Al had ik maar een steen waarop mijn hoofd kon rusten
door Joop de Vries
Inleiding
Verscheen in 2011 Max Temmermans eersteling Vaderland, sinds de laatste lentemaand is nu ook zijn vijfde bundel verkrijgbaar. Eerder gepubliceerd dichtwerk blijft niet onopgemerkt. Zijn bundels worden meermalen genomineerd en in diverse literaire recensies wordt zijn poëzie lof toegezwaaid. Zo schrijft recensent Annelies Verbeke naar aanleiding van Temmermans tweede bundel Bijna een Amerika (2014): “Wat mij het meest treft in deze bundel is het waardige wachten, de liefde voor wat rest en dan: het stille schitteren, het plotse stralen.” Voor deze bundel ontving de dichter de Herman de Coninck Publieksprijs. De vraag die nu rijst, is of Temmerman de kwaliteiten die diverse, lofzwaaiende kritieken hem eerder toedichtten, in zijn nieuwste bundel kan waarmaken. Voordat we hierop nader ingaan, een luttel woord over zijn grafdichterschap.
De in Brasschaat, vlak bij Antwerpen, geboren dichter (1975) behoort namelijk tot een select subgilde van dichters (De eenzame uitvaart) dat grafdichten schrijft en opdraagt aan hen die in ongekende troosteloosheid zijn heengegaan. Dat is een vorm van schoon altruïsme. Aan hun groeve worden zij door grafdichters als Max Temmerman voor een stonde genoemd, even verheven om daarna voorgoed te verdwijnen.
Vorm
De bundel telt 53 gedichten die zich qua uiterlijk kenmerken door strofen, regelwit, enjambementen en interpunctie. Hij blijkt een dichter te zijn die moderne poëzie bij voorkeur giet in een klassiek framework waarin rijm en metrum overigens niet de allerhoogste prioriteit hebben. Hoewel, er zijn enkele sonnetten opgenomen met heuse rijmschema’s (in dit fragment ABAB) en niet ontdaan van – in dit geval – assonerend binnenrijm, zoals in het fraaie ‘Huiswaarts’, p.11:
dat me met felle rukken de weg op jaagt.
Het nachtelijk zwart in, het natte zwart
dat tussen de straatlampen daagt.
Zijn woordgebruik is veelal verre van traditioneel, laat staan archaïsch. Zijn stijlfiguren en beeldspraak zijn niet zelden geconstrueerd uit een hedendaags, modern taallexicon, zoals op p.22, waarin na een opsomming van elektronische gemakken een niet alledaagse, asyndetische vergelijking volgt: ‘De afstandsbedieningen, laptops en printers, / de wasmachines en televisies / zijn stelsels van bescherming, / een doolhof van elektronica dat troost.’
Up-to-date is ook het woordgebruik op p.27: na het ambigue verbum verlaten (op) volgt een opsomming die vervolgens heel treffend de verandering in de tijd weergeeft: verliet de mens zich in vroeger tijden op abdijen als bakens op zijn weg naar elders, nu verlaat hij zich op zijn gps en is zijn aandacht primair gericht op flitsers. Ook de dieper liggende tegenstelling tussen flitser en abdij is fraai: momentaan versus eeuwigheid, jacht versus rust: ‘verlaten we / ons land, dan op een gps die aanwijst / waar de flitsers staan en waar de abdijen.’
En natuurlijk zijn er nog vele andere vormen van stijlfiguratie: woordspelingen in de vorm van een dubbele negatie op p.15: ‘Niets zal nog zijn zoals het nooit is geweest’ en personificatie en ambiguïteit op p.20: ‘De droogte (…) loopt vannacht op zijn laatste benen.’ En dan op p.38 de asyndetische beeldspraak in het gedicht ‘En een vader’: ‘Een begin is een melodie. / Een lief is een dier. / Een zon is een god.’
Een ander kenmerk van Temmermans poëzie is haar alom sluimerende polyinterpretabiliteit als gevolg van associatief en connotatief taalgebruik. In een aantal gedichten is het alsof de dichter meent de inhoud van zijn gedichten een clausuur te zijn. De lezer moet zich dan veel moeite getroosten binnen te dringen.
Thema
Thema van de bundel is de hunkering naar een geborgen plek onder de hemel. Veel gedichten refereren direct of indirect aan de zoektocht naar een veilige woonstee. Die zoektocht lijkt een queeste, een voortdurend speuren naar een vaste en beschutte schuilplaats als grot, holte, kamer of bed. Het is een universeel verlangen dat in de vluchtelingenstroom en grote volksverhuizingen voor velen een levensechte queeste is vol ontbering en gevaar. Immers, als zelfs “vogels hun nesten en vossen hun holen hebben”, komt dat dan de mens niet toe? Temmerman raakt hier een primair recht van het menselijk bestaan. In het gedicht ‘Eerste’, p.14 schrijft hij:
aan de eerste vlam, een inslag uit de hemel.
