essay, dat evenals een goed gedicht de nodige associatieve sprongen bevat. Dagboekfragmenten, overwegingen en reflecties die het persoonlijke verhaal van de auteur overstijgen. Wij recenseren het boekje hier vanwege de poëzie, maar het essay verdient misschien wel meer aandacht. Een zeer persoonlijke tekst, met een hoge mate van urgentie. Elk woord is raak. Lieke Marsman maakt ons deelgenoot van haar leven met een ziekte, die haar bestaan van het ene op het andere moment volledig op zijn kop zette. Op het achterplat brengt ze haar motivatie voor dit boekje als volgt onder woorden:
Marsman liet zich bij dit essay inspireren door twee boeken die ze kort na haar ziekenhuisopname las: The Cancer Journals (Audre Lorde, 1980) en Illness as Metaphor & AIDS and Its Metaphors (Susan Sontag, 1989). Het eerste bevat dagboekfragmenten van een 46-jarige Amerikaanse vrouw, waarin deze haar ervaring met borstkanker beschrijft, en in verband brengt met andere belangrijke thema’s in haar leven, zoals burgerrechten, feminisme en seksuele geaardheid. Voor die tijd een baanbrekend boek.
Illness as Metaphor is oorspronkelijk als zelfstandig boek uitgegeven in 1978. In dit boek laat filosofe Susan Sontag zien, hoe de manier waarop we over ziekte spreken ook de manier beïnvloedt waarop we naar patiënten die aan een bepaalde ziekte lijden kijken, waardoor de ziekte voor deze patiënten soms nog zwaarder wordt om door te maken. “With the modern diseases (once tuberculosis, now cancer), the romantic idea that the disease expresses the character is invariably extended to assert that the character causes the disease – because it has not expressed itself. Passion moves inward, striking and blighting the deepest cellular recesses.” Marsman actualiseert dit belangrijke gedachtegoed van Sontag, zonder haar letterlijk te citeren.
Hoewel Marsman de details niet schuwt wordt haar ziekterelaas nergens pathetisch. De beperkingen die ze beschrijft, de pijn die ze ervaren heeft: het moet genoemd worden om tot een nieuwe verhouding tot zichzelf en haar bestaan te komen. En juist door zo persoonlijk te worden, kunnen anderen zich erin herkennen, ook wanneer de ziekte bij hen zich anders presenteerde, en zelfs wanneer sprake is van een volledig ander ziektebeeld. Want het gaat in dit boekje niet alleen om kanker. Veeleer onderzoekt de auteur in twaalf gedichten en een essay ‘hoe een ziek lichaam zich verhoudt tot een zieke wereld’, zoals in de productbeschrijving van dit boekje te lezen is.
Zoals al eerder bleek uit het onderwerp van haar eerste roman toont Marsman zich in haar schrijven sterk maatschappelijk geëngageerd. In Het tegenovergestelde van een mens (2017) spelen klimaatverandering en identiteit een belangrijke rol. In haar essay mengt ze haar eigen ervaring en de gelezen boeken op briljante wijze met actuele politieke ontwikkelingen. Briljant niet alleen in de zin van ‘goed geschreven’, maar ook van krachtig, to-the-point. Zo belicht ze de uitspraak ‘We kunnen allemaal pech hebben’ van Klaas Dijkhoff (voorjaarscongres VVD, mei 2018) telkens van een andere kant. Een ernstige ziekte voldoet niet aan kenmerken van pech als ‘eenmalig’ en ‘toevallig’: ‘Een kankerdiagnose zou je dus nog ‘pech’ kunnen noemen, maar de uitwerkingen ervan (langdurig onder behandeling zijn, PTSS, het verlies van een been, borst of je baan) niet.’ Vanuit de ervaring dat de diagnose en behandeling niet alleen een forse impact op haar stemming maar ook op haar werkgeheugen en concentratievermogen hebben gehad, trekt ze lijnen naar eisen die aan vluchtelingen gesteld worden bij hun komst in Nederland. Ook het goedkope pleidooi voor meer mantelzorg moet het ontgelden: ‘Persoonlijk vond ik het vooral een manier om gelijkwaardige relaties ongelijkwaardig te maken’. Het essay gaat over veel meer dan alleen een jonge vrouw die worstelt met kanker. Het gaat ook over de betekenis en de gevolgen van ziekte in een moderne neoliberale samenleving. Het zou integraal overgenomen moeten worden in medische/verpleegkundige/psychologische leerboeken.
