Duisternis, humor en verbeeldingskracht
door Hans Puper
Het is koud waar ik niet ben is het debuut van Jelmer Esmyn van Lenteren. Het papieren debuut althans, want hij is allang een gevestigd internetdichter. Over zijn voorgeschiedenis kunt u lezen in het interview dat Alja Spaan met hem had in Meander.
De bundel heeft drie afdelingen: ‘Limbo’, ‘De Hel’ en ‘De Hemel’ en doet daarmee enigszins denken aan De goddelijke komedie. Maar hemels wordt het nooit en van een loutering is geen sprake, of het zou het om het laatste gedicht moeten gaan, waarin de dichter zijn geliefde bedankt: ‘Dit is het gedicht dat ik zonder jou nooit had geschreven.’ ‘Dankwoord’ is de titel. In een ander gedicht uit deze afdeling wordt een toekomstdroom beschreven. ‘Zullen we een toekomst bouwen? Hier?’ vraagt de dichter. Hij beschrijft een samenleven in de toekomst waarin kinderen niet zullen ontbreken: ‘Kinderen, niet voor de heb // om liefdevol over te praten. En nog wat dingen / die de mens behoeft om plotseling toch / heel het leven bij elkaar te blijven.’ Maar de titel van dit gedicht is ‘Vergeefs’. Meer dan mijmeren wordt het niet.
De dichter doet zich voor als een somber man die strijdt met het leven en de liefde. Niets is vanzelfsprekend, zijn psychische gesteldheid niet en ook zijn lichamelijke niet. Van Lenteren dreigt blind te worden, wat zinnen als de volgende een extra lading geeft: ‘Ik staar me blind op het onzichtbaar onvermijdelijke eind.’ Dat wil niet zeggen dat we het lyrisch ik met hem moeten vereenzelvigen, wat hij ook zelf in het interview benadrukt. Het gaat in de eerste plaats om poëzie en dat schept zowel eisen aan de vorm als de inhoud; levensfeiten zijn daaraan ondergeschikt.
De somberheid relativeert hij met de nodige humor, maar wel zo vaardig dat hij het donkere niet onderuit haalt. Soms doet hij enigszins denken aan Lévi Weemoedt: ‘Een foto waarop je als kleuter beteuterd laat zien: met deze hoepel / kan ik niet meer hoepelen. Hij is geknakt. Ik krijg hem maar niet rond.’
Het mooiste gedicht uit deze afdeling vind ik ‘De lineaal’, dat acht strofen en een slotregel telt. Het is een typering van een therapeutische groepssessie met zorgvuldig samengestelde deelnemers: ‘(…) Samenstelling / van de groep biedt garantie voor een dynamiek.’ Let op het onbepaalde lidwoord ‘een’. Als je dat weglaat, ga je klakkeloos uit van een positieve dynamiek. Met lidwoord moet je dat maar afwachten; het enige wat je weet is dat het dynamisch zal worden, wat ook heel negatief kan uitpakken.
Mooi is het gebruik van de witregel tussen de eerste twee strofen:
De cursus voor gevorderden begint. Wie dat weet, is aanwezig.
Wat ontbreekt: present. Weerstand buiten spel gezet, comfortzones
thuisgelaten. Naambordjes zijn overbodig; wie zichzelf kent
heeft een witregel dat te bewijzen. Vrij gegeven: informatie
kan vertrouwelijk blijven. Niet vergeten: één liniaal, ladders
om blokkades te beklimmen, graafmateriaal voor het te hoge.
De witregel is betekenisvol. De dichter laat er een mooie paradox mee zien: wie goed over zichzelf heeft nagedacht, heeft ervaren dat dat het niet mogelijk is jezelf te kennen. Een mooi uitgangspunt voor een sessie waarin het de bedoeling is daarna ‘uw weg te vinden buiten al uw hersencellen / en uw benen te trainen aan hun kracht te wennen.’ Sterke benen heb je ook nodig om snel te kunnen vluchten.