Een gat in de grond met een rots als dak
en iemand dacht: hier kan ik mijn ogen sluiten.
Het thema van de bundel wordt geschraagd door leidmotieven. Een opvallende daarvan is de tijd. Allereerst valt op het veelvuldig gebruik van tijd als statische grootheid. In veel verzen worden bij herhaling momenten of korte tijdseenheden als dag, nacht, maand of seizoen beschreven, zoals in: ‘Als het hoogzomer is en de uren blijven duren’ (p.18) en ‘Weet je nog – moeder – van de novemberkoude zondagen’ (p.37 ). Het zijn momenten waarop de tijd even lijkt stil te staan; herinneringen aan voorbije tijden waaraan de dichter zich vastklampt en waarin hij zich gekoesterd weet. De loci amoeni in het dichtwerk van Temmerman zijn veelal tuinen, bomen, straten, gaarden en huizen. Zelfs een gedicht is voor de dichter een plek om zacht in te wonen.
Nu is tijd in de meeste gevallen geen statische maar een dynamische of horizontale grootheid. Tijd verstrijkt, zij kent geen oponthoud en is oneindig. Tijd is bovendien onomkeerbaar en onberekenbaar. Tijd die de mens krijgt toebedeeld, is evenwel eindig. Ooit kon de mens zijn eigen tijd nemen en indelen zoals vissers, boeren, jagers, schippers en marskramers. De moderne mens wordt echter steeds meer door de tijd geregeerd. Zelfs zijn vrije tijd is aan tijd gebonden. Tijd is een geruisloze maar onverbiddelijke vijand van de mens. Temmerman lijkt zich daarvan bewust te zijn, zoals in het gedicht op p.12: ‘De uilen [onheil] die roepen naar elkaar, / ooit vliegen ze naar binnen, vroeg of laat / worden ook wij getroffen door gevaar // maar nu is het nacht. Nu raken wij aan. / Laat mij leven in je lijf.’
Een ander leidmotief is de hekeling van de trotse mens die zijn glorie zoekt in een onbedaarlijke drang naar rijkdom en zelfverheffing, waarvan de dichter op p.48 blijk geeft: ‘Rijk willen we worden. Nog rijker / dan we al zijn. We bewegen ons voort / in slow motion. Ons zelfvertrouwen is onuitputtelijk.’ Ook heeft Temmerman een scherp oog voor de schoonheid en rijkdom van al, wat zich aan hem openbaart als klein, nietig en alledaags: een granaatappel, wilgentak, vlinder, foto, lupine of noot.
Titel en Inhoud
De titel van bundel Huishoudkunde betekent zoiets als: het kosteloos verrichten van diensten in familieverband. Beter nog is de omschrijving gezins- of consumptiewetenschap. Wat hier feitelijk bedoeld wordt, is het vermogen om het eindige leven op de rails (een onmetelijke tijdlijn) in beweging te brengen met pleisterplaatsen als heul tegen eenzaamheid, vermoeidheid en kou. Titels van gedichten als ‘Huiswaarts’, ‘Aankomen’, ‘Huishoudkunde’, ‘Slaapkamer’ en ‘Zacht wonen’ anticiperen op een – voor het bestaan – onmisbaar onderkomen. Het is de rode draad die door de bundel loopt en die zich in allerlei vormen, wisselende beelden, hoedanigheden en uitzichten aan de lezer openbaart: soms heel nabij, concreet en herkenbaar; soms cryptisch en abstract.
Resumé
Temmerman is erin geslaagd in zijn nieuwste bundel een wereld te scheppen waarin de behoefte van de mens zich te kunnen terugtrekken in een veilige schuilplaats manifest wordt. De gulzigheid van de tijd, die jacht maakt op het leven en de moderne mens alsmaar op de hielen zit, hem als prooi opjaagt, is de tol die hij betaalt voor de duizelingwekkende voort(uit)gang.
Juist het hervinden van authentieke waarden en behoeften is wat in de aanhef bedoeld wordt met Annelies Verbekes formulering: ‘het waardige wachten (…) en dan: het stille schitteren en plotse stralen’ wat tegen de achtergrond van Temmermans nieuwste bundel geherformuleerd zou kunnen worden als: doorvoelen wat het is thuis te komen uit ballingschap; wat het is: terug te keren naar stille eenvoud en simpele woon. Dus ja, als dichter van een boodschap heeft Temmerman ontegenzeggelijk veel in zijn mars.
____
Max Temmerman (2018). Huishoudkunde. Uitgeverij: Vrijdag, 56 blz. € 9,99. ISBN 978 94 6001 664 6