De gedichten in De volgende scan duurt vijf minuten behoren misschien niet tot de beste gedichten die Lieke Marsman geschreven heeft of zal schrijven, met uitzondering dan van het schitterende ‘We verdampen’, dat zij op uitnodiging van Marc van Oostendorp voor zijn sonnettenproject schreef. Maar het zijn gedichten die voor haar van vitaal belang waren. In het volgende gedicht komen de eerder genoemde elementen kanker en maatschappijkritiek mooi samen in de formulering ‘uitgezaaide nieuwbouwwijken’:
overal in het hele land uitgezaaide
nieuwbouwwijken met keramieken vazen,
rietpluimen, gedroogde stokrozen
Boeddha kijkt onverzettelijk voor zich uit
welk gevaar kan hem omverwerpen?
er is geen gevaar
niemand heeft een uitkering
iedereen is naar het werk
niemand ziet de regen
die kringen maakt in het vijvertje
met het fonteintje
en de Japanse karpers
behalve de mevrouw in de rode scootmobiel
zij rijdt over tegels met boterhamworstmotief
Zelden is de lelijkheid van het nieuwe Nederland mooier beschreven. En de eenzaamheid in dit soort krasvrije omgevingen. Van acht van de tien gedichten waar de bundel mee opent, begint de titel met de woorden ‘De volgende scan duurt’. Maar dat betekent dus nog niet, dat ze alle acht over kanker gaan. En ook de gedichten die daar wel over gaan kennen een gevarieerde thematiek: boosheid, verveling en een keiharde uithaal naar mindfulness als oplossing-voor-alles:
of heb je tijdens ellenlange therapiesessies
en die achtweekse cursus mindfulness
dusdanig geleerd om ieder lijden
verdraagzaam te ondergaan
dat ieder signaal van je lichaam
bij voorbaat gedoemd was weg te drijven
op het ritme van een of andere ademhalingsoefening
(fragment uit het eerste gedicht van de bundel)
Het persoonlijke en de politiek komen mooi samen in het besluit van het essay: Hoe moet het nu verder? ‘Met andere woorden: hoe moet ik ooit weer Normaal. Doen?’
De volgende vierentwintig uur zijn helemaal
van jou
Dit superkorte gedicht laat zich alleen lezen in het licht van het essay en de voorgaande elf gedichten. Het is een schitterend einde van een bijzonder boek. Dr. Kniesoor fluister mij in mijn oor: ‘is het wel een gedicht?’ Is het niet een korte mededeling, intentieverklaring, dankbetuiging misschien aan een geliefde? In zijn beschouwing ‘Hooftse wendingen’, die mij onder ogen kwam in de voorbereiding van de Klassieker van deze maand, merkte J.J.Oversteegen in 1966 al op: ‘Wie een stuk literatuur leest als document, reduceert het tot een fragment van zijn mogelijkheden. Niet voor Christina van Erp schreef Hooft zijn sonnet, maar voor alle andere lezers.’
Dat geldt ook voor dit laatste gedicht. Met de tweede persoon enkelvoud kunnen we in de poëzie vaak twee kanten op. Het kan een verhuld ik zijn: na alle gedichtentitels waarin de duur van een scan werd aangekondigd, spreekt de dichter nu zichzelf toe. Niet langer in de tunnel van de MRI-scanner liggen, vrijheid! En ‘jou’ kan ook duiden op een ander, misschien wel op een geliefde: na zoveel tijd aan mijn ziekte kwijt te zijn geweest, besteed ik de komende dag helemaal aan jou. Met die lezing reduceren we ons tot toeschouwer. Maar misschien wil de dichter ons juist deelnemer maken: realiseer je goed, beste lezer, wat je met je tijd doet. Neem je tijd, als een geschenk.
____
Lieke Marsman (2018). De volgende scan duurt vijf minuten. Uitgeverij Pluim, 64 blz. €5,99. ISBN 9789492928092