Niet alleen humor, ook verbeeldingskracht maakt zijn gedichten sterk. Een van de gedichten uit afdeling ‘De hel’ heet ‘Wat je achterlaat’. Liefdesleed wordt niet vaak zo beeldend en invoelbaar beschreven. Verlies laat een leegte achter is de uitdrukking en zie eens wat de dichter daarmee doet. Een vondst. Dit gedicht en het bovengenoemde vind ik de beste van de bundel. Ik citeer het in zijn geheel; citaten zouden het tekort doen.
Er is een lege plek, ter grootte van precies mijn lijf.
Elke dag opnieuw gaat deze lege plek op reis.
Ze staat tegen het eind van de middag uit mijn lichaam op
daalt de trap af en verlaat het huis. Op straat ziet niemand haar.
Ze heeft voldoende ruimte op haar weg naar het station.
Een druk perron verraadt dat zij de hoek is waar niemand staat.
Wanneer de trein vertrekt kan ze zich niet meer verschuilen.
Het is een lange rit. Ze zoekt en vindt een plaats. Ze zit.
Weliswaar onzichtbaar en slechts een enkeling die erop let:
de stoel waarop ze plaatsnam, blijft volledig onbezet.
Totdat ze uitstapt en haar reis vervolgt.
Om uren later pas de nacht door te kunnen brengen
in jouw bed. Ze krult zich om je heen en houdt je stevig vast.
Ze zorgt dat je nooit alleen bent.
Je merkt er weinig van, maar ze is er echt.
Zoveel leegte naast je dat een ander mens niet past.
’s Ochtends moet ze haasten, is ze vroeg weer weg.
Ze neemt de route van de dag ervoor, ditmaal andersom.
Ze stormt mijn kamer binnen, ziet mijn lichaam zitten.
Wachtend. Het deel van mij dat altijd blijft.
Ze laat zichzelf weer in me achter
en verdwijnt.
En verdwijnt opnieuw – zo kun je de laatste regel ook lezen. In dit gedicht wordt eenzaamheid uitgedrukt in tijd en ruimte, het onafgebroken heen en weer reizen, waardoor het lyrisch die leegte voortdurend voelt. Mooi is ook hoe die leegte wordt verbeeld als een zichtbaar ontbreken: de hoek waar niemand staat, de lege zitplaats. En die leegte zorgt er ook nog eens voor dat zijn geliefde nooit alleen is. Wanhopiger kan het niet.
Als humor en verbeeldingskracht ontbreken vind ik de gedichten in poëticaal opzicht minder interessant. Neem het gedicht over de rechtszaak over Mitch Henriquez, de Arubaan die zijn overmeestering door agenten niet overleefde. Van Lenterens woede deel ik, maar een gedicht als dit lees ik maar een keer. Regels als de volgende vind ik niet slecht – slechte gedichten komen in deze bundel niet voor -, maar veel minder goed dan die in bovenstaande gedichten: ‘Sterk theater, veel gebakken lucht, weinig raak: / Du Pon wist gebeurtenis, gevolgen en meer / zeker drie keer te benoemen. Het falen?’
Ook als hij zijn taalspel te ver doorvoert verlies ik mijn aandacht. ‘Kamer zonder bed’ begint zo: ‘Nooit ervoer ik hier meer als deze plek dan elders. // Er was een mens, geld, veiligheid en dan: beloftes / vragen en niet te versmaden veel van alles niets.’ De betekenis verdwijnt hier achter gepuzzel. De rest van het gedicht is overigens weer als vanouds.
Al met al vind ik dit een bundel om niet te vergeten, een mooi debuut van een ervaren dichter.
____
Jelmer Esmyn van Lenteren (2018). Het is koud waar ik niet ben. Proces [] Verbaal, 55 blz. € 11,95. ISBN 9789082